ECLI:NL:RBZWB:2025:3331

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
30 mei 2025
Zaaknummer
02-255379-20 en 02-077737-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met twee jaar in verband met recidivegevaar en behandeltraject

Op 30 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, geboren in 1998. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met twee jaar toegewezen. De tbs is op 1 juni 2023 aangevangen, na een eerdere veroordeling voor twee verkrachtingen en een mishandeling, waarbij de betrokkene werd veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en tbs met verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een narcistische persoonlijkheidsstoornis en psychopathie, en dat hij PTSS-klachten heeft ontwikkeld tijdens zijn detentie.

Tijdens de zitting op 16 mei 2025 zijn zowel de officier van justitie als de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman. De tbs-instelling heeft geadviseerd tot verlenging van de tbs, omdat de betrokkene zich nog in de aanloopfase naar behandeling bevindt en er nog meerdere jaren nodig zijn voor een effectieve behandeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het recidivegevaar nog steeds aanwezig is en dat de verlenging van de tbs noodzakelijk is voor de veiligheid van anderen. De rechtbank heeft de tbs met twee jaar verlengd, omdat de behandeling en resocialisatie meer tijd in beslag zullen nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van één jaar.

De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft de betrokkene de kans gegeven om zijn situatie te verbeteren en heeft de noodzaak van een langdurige behandeling benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02-255379-20 en 02-077737-19
beslissing van de meervoudige kamer van 30 mei 2025
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats],
verblijvende bij [tbs-instelling].

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 28 maart 2025, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van betrokkene over de periode 18 juni 2024 tot 1 januari 2025;
- het verlengingsadvies van [tbs-instelling] van
19 maart 2025.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 december 2021 is betrokkene, voor het plegen van twee verkrachtingen en een mishandeling, veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf en tbs met verpleging van overheidswege. De rechtbank constateert dat het hier gaat misdrijven als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 1 juni 2023 aangevangen.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 16 mei 2025 is de officier van justitie mr. E.M.H.C.B. van Aalst gehoord. Daarnaast is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag. Als deskundige is [naam] gehoord, werkzaam als behandelcoördinator en klinisch psycholoog bij de tbs-instelling.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling adviseert tot verlenging van de tbs met twee jaar. Betrokkene is gediagnosticeerd met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een narcistische persoonlijkheidsstoornis en psychopathie. In aanvulling hierop heeft hij, als gevolg van een incident in zijn detentieperiode, PTSS-klachten ontwikkeld. Sinds 18 juni 2024 verblijft betrokkene in de tbs-instelling. Op enig moment is er bij betrokkene onvrede ontstaan, omdat er geen onbegeleid bezoek van zijn partner mocht plaatsvinden, waarna hij weigerde mee te gaan werken aan zijn behandeling. Na een gesprek met zijn raadsman in februari 2025 is er echter een positieve verandering zichtbaar. Betrokkene stelt zich begeleidbaarder op, is gestart met de delictanalyse en is begonnen met arbeid op de werkhallen. De komende periode zal in het teken staan van het verbeteren van de samenwerking, inzicht krijgen in de delictdynamiek, een systeemtaxatie en eventuele overplaatsing naar een behandelafdeling. In dit vroege stadium van verblijf en behandeling zijn uitspraken over het resocialisatietraject en uitstroomperspectief van betrokkene nog prematuur. De delictdynamiek is nog onbekend. Betrokkene is pas recent gestart met de delictanalyse, inclusief seksuele anamnese en middelenanalyse. Er zal eerst zicht moeten komen op de delict- en beschermende factoren, om vervolgens de behandeling hiervoor te kunnen indiceren en uitvoeren. Voor dit traject van assessment, behandeling en – indien verantwoord – verlofopbouw zijn nog meerdere jaren binnen tbs met verpleging van overheidswege nodig. Get hierop en op het gegeven dat de factoren die hebben geleid tot de gepleegde delicten nog onbewerkt zijn, is het recidiverisico op (seksueel) gewelddadig gedrag onverminderd en wordt dit risico bij beëindiging van de tbs ingeschat als hoog.
Ter zitting heeft de deskundige [naam] daaraan nog toegevoegd dat de situatie inderdaad positief veranderd is en dat er een verbeterde samenwerking tussen betrokkene en de tbs-instelling wordt gezien. Betrokkene werkt goed mee aan de delictanalyse en hij wil met traumabehandeling aan de slag. Daarnaast is besloten tot overplaatsing van betrokkene naar een behandelafdeling met een lagere begeleidingsintensiteit en met meer zelfstandigheid.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met twee jaar te verlengen gebleven.

5.Het standpunt van de verdediging

De verdediging verzet zich niet tegen toewijzing van de vordering.
Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij het goed vindt om de tbs met twee jaar te verlengen en dit ook begrijpt. In het begin van de tbs liep het volgens hem stroef, maar inmiddels begint het een en ander te lopen. Zo is de delictanalyse in gang gezet, staat hij hier ook open voor en wil hij vooruit. Hij is realistisch en weet dat het geen kortdurende behandeling zal zijn.

6.Het oordeel van de rechtbank

De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Gelet op de inhoud van het advies van de tbs-instelling wordt nog steeds voldaan aan dit wettelijke criterium.
De vraag is vervolgens of de tbs met één of twee jaar moet worden verlengd. Uitgangspunt daarbij is dat de tbs verlengd dient te worden met een termijn van twee jaar wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van betrokkene in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van één jaar.
Uit het advies van de tbs-instelling volgt dat betrokkene zich nog in de aanloopfase naar een behandeling bevindt. Hij is pas recent gestart met de delictanalyse. Zodra hiermee zicht op de delict- en beschermende factoren wordt verkregen, kan door de tbs-instelling een behandeling worden geïndiceerd en uitgevoerd. Volgens de tbs-instelling zijn hier in het geval van betrokkene nog meerdere jaren binnen het huidige tbs-kader voor nodig. Ook betrokkene zelf erkent dit. De rechtbank zal de tbs daarom met twee jaar verlengen.

7.De beslissing.

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van betrokkene met twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. H. Remerie, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. Lemmens en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 mei 2025.
Mr. H. Remerie is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.