ECLI:NL:RBZWB:2025:3304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
02/224560-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen poging doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 28 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 15 mei 2025, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman, mr. J. van Weers, wel. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, vorderde vrijspraak voor de verdachte. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld, die onder andere inhield dat de verdachte samen met anderen had geprobeerd een onbekend gebleven persoon van het leven te beroven en een vuurwapen voorhanden had gehad. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de ten laste gelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en gelastte de teruggave van een in beslag genomen personenauto aan de verdachte, aangezien deze niet vatbaar was voor verbeurdverklaring. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/224560-24
vonnis van de meervoudige kamer van 28 mei 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. J. van Weers, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 mei 2025. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie
mr. I.M. Peters en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. samen met een ander of anderen heeft geprobeerd een onbekend gebleven persoon opzettelijk, al dan niet met voorbedachte raad, van het leven te beroven;
2. een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
3. samen met een ander of anderen heeft geprobeerd de bewoner(s) van de woning aan [adres] opzettelijk van het leven te beroven.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte van de aan hem ten laste gelegde feiten vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de aan verdachte ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs en verzoekt hem vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1, 2 en 3
De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de aan verdachte onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, nu er geen bewijs is dat verdachte de ten laste gelegde handelingen zelf heeft gepleegd en ook niet is komen vast te staan dat de betrokkenheid van verdachte bij die handelingen zodanig is geweest dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en daarmee van medeplegen. Ook bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen van het voorhanden hebben van een vuurwapen, zoals ten laste gelegd onder feit 2. De rechtbank zal verdachte dan ook van de ten laste gelegde feiten vrijspreken.

5.De overwegingen omtrent het beslag.

5.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen personenauto aan verdachte, aangezien deze personenauto niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 1.00 stuks Personenauto [kenteken] (Omschrijving: PL2000-2024173068-G1245387, Zwart, merk: Toyota, chassisnr: [nummer] , bouwjaar 2009).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 mei 2025.

7.Bijlage I

De tenlastelegging
1.
hij op of omstreeks 9 juli 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
een onbekend gebleven persoon
opzettelijk en
met voorbedachten rade, in elk geval opzettelijk,
van het leven te beroven
meermalen met een vuurwapen op/in de richting van die persoon heeft
geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 9 juli 2024 te [plaats]
een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie,
een Glock, model 26, 9x19 mm,
zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3.
hij op of omstreeks 9 juli 2024 te [plaats]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
de bewoner(s) van de woning gelegen aan [adres]
opzettelijk
van het leven te beroven,
met een vuurwapen in de richting van/op de ruit van de woonkamer van
voornoemde woning te schieten terwijl een bewoner in die woning
aanwezig was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art
47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )