ECLI:NL:RBZWB:2025:3435

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
2 juni 2025
Zaaknummer
11562564 CV EXPL 25-730
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • H.J.M. van der Manden
  • Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst bedrijfsruimte wegens huurachterstand

In deze zaak heeft Strie B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens huurachterstand. De huurovereenkomst betreft een bedrijfsruimte die door Strie B.V. wordt verhuurd. De gedaagde heeft een huurachterstand laten ontstaan en is niet verschenen op de mondelinge behandeling. Strie vordert de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde in verzuim verkeert en dat de huurachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en schadevergoeding, en heeft de ontruiming van het gehuurde bevolen binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. De proceskosten zijn eveneens aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11562564 \ CV EXPL 25-730
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
STRIE B.V.,
te Haarlemmermeer,
eisende partij,
hierna te noemen: Strie,
gemachtigde: Ultimoo Incasso B.V.,
tegen
[gedaagde] , ZAAKDOENDE ONDER DE NAAM [bedrijf],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 maart 2025 en de daarin genoemde stukken,
- het e-mailbericht van Strie met een overzicht van de actuele huurachterstand,
- de mondelinge behandeling van 30 april 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Op de mondelinge behandeling is aan de zijde van Strie mr. H.J.M. van der Manden verschenen. [gedaagde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De situatie in het kort

2.1.
Strie verhuurt per 1 februari 2024 het pand aan de [adres] in [plaats] (hierna: het gehuurde). [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Ondanks sommatie heeft [gedaagde] deze huurachterstand niet voldaan.

3.Het geschil

3.1.
Strie vordert - samengevat - uitvoerbaar bij voorraad, bij vonnis:
I. de huurovereenkomst te ontbinden,
II. [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde met aanhorigheden binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis met al wie of wat zich daarin of daarop vanwege [gedaagde] mocht bevinden, te ontruimen en te verlaten en met overgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van Strie te stellen, bij gebreke waarvan deze ontruiming gedwongen zal plaatsvinden door een gerechtsdeurwaarder,
III. [gedaagde] te veroordelen om aan Strie te betalen:
a. € 7.859,44, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, gerekend vanaf de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
b. een bedrag van € 780,45 per maand, zijnde de door [gedaagde] aan Strie verschuldigde huurverplichting vanaf 28/02/2025, tot aan het tijdstip dat de huurovereenkomst wordt ontbonden,
c. terzake van schadevergoeding een bedrag van € 780,45 per maand, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand wordt geteld vanaf de ontbinding tot aan het tijdstip dat Strie het gehuurde onder dezelfde voorwaarden aan een ander heeft verhuurd, echter ten hoogste tot de expiratiedatum van de huurovereenkomst, dan wel in het geval het gehuurde eerst na expiratiedatum wordt ontruimd tot de ontruimingsdatum;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Strie legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst door haar betalingsverplichting niet na te komen. De huurachterstand die inmiddels is ontstaan rechtvaardigt de ontbinding van de huurovereenkomst.
3.3.
[gedaagde] voert geen inhoudelijk verweer.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen. Evenmin was er iemand namens [gedaagde] aanwezig die uit eigen wetenschap feitelijke inlichtingen kon geven over de kwestie. [gedaagde] is erop gewezen in het tussenvonnis van 26 maart 2025, waarin de mondelinge behandeling is bevolen, dat uit haar niet-verschijnen de gevolgtrekkingen – ook in haar nadeel – gemaakt kunnen worden die de kantonrechter geraden zal achten (artikel 88 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Huurachterstand en ontbinding van de huurovereenkomst
4.2.
Strie heeft op de mondelinge behandeling haar vordering gehandhaafd en nader onderbouwd dat [gedaagde] verzuimt in haar betalingsverplichting door ook de maanden voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet te betalen. Ontbinding is dan ook volgens haar gerechtvaardigd. De kantonrechter ziet aanleiding om de termijn waarbinnen [gedaagde] het gehuurde, na betekening van het vonnis, dient te ontruimen op 14 dagen te stellen.
4.3.
Doordat [gedaagde] niet op de mondelinge behandeling is verschenen, heeft zij de nadere toelichting van Strie niet weersproken. De kantonrechter zal daarom uitgaan van de juistheid daarvan. Dat betekent dat [gedaagde] € 6.804,45 aan achterstallige huurtermijnen aan Strie is verschuldigd, waartoe zij dan ook zal worden veroordeeld.
4.4.
Strie vordert verder betaling door [gedaagde] van € 780,45 per maand aan huurtermijnen vanaf 28 februari 2025 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst en vanaf