Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 23 km per uur boven de toegestane snelheid op een weg buiten de bebouwde kom. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting vond plaats op 11 april 2025, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. Betrokkene was niet aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, werd betwist door betrokkene. In het beroepschrift werd aangevoerd dat de gedraging niet had plaatsgevonden, aangezien de weg een maximumsnelheid van 80 km/h had.
De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden. Hierdoor is de boete ten onrechte opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond en vernietigde zowel de beslissing van de officier van justitie als de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 295,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, terug te betalen. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.