Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
€ 226,75
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op een trottoir, voetpad of fietspad op de Visserstraat te Breda op 18 december 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de boete onterecht was opgelegd, omdat er geen duidelijke verkeersborden waren en de wegindeling niet als voetgangersgebied kon worden aangemerkt. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft echter betoogd dat de boete terecht was opgelegd, maar dat de redelijke termijn was overschreden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, vanwege de overschrijding van de redelijke termijn heeft de kantonrechter de boete gematigd en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd. Tevens is er een proceskostenvergoeding toegekend aan de betrokkene, omdat de boete werd gematigd. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen 6 weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.