ECLI:NL:RBZWB:2025:3300

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
02-267532-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol en drugs

Op 10 oktober 2023 vond er een verkeersongeval plaats op de President Rooseveltlaan in Vlissingen, waarbij de verdachte, als bestuurder van een personenauto, een voetganger aanreed. De voetganger, die op dat moment de oversteekplaats overstak, liep zwaar lichamelijk letsel op, waaronder meerdere wervelbreuken, een gebroken bekken, een gebroken kuitbeen, een hersenschudding en meerdere ribbreuken. De verdachte was onder invloed van alcohol en THC, met een bloedalcoholgehalte van 1,47 milligram per milliliter en 2,5 microgram THC per liter bloed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het veroorzaken van het ongeval door zeer onvoorzichtig en onoplettend te handelen, en dat hij niet voldoende rekening had gehouden met de aanwezigheid van de voetganger. De verdediging betwistte de schuld van de verdachte, maar de rechtbank oordeelde dat er sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een taakstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslavingsproblematiek, maar benadrukte ook de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-267532-23
vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. H. Mink , advocaat te Oost-Souburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
feit 1: het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel subsidiair het veroorzaken van gevaar en hinder op de weg;
feit 2: het rijden onder invloed van alcohol en drugs.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Ook acht hij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tweede ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair tenlastegelegde onder feit 1, omdat er geen sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW). Daarnaast is er geen sprake van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, althans op basis van de GGD-verklaring kan dit onvoldoende worden vastgesteld. De verdediging meent dat, hoewel de gevolgen te betreuren zijn, er slechts sprake is van een enkele verkeersfout. De verdediging is van mening dat feit 2 kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Feitenvaststelling
Op 10 oktober 2023 om 16.21 uur heeft op de President Rooseveltlaan in Vlissingen een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een personenauto en een voetganger betrokken waren. Verdachte was de bestuurder van deze personenauto en heeft [slachtoffer] , terwijl zij de voetgangersoversteekplaats overstak, aangereden. Uit het dossier is gebleken dat er buiten om de gedragingen van de bestuurder geen omstandigheden zijn geweest die van invloed waren op het ontstaan en de toedracht van het verkeersongeval. Het was klaarlichte dag, het zicht op de verkeersborden werd niet gehinderd, de verkeerstekens op het wegdek waren zichtbaar, er waren geen defecten aan de auto en er zijn geen aanwijzingen voor enige schuld van het slachtoffer. Verdachte reed kort voor de aanrijding tussen de 46 en 48 kilometer per uur en ongeveer één meter voor de voetgangersoversteekplaats is het remspoor aangetroffen. Verdachte is na het ongeval onderworpen aan een bloedonderzoek waaruit is gebleken dat hij onder invloed was van alcohol en THC. Uit dit onderzoek bleek dat er 1,47 milligram alcohol per milliliter bloed en 2,5 microgram THC per liter bloed bij verdachte aanwezig was.
Artikel 6 WVW
Verdachte wordt primair verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 6 WVW. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van dit artikel is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Het rijgedrag van verdachte moet worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen door verdachte. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De rechtbank stelt, gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden, vast dat het door verdachte vertoonde gedrag substantieel afwijkt van het gedrag dat van verkeersdeelnemers in het algemeen wordt vereist en mag worden verwacht en dat niet slechts sprake is van één verkeersovertreding. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen. Verdachte is onder invloed van een combinatie van te veel alcohol en THC gaan rijden. Het is een feit van algemene bekendheid dat in ieder geval het gebruik van alcohol en/of drugs de rijvaardigheid en het reactievermogen van een verkeersdeelnemer negatief beïnvloedt. Daarnaast had verdachte, gelet op de voetgangersoversteekplaats, zijn snelheid moeten aanpassen en alert moeten zijn op voetgangers. Temeer omdat verdachte goed bekend is met de President Rooseveltlaan in Vlissingen. Verdachte heeft de voetganger geheel over het hoofd gezien, terwijl zij voor verdachte al geruime tijd zichtbaar had moeten zijn gelet op de (overzichtelijke) verkeerssituatie en omdat zij al op de voetgangersoversteekplaats liep. Verdachte heeft zijn aandacht onvoldoende op de weg gehad waardoor hij niet tijdig heeft kunnen reageren op de overstekende voetganger en geen voorrang aan haar heeft verleend.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW. Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
Zwaar lichamelijk letsel
De verdediging heeft bepleit dat het letsel van het slachtoffer niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank stelt voorop dat, buiten de gevallen genoemd in artikel 82 Sr, lichamelijk letsel als zwaar kan worden beschouwd wanneer dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Uit de letselbeschrijving volgt dat het slachtoffer door het verkeersongeval meerdere wervelbreuken, een gebroken bekken, een gebroken kuitbeen, een hersenschudding en meerdere ribbreuken heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft enige tijd in het ziekenhuis verbleven en haar herstel was langzaam. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, die namens het slachtoffer ter zitting is voorgedragen, blijkt dat zij lang last heeft gehad van het toegebrachte letsel en zij ondervindt daarvan tot op de dag van vandaag nog steeds hinder. De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte toegebrachte letsel gelet op de aard, de ernst, de hoeveelheid fracturen en de gevolgen daarvan naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit, overtreding van artikel 6 WVW, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl degene die schuldig is aan dit feit, verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet, wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 10 oktober 2023 te Vlissingen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de President Rooseveltlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
- terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was en terwijl verdachte verkeerde onder invloed van alcohol en cannabis
- bij het naderen van een in die weg gelegen voetgangersoversteekplaats
(aangegeven middels bord L2 van bijlage 1 van het RVV1990) zich onvoldoende te
vergewissen of die oversteekplaats vrij was van verkeersdeelnemers en
- de snelheid van de door hem bestuurde personenauto onvoldoende aan te passen
aan de omstandigheden en niet zodanig te regelen dat hij in staat was om de door
hem bestuurde personenauto binnen de afstand waarover de weg vrij was tot
stilstand te brengen en
- niet tijdig op te merken dat een voetganger ( [slachtoffer] ) doende was via die
oversteekplaats genoemde weg over te steken en
- die voetganger geen voorrang te verlenen en (vervolgens) tegen die voetganger is
gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
meerdere breuken (wervels, bekken, kuitbeen, ribben) en een hersenschudding werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2
op 10 oktober 2023 te Vlissingen een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd
na gebruik van in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stoffen als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis en alcohol, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het gehalte in zijn bloed bij iedere aangewezen stof en alcohol 2,5 microgram cannabis/THC per liter bloed bedroeg en 1,47 milligram ethanol/alcohol per milliliter bloed bedroeg.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Daarnaast vordert hij de oplegging van 240 uren taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 3 jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs is ingevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht slechts een taakstraf en een rijontzegging op te leggen voor de duur dat het rijbewijs al is ingenomen, mede gelet op het standpunt dat het primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen. Ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn reeds gestarte behandeling bij [kliniek] te Rotterdam, zijn een contra-indicatie voor een gevangenisstraf. Het belang van het voortzetten van deze positieve ontwikkelingen, waarbij verdachte ook bereid is alle geadviseerde voorwaarden door de reclassering op te volgen, moet prevaleren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt waarbij een 73-jarige voetganger, een verkeersdeelnemer van een kwetsbare leeftijd, zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte was onder invloed van alcohol en drugs, maar is toch gaan rijden. Niet alleen zijn de risico’s en gevolgen van rijden onder invloed algemeen bekend, maar de rechtbank wijst er bovendien op dat verslaafden vaak denken dat de alcohol geen of een verminderde invloed hebben op hun functioneren maar dat – wat daar ook van zij – dit niet het geval is tijdens het besturen van een motorrijtuig.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, zoals ter zitting voorgedragen door een van de dochters van het slachtoffer, blijkt dat het slachtoffer voorafgaand aan het ongeval een actieve, zelfstandige en ondernemende vrouw was die nog volop in het leven stond en van het leven genoot. Dit alles is sinds het ongeval radicaal veranderd. Haar revalidatietraject is tot op heden nog niet afgerond en volledig herstel is niet mogelijk. Het leed dat haar door het ongeval is aangedaan en de gevolgen hiervan zijn door haar dochter ter zitting indringend naar voren gebracht.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is geweest, maar niet voor verkeersfeiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van GGZ Emergis van 6 mei 2025. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van (langdurige) middelenproblematiek, en dat verdachte kampt met een alcoholverslaving. Verdachte heeft een vrijwillige klinische opname bij [kliniek] ondergaan en neemt momenteel deel aan het ambulante behandeltraject. De reclassering ziet geen problemen op de praktische leefgebieden, maar gelet op de prille fase van de abstinentie en behandeling van verdachte achten zij toezicht noodzakelijk. Ook omdat een eerdere opname niet heeft geleid tot abstinentie en verdachte tot aan zijn klinische behandeling in maart 2025 bleef autorijden terwijl hij dagelijks dronk.
De rechtbank houdt er rekening mee dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop.
Voor dergelijke feiten wordt gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank is echter van oordeel dat een dergelijke straf niet passend is, gelet op de positieve ontwikkeling van verdachte die de rechtbank niet wil doorkruisen. Deze ontwikkeling is echter pril en bovendien heeft verdachte tot aan zijn behandeling onder invloed van (in ieder geval) alcohol in zijn auto gereden. Niet alleen rekent de rechtbank hem dit aan, de rechtbank is hierdoor van oordeel dat begeleiding door de reclassering is aangewezen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden als stok achter de deur noodzakelijk is. De rechtbank beoogt daarmee verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en daarnaast het opleggen van bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht mogelijk te maken. De proeftijd zal, conform de eis van de officier van justitie, opgelegd worden voor de duur van drie jaar. Een verslaving is doorgaans hardnekkig en uit het voorgaande blijkt dat dit bij verdachte ook het geval is. Een langere proeftijd is dan ook noodzakelijk en het is aan verdachte om te laten zien dat hij de positieve ontwikkeling kan voorzetten en vasthouden.
Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank verdachte ook een taakstraf opleggen van de maximale duur.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van twee jaar passend en geboden is. Met deze ontzegging wordt beoogd verdachte ervan te doordringen voortaan in het verkeer de vereiste voorzichtigheid en oplettendheid te betrachten. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat een onvoorwaardelijke ontzegging grote gevolgen voor verdachte zal hebben omdat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor de uitoefening van zijn werkzaamheden, kan niet worden volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid of een ontzegging gelijk aan de reeds ingevorderde periode gelet op de bewezenverklaarde feiten. Bovendien heeft de rechtbank grote zorgen met betrekking tot de rijvaardigheid van verdachte, omdat hij kampt met een hardnekkige verslaving. Verdachte is pas recent, anderhalf jaar na het ongeval, aan de slag gegaan met zijn verslaving en de rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte weinig heeft geleerd van het ongeval, temeer omdat hij ook na het ongeval onder invloed van alcohol heeft gereden. Het algemene belang van de verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het door de verdediging genoemde persoonlijke belang van verdachte.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
eendaadse samenloop van
feit 1:overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van deze wet; en
feit 2:overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Emergis
Verslavingsreclassering op het adres Vrijlandstraat 33, 4337 EA te Middelburg meldt;
* dat verdachte zich laat behandelen door [kliniek] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor detoxificatie en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zalbetrokkene zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
-
voorwaarden daarbijzijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf, naar rato van 2 uur per dag;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 2 (twee) jaren;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B. Polak, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.A. Lequin, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 mei 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 10 oktober 2023 te Vlissingen als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de President
Rooseveltlaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was en/of
terwijl verdachte verkeerde onder invloed van alcohol en/of cannabis -
- bij het naderen van een in die weg gelegen voetgangersoversteekplaats
(aangegeven middels bord L2 van bijlage 1 van het RVV1990) zich onvoldoende te
vergewissen of die oversteekplaats vrij was van verkeersdeelnemers en/of
- de snelheid van de door hem bestuurde personenauto onvoldoende aan te passen
aan de omstandigheden en niet zodanig te regelen dat hij in staat was om de door
hem bestuurde personenauto binnen de afstand waarover de weg vrij was tot
stilstand te brengen en/of
- niet (tijdig) op te merken dat een voetganger ( [slachtoffer] ) doende was via die
oversteekplaats genoemde weg over te steken en/of
- die voetganger geen voorrang te verlenen en (vervolgens) tegen die voetganger is
gebotst,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten
meerdere breuken (wervels, bekken, kuitbeen, ribben) en een hersenschudding of
zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste,
tweede, derde, vierde of vijfde lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het
feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde,
zevende of negende lid van genoemde wet;
( art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994, art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 oktober 2023 te Vlissingen als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, President Rooseveltlaan,
- terwijl verdachte ter plaatse zeer bekend was en/of
terwijl verdachte verkeerde onder invloed van alcohol en/of cannabis -
- bij het naderen van een in die weg gelegen voetgangersoversteekplaats
(aangegeven middels bord L2 van bijlage 1 van het RVV1990) zich onvoldoende
heeft vergewist of die oversteekplaats vrij was van verkeersdeelnemers en/of
- de snelheid van de door hem bestuurde personenauto onvoldoende heeft
aangepast aan de omstandigheden en niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat
was om de door hem bestuurde personenauto binnen de afstand waarover de weg
vrij was tot stilstand te brengen en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een voetganger ( [slachtoffer] ) doende was via die
oversteekplaats genoemde weg over te steken en/of
- die voetganger geen voorrang heeft verleend,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )
2
hij op of omstreeks 10 oktober 2023 te Vlissingen
een voertuig, te weten een personenauto, heeft bestuurd of als bestuurder heeft
doen besturen, na gebruik van een in artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en
geneesmiddelen in het verkeer aangewezen stof(fen) als bedoeld in artikel 8, eerste
lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis en/of alcohol,
terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de genoemde Wet, het
gehalte in zijn bloed (of adem) bij iedere aangewezen stof en/of alcohol
2,5 microgram cannabis/THC per liter bloed bedroeg en 1,47 milligram
ethanol/alcohol per milliliter bloed bedroeg,
in elk geval (telkens) een hoger gehalte dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit,
bij die aangewezen stof en/of alcohol afzonderlijk vermelde grenswaarde;
( art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994 )