ECLI:NL:RBZWB:2025:3302

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
02/224469-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake heropening van onderzoek in strafzaak tegen verdachte wegens witwassen en wapenbezit

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenvonnis uitgesproken in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1994, die wordt verdacht van het voorhanden hebben van vuurwapens, het aanwezig hebben van cocaïne en heroïne, en witwassen. De zaak is inhoudelijk behandeld op 15 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging is gewijzigd en de rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vordering.

De rechtbank heeft geconstateerd dat er onvolledigheid is in het onderzoek ter terechtzitting, met name met betrekking tot stukken die door de verdediging zijn overgelegd. De officier van justitie heeft aangegeven dat zij niet in de gelegenheid is gesteld om deze stukken voorafgaand aan de zitting te onderzoeken. De rechtbank heeft besloten om het onderzoek te heropenen en te schorsen voor onbepaalde tijd, zodat de officier van justitie de gelegenheid krijgt om onderzoek te doen naar de herkomst van het aangetroffen geldbedrag dat in het tv-meubel van de verdachte is gevonden. De rechtbank heeft de officier van justitie verzocht om de resultaten van dit onderzoek zo spoedig mogelijk aan de raadsman, de voorzitter en de griffier toe te zenden.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat het aan het openbaar ministerie is om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld. De rechtbank zal toezien op een spoedige hervatting van de behandeling van de zaak na het afronden van het onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/224469-24
tussenvonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 mei 2025, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. drie vuurwapens voorhanden heeft gehad;
2. cocaïne en heroïne aanwezig heeft gehad;
3. zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
Er is geen reden tot schorsing van de vervolging.

4.De onvolledigheid van het onderzoek ter terechtzitting

Ter onderbouwing van het standpunt en de afgegeven verklaring van verdachte met betrekking tot feit 3 heeft de verdediging ter zitting van 15 mei 2025 stukken overgelegd aan de rechtbank met het verzoek deze stukken aan het proces-verbaal van de zitting te hechten.
De officier van justitie heeft ten aanzien van deze stukken meegedeeld dat zij, nu deze stukken pas ter zitting van 15 mei 2025 door de verdediging zijn overgelegd en zij dus voorafgaand aan de zitting door de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld om onderzoek te doen naar deze stukken, daarop in dit stadium van het onderzoek ter terechtzitting geen acht meer kan slaan. Zij verzet zich niet tegen het hechten van de stukken aan het proces-verbaal van de zitting.
De voorzitter heeft ter zitting namens de rechtbank als beslissing meegedeeld dat de overgelegde stukken aan het proces-verbaal van de zitting worden gehecht en daarmee deel uitmaken van het dossier.
Verdachte wordt in feit 3 verweten een geldbedrag te hebben witgewassen. Het geldbedrag dient ‘uit enig misdrijf afkomstig’ te zijn om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen. Er is sprake van een voorwerp afkomstig uit enig misdrijf, in het geval het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank is van oordeel dat geen rechtstreeks verband is te leggen tussen het aangetroffen geld en een specifiek gronddelict. Wel is, gelet op hetgeen over de financiële positie van verdachte bekend is en de aangetroffen verdovende middelen, sprake van een vermoeden van witwassen. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het toetsingskader dat in het zogenaamde zes-stappenarrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2013 is opgenomen en in voorkomende gevallen wordt gehanteerd (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481).
Als er op basis van de feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld of de goederen waarop de verdenking betrekking heeft. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de geldbedragen en de goederen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Zoals hiervoor vastgesteld, is sprake van een vermoeden van witwassen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte – die hij aan de hand van de overgelegde stukken heeft onderbouwd – voor de herkomst van het in het
tv-meubel in zijn woning aangetroffen geld concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Het is dan ook aan het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld. Nu de officier van justitie hiertoe niet in de gelegenheid is geweest, is de rechtbank van oordeel dat zij zich onvoldoende voorgelicht acht om te beoordelen of al dan niet sprake is van witwassen. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de officier van justitie nader kennis te laten nemen van de door de verdediging overgelegde stukken en onderzoek te laten doen naar de door verdachte gestelde herkomst van het geldbedrag dat is aangetroffen in het
tv-meubel. De rechtbank zal hiertoe het onderzoek heropenen en schorsen tot een nadere zitting.
De rechtbank zal het onderzoek schorsen voor onbepaalde tijd.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie het onderzoek zo spoedig mogelijk te laten uitvoeren en de resultaten aan de raadsman, de voorzitter en de griffier toe te zenden.
De rechtbank zal er vervolgens op toezien dat de behandeling van de zaak ter zitting zo spoedig mogelijk na het afronden van het onderzoek zal worden hervat.

5.De beslissing

De rechtbank:
- heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd. Zij beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting op een nader door de verkeerstoren te regisseren en vast te stellen datum zal worden hervat;
- beveelt de oproeping van verdachte en zijn raadsman tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter zitting zal worden hervat.
Dit tussenvonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en
mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 mei 2025.

6.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2024 te Vlissingen
een vuurwapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en
munitie, te weten een Glock, Model 26, 9x19 mm en/of een CZ, 9x19 mm
en/of een Baikal, IJ-50, 9 mm Makarov,
zijnde vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
2.
hij in of omstreeks de periode van 9 juli 2024 tot en met 11 juli 2024 te
Vlissingen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende
heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1
Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 11 juli 2024, te Vlissingen
(van) een hoeveelheid geld, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of
de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat
/die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en)
voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft
omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1
ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )