ECLI:NL:RBZWB:2025:3329

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 mei 2025
Publicatiedatum
28 mei 2025
Zaaknummer
11374992 CV EXPL 243920 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde premie zorgverzekeringsovereenkomst en reconventionele vordering tot schadevergoeding

In deze zaak vordert de naamloze vennootschap ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V., handelend onder de naam 'IK KIES ZELF', betaling van een onbetaalde premie van € 564,71 van gedaagde [persoon], die een zorgverzekering had afgesloten. De premie van oktober 2023 is niet betaald, wat heeft geleid tot een vordering van ASR. Gedaagde betwist de betalingsverplichting en stelt dat zij geen overeenkomst heeft met ASR, maar met het merk Ditzo, en beroept zich op vernietiging van de overeenkomst en opzegging van de verzekering. De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk een zorgverzekeringsovereenkomst bestaat tussen partijen en dat de vordering van ASR toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de vordering van ASR toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt [persoon] in de proceskosten.

In reconventie vordert [persoon] schadevergoeding van GGN wegens onrechtmatig handelen, maar deze vordering wordt afgewezen omdat GGN geen partij is in deze procedure. De kantonrechter verklaart [persoon] niet-ontvankelijk in haar vordering en wijst ook de gevorderde verklaring voor recht af. De proceskosten in reconventie worden eveneens aan [persoon] opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 11374992 \ CV EXPL 24-3920
Vonnis van 14 mei 2025
in de zaak van
de naamloze vennootschap ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V. H.O.D.N. IK KIES ZELF VAN A.S.R.,
statutair gevestigd te Amersfoort,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: ASR,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[persoon],
wonende te [plaats],
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [persoon],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 oktober 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties, tevens conclusie van eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie met producties, tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie met productie, tevens conclusie van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[persoon] had in 2023 onder de naam Ditzo een basis zorgverzekering en aanvullende verzekering. Haar gezin was mee verzekerd.
2.2.
De premie van de zorgverzekering van de maand oktober 2023 – die per automatische incasso is geïncasseerd – is gestorneerd en daarmee feitelijk niet betaald.

