Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 april 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 30 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. De betrokkene had echter twijfels geuit over de juistheid van de meting en de omstandigheden waaronder deze was verricht. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om aan de verklaring van de verbalisant te twijfelen, en heeft de boete als terecht opgelegd beschouwd. Echter, de kantonrechter heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete op 27 januari 2023 was opgelegd en de procedure langer dan twee jaar had geduurd.
Als gevolg van deze overschrijding heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het bedrag dat de betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald, moet door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.