ECLI:NL:RBZWB:2025:3296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
C/02/433907 / JE RK 25-622
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Baggel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van jeugdbescherming met instabiliteit van de vader als voornaamste zorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 30 mei 2025, maar de kinderrechter heeft besloten deze nu met drie maanden te verlengen tot 30 augustus 2025. De reden voor deze verlenging is de instabiele situatie van de vader, die persoonlijke problematiek en een onbetrouwbare omgang met de kinderen vertoont. De moeder heeft recentelijk alleen het gezag over de kinderen verkregen, wat de ontwikkeling van de kinderen ten goede komt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen zich goed ontwikkelen bij de moeder en dat de vader niet in staat is om een stabiele en veilige omgeving te bieden. De kinderrechter heeft ook de zorgen van de moeder over de omgang met de vader in overweging genomen, vooral gezien de bedreigingen die de vader aan de moeder heeft geuit. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd om ervoor te zorgen dat de kinderen de nodige bescherming en ondersteuning blijven ontvangen, terwijl de GI (gecertificeerde instelling) de situatie van de vader blijft monitoren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433907 / JE RK 25-622
Datum uitspraak: 23 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. M. Czarnota te Oosterhout,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. T. van Riel te Breda.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 april 2025;
  • het op 6 mei 2025 ontvangen adviesverslag van [hulpverlening] van de GI.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 9 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat en een tolk in de Poolse taal;
  • de advocaat van de vader;
- twee vertegenwoordiger van de GI.
Hoewel de vader correct is opgeroepen, is hij niet op de zitting verschenen.
1.3.
Vanwege de nauwe samenhang is het verzoek gezamenlijk behandeld met het verzoek van de vrouw tot wijziging van het gezag over de minderjarigen (zaaknummer: C/02/431569 / FA RK 25/604). In dat kader is een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest tijdens de zitting. Op dat verzoek is bij separate beschikking beslist.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 19 juni 2024, hersteld bij beschikking van 2 juli 2024, is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd met ingang van 30 juni 2024 tot 30 mei 2025.
2.3.
De minderjarigen wonen bij de moeder.
2.4.
De moeder heeft de Poolse nationaliteit. De man en de minderjarigen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter onderbouwing van haar verzoek aangegeven dat de ondertoezichtstelling is gericht op de omgang tussen de vader en de kinderen en de verhouding tussen de vader en de moeder, vanwege de persoonlijke problematiek van de vader. De GI ziet dat de vader individuele keuzes maakt en daarmee niet handelt in het belang van de kinderen. De vader heeft in 2024 een periode op het kantoor van de GI onbegeleide omgang met de kinderen gehad. Hij verbleef eerst bij de SMO en daar werden urinecontroles voor de omgang gedaan. Sinds einde 2024 verblijft hij niet meer bij de SMO en krijgt hij geen hulp meer van de GGZ. De omgangen zijn toen weer begeleid geworden. De vader houdt zich niet aan de afspraken. Hij komt te laat op de omgangsmomenten en is enkele keren positief op middelengebruik getest. In januari 2025 was de vader ineens naar IJsland vertrokken en is hij een periode onbereikbaar geweest. De vader zoekt vervolgens geen contact met de GI over de omgangsafspraken. De GI moet dan contact met de vader zoeken. [hulpverlening] begeleidt de omgang tussen de vader en de kinderen maar de vader is erg onvoorspelbaar in zijn gedrag. Dit is niet in het belang van de kinderen. Het voorstel van [hulpverlening] is om de omgang via videobellen te gaan laten plaatsvinden. De vader zou hiermee akkoord zijn. De GI heeft de moeder geadviseerd om een verzoek tot wijziging van het gezag in te dienen. De GI heeft geen zorgen over de opvoeding en verzorging van de kinderen door de moeder. Als het verzoek tot eenhoofdig gezag van de moeder wordt toegewezen wil de GI zich richten op de vraag welke omgangsregeling de vader op dit moment wel kan nakomen en dit vastleggen. Daarna wil de GI de zaak overdragen aan de gemeente. Een korte verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van drie maanden zou dan voldoende zijn.
4.2.
De moeder is het eens met het verzoek van de GI en, als het verzoek tot wijziging van het gezag wordt toegewezen, om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot drie of vier maanden. De vader heeft zijn leven niet op orde. Hij is verslaafd. Hij verbleef eerst bij de SMO, maar zou nu op een boot wonen. De vader heeft eenmaal per drie weken begeleide omgang met de kinderen, maar hij zegt regelmatig af, komt te laat of is onder invloed. De vader laat daarin, ook onder de ondertoezichtstelling, geen vooruitgang zien. [hulpverlening] , die de omgang begeleidt, heeft aangegeven dat de vader eerst aan zijn eigen stabiliteit moet werken en zich bewust moet worden van de impact van zijn gedrag op de kinderen. [hulpverlening] heeft geadviseerd om de fysieke omgangen te vervangen voor digitale ontmoetingen en dat de omgang niet uitgebreid kan worden zolang de persoonlijke situatie van de vader niet stabiel is. De moeder staat niet achter omgang via videobellen, omdat de vader dan zal trachten daardoor controle uit te oefenen op de moeder en inzage te krijgen in haar woonruimte. De samenwerking met de vader is ontzettend moeizaam. Hij is niet goed bereikbaar en stelt zich niet meewerkend op. Daarnaast brengt het contact met de vader voor de moeder een onveilige situatie met zich mee. Er was tijdens de relatie al sprake van huiselijk geweld. Na de verbreking van de relatie heeft de vader de moeder meerdere keren lastig gevallen. De vader bedreigt de moeder nog steeds. Recent heeft hij ook de partner van de moeder bedreigd. De moeder heeft wel de zorg dat als de ondertoezichtstelling eindigt, de zorg voor het contact tussen de vader en de kinderen bij haar komt te liggen. Ze vindt het daarom belangrijk dat er een goede overdracht vanuit de GI aan de gemeente plaatsvindt.