3.Het geschil in conventie

3.1.
ASR vordert dat [persoon] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 564,71 vermeerderd met de wettelijke rente over € 490,20 vanaf 11 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling en met veroordeling van [persoon] in de kosten van de procedure.
3.2.
ASR legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [persoon] had in 2023 een zorgverzekering gesloten bij ASR onder het merk Ditzo. Sinds april 2023 wordt de verzekering aangeboden onder de naam “ASR ik kies zelf” met dezelfde voorwaarden. [persoon] heeft de premie over de maand oktober 2023 van totaal € 490,20 niet voor de eerste van die maand betaald. Aan verschuldigde wettelijke rente is vanaf de verzuimdatum tot 11 oktober 2024 en bedrag van € 32,80 verschuldigd. Daarnaast is aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 81,71 verschuldigd omdat [persoon] niet tot betaling is overgegaan naar aanleiding van de 14 dagen brief van 3 mei 2024. Op de vordering wordt een bedrag van € 40,00 in mindering gebracht als betaling/verrekening.
3.3.
[persoon] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[persoon] vordert betaling van een aan GGN gezonden factuur voor schade wegens onrechtmatig handelen van € 28.109,62 en een verklaring voor recht over de rechtsverhouding.
4.2.
ASR voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Verweer
5.1.
De kantonrechter merkt allereerst op dat [persoon] niet heel duidelijk is in haar verweer. Het verweer wordt zo begrepen dat [persoon] betwist een zorgverzekeringsovereenkomst te hebben met ASR omdat zij die met Ditzo had en er geen getekende overeenkomst is met ASR. Hierdoor betwist [persoon] een betalingsverplichting te hebben. Daarnaast beroept [persoon] zich op vernietiging van de overeenkomst omdat ze de algemene voorwaarden niet heeft geaccepteerd en ze gewezen had moeten worden op de betaalverplichting bij een overeenkomst op afstand. Verder voert [persoon] aan een opzegging te hebben gedaan omdat haar zoon 18 jaar werd en die opzegging ten onrechte niet is geaccepteerd door ASR. [persoon] beroept zich op verrekening met een door haar aan GGN gezonden factuur voor schade wegens onrechtmatig handelen omdat haar gegevens zonder toestemming zijn gedeeld door GGN. Bij conclusie van dupliek beroept [persoon] zich op schending van de artikelen 111 en 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de dagvaarding. Op dit laatst genoemd verweer wordt hierna eerst ingegaan.
Schending artikel 111 en 21 Rv?
5.2.
[persoon] voert bij conclusie van dupliek aan dat haar brieven uit de buitengerechtelijke fase ten onrechte niet zijn overgelegd bij dagvaarding en daardoor niet voldaan wordt aan de artikelen 111 en artikel 21 Rv.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat ASR een standaard incassodagvaarding heeft uitgebracht waarin de gronden van de vordering wel voldoende zijn weergegeven, maar ten onrechte niet het eerdere verweer van [persoon] is opgenomen. De kantonrechter ziet hier echter geen aanleiding om gevolgen te verbinden aan het niet opnemen van het verweer van [persoon] in de dagvaarding omdat zij daardoor niet in haar belangen is geschaad. [persoon] heeft haar verweer namelijk kenbaar gemaakt in deze procedure.
Is er sprake van een zorgverzekeringsovereenkomst?
5.4.
[persoon] betwist onvoldoende gemotiveerd dat zij een zorgverzekeringsovereenkomst met ASR heeft gesloten. Zo betwist [persoon] niet dat zij een zorgverzekering had bij Ditzo en dat Ditzo een merknaam is van ASR. Daarnaast voert zij aan de zorgverzekering bij ASR te hebben willen opzeggen in 2023 waardoor zij erkent verzekerd te zijn (geweest) bij ASR in 2023. Het ontbreken van een handtekening van [persoon] op de zorgverzekeringsovereenkomst staat niet in de weg aan het bestaan van die overeenkomst tussen partijen. Aan het verweer van [persoon] dat GGN degene is die een contract heeft afgesloten met ASR wordt voorbij gegaan omdat GGN enkel optreedt als gemachtigde van ASR.
Vernietiging?
5.5.
Ook beroept [persoon] zich op vernietiging van de overeenkomst omdat niet voldaan is aan de informatieplicht uit artikel 6:230v lid 3 BW. De Richtlijn Consumentenrechten is echter niet van toepassing op zorgverzekeringen, zodat niet hoeft te worden getoetst of is voldaan aan de wettelijke informatieverplichtingen, zoals in artikel 6:230v lid 3 BW.
5.6.
Daarnaast beroept [persoon] zich op het niet geaccepteerd hebben van de algemene voorwaarden waardoor de overeenkomst volgens haar vernietigd moet worden en daarom geen premie verschuldigd is. De verschuldigdheid van premie vloeit echter uit artikel 16 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) voort. Gelet daarop en omdat ASR haar vordering niet concreet baseert op algemene voorwaarden kan een oordeel over vernietiging van algemene voorwaarden achterwege blijven. Het eventueel niet geaccepteerd hebben van algemene voorwaarden staat niet in de weg aan de rechtsgeldigheid van de zorgverzekering.
Opzegging?
5.7.
[persoon] stelt dat ASR de opzegging ten onrechte heeft geweigerd en ASR daarom ten onrechte premie berekend heeft. Voor zover [persoon] daarmee bedoelt aan te voeren de zorgverzekering voor alle verzekerden tussentijds voor 1 oktober 2023 te hebben opgezegd, gaat dit beroep niet op. [persoon] kon de zorgverzekering voor haarzelf op grond van artikel 7 lid 1 Zvw slechts tegen het einde van het jaar opzeggen. Opzegging voor meeverzekerden was op grond van artikel 7 leden 2 en 5 Zvw tussentijds wel mogelijk, namelijk vanaf de eerste dag van de tweede kalendermaand volgend op de dag dat is opgezegd. [persoon] heeft niet onderbouwd dat zij de zorgverzekering met deze termijn heeft opgezegd voor meeverzekerden, waardoor er niet vanuit kan worden gegaan dat zij tijdig voor 1 oktober 2023 heeft opgezegd. Hierdoor wordt ervan uitgegaan dat ASR terecht de premie heeft berekend voor haar, haar partner en zoon voor de maand oktober 2023. De gevorderde premie van € 490,20 is dan ook toewijsbaar.
Verrekening?
5.8.
[persoon] voert aan dat GGN haar gegevens zonder toestemming heeft gedeeld met ASR. Ten aanzien daarvan geldt dat GGN geen partij is in deze procedure en daarom geen beroep op verrekening toekomt. Het beroep op verrekening zal worden afgewezen.
Wettelijke rente
5.9.
De door ASR gevorderde wettelijke rente ex artikel 6:119 BW tot 11 oktober 2024 van € 32,80 zal als onweersproken worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.10.
ASR vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Omdat gebleken is dat er een aanmaning aan [persoon] is gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW is aan buitengerechtelijke kosten conform het tarief als vermeld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 81,71 verschuldigd.
5.11.
Op grond van artikel 6:44 lid 1 BW strekt het door ASR gestelde bedrag van € 40,00 als betaling/verrekening éérst in mindering op de kosten, vervolgens op de verschenen rente en daarna op de hoofdsom. Dit betekent dat aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 41,71 toewijsbaar is.
Proceskosten
5.12.
[persoon] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van ASR worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
328,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
802,88

6.De beoordeling in reconventie

Verklaring voor recht
6.1.
In conventie is geoordeeld dat er een zorgverzekeringsovereenkomst is tussen partijen in 2023. Bij gebreke van een onderbouwing door [persoon] valt niet in te zien welk belang zij heeft bij een verklaring voor recht over de rechtsverhouding. Deze vordering wordt daarom wegens een niet gebleken belang afgewezen.
Schadevergoeding wegens onrechtmatige daad
6.2.
[persoon] legt aan de gevorderde schade van GGN ten grondslag dat GGN onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar door privégegevens op te nemen in het dossier. Zoals in conventie is overwogen is GGN geen partij in deze procedure. [persoon] zal in deze vordering daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Proceskosten
6.3.
[persoon] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Het salaris voor de gemachtigde van ASR zal vanwege de beperkte omvang van de conclusies van ASR worden begroot op € 270,00 (2 punten x € 135,00).

7.De beslissing

De kantonrechter
In conventie
7.1.
veroordeelt [persoon] om aan ASR te betalen een bedrag van € 564,71, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 490,20 met ingang van 11 oktober 2024 tot de dag van volledige betaling,
7.2.
veroordeelt [persoon] in de proceskosten van € 802,88, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [persoon] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
7.5.
verklaart [persoon] niet-ontvankelijk ten aanzien van de schadevordering,
7.6.
wijst de gevorderde verklaring voor recht af,
7.7.
veroordeelt [persoon] in de proceskosten van € 270,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2025.