Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan over een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het rijden op het trottoir op de Visserstraat te Breda op 12 juli 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter, waarbij zij stelde dat de boete niet redelijk was en dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen. Tijdens de zitting heeft betrokkene, vergezeld door haar dochter, haar standpunt toegelicht. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan haar kon worden toegerekend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op 9 september 2023 eindigde, maar dat het beroepschrift pas op 12 september 2023 was ontvangen. De kantonrechter heeft het verzoek om aanhouding van de zaak afgewezen, omdat het de verantwoordelijkheid van betrokkene is om tijdig bewijsstukken in te dienen. Uiteindelijk heeft de kantonrechter het beroep ongegrond verklaard, waardoor de beslissing van de officier van justitie in stand blijft en de boete gehandhaafd wordt.