4.3.
De advocaat van de vader heeft aangegeven dat hij een dag voor de zitting door de vader is benaderd om hem in deze procedure bij te staan. Hij heeft de vader in eerdere procedures ook bijgestaan. Ten aanzien van het verzoek van de GI heeft de advocaat aangegeven dat hij niet op de hoogte is van het standpunt van de vader hierover.

5.De beoordeling

Bevoegdheid van de kinderrechter en het toepasselijk recht
5.1.
De moeder heeft de Poolse nationaliteit. De rechtbank dient daarom te beoordelen of zij internationaal bevoegd is kennis te nemen van het verzoek en welke recht van toepassing is op het verzoek. De Nederlandse rechter is internationaal bevoegd om kennis te nemen van het verzoek, omdat de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is (artikel 7, eerste lid, Brussel II ter). Omdat de Nederlandse rechter bevoegd is, is het Nederlandse recht van toepassing (artikel 15, eerste lid, Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996).
Ten aanzien van de bijstand van de man
5.2.
De rechtbank heeft ter zitting stilgestaan bij de bijstand van de vader door zijn advocaat. Gebleken is dat de vader zijn advocaat een dag voor de zitting heeft benaderd om hem bij te staan. De vader had, aldus de advocaat, aangegeven ook zelf bij de zitting aanwezig te zullen zijn, maar is, zonder hem daarover te berichten, toch niet verschenen. Verder heeft de advocaat aangegeven niet over de processtukken te beschikken.
De advocaat heeft echter niet om aanhouding van de zitting en evenmin om een afschrift van de stukken of om een schorsing voor een leespauze verzocht. De zaak is vervolgens mondeling behandeld.
Wettelijke kader
5.3.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Beoordeling door de kinderrechter
5.4.
De kinderrechter overweegt als volgt. De kinderen worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. Zij hebben geen stabiele contactregeling met hun vader en zij kunnen er onvoldoende op vertrouwen dat de vader (op tijd) bij de omgang verschijnt en dan niet onder invloed is. Bij de vader staat zijn persoonlijke problematiek en instabiele woon- en leefsituatie op de voorgrond. Hij is daardoor onvoldoende in staat het belang van de kinderen voorop te stellen in zijn handelen en beslissingen. De samenwerking tussen de vader en de moeder is erg moeizaam. De vader is niet goed bereikbaar en hij stelt zich niet meewerkend op. Daarnaast brengt hij de moeder in een onveilige situatie door bedreigingen te uiten. Dit is van invloed op de moeder die de zorg over de kinderen draagt. Het gedrag van de vader is van negatieve invloed op de kinderen en hun ontwikkeling. Ondanks de inzet van de GI en de hulpverlening is de situatie nog niet verbeterd, omdat de vader onvoldoende hieraan meewerkt.
5.5.
De rechtbank heeft bij beschikking van 23 mei 2025 (in de zaak met kenmerk: C/02/431569 / FA RK 25/604) bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan aan de moeder alleen toekomt, omdat de voortzetting van het gezamenlijke gezag tussen de moeder en de vader niet in het belang van de kinderen wordt geacht.
5.6.
Aangezien de kinderen zich bij de moeder goed ontwikkelen en het gezamenlijk gezag van de moeder en de vader bij beschikking van 23 mei 2025 is gewijzigd, ziet de kinderrechter redenen om de ondertoezichtstelling in duur te beperken. De GI heeft aangegeven dat de komende tijd zal worden gekeken welke vorm en frequentie van omgang tussen de vader en de kinderen haalbaar is voor de vader. [hulpverlening] heeft hierin omgang via videobellen geadviseerd. De moeder vreest dat de vader dan daarmee controle zal willen uitoefenen op haar. Hier zal dus nog nader naar gekeken moeten worden. Het is daarnaast in het belang van de kinderen dat er nog een goede overdracht plaatsvindt vanuit de GI aan de gemeente, zodat de gemeente op de hoogte is van de situatie rondom de vader en de moeder verdere ondersteuning vanuit de gemeente kan krijgen ten aanzien van het contact tussen de kinderen en de vader.
5.7.
De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voor de duur van drie maanden en wijst het verdere verzoek af.
5.8.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 30 mei 2025 tot 30 augustus 2025;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Baggel, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2025, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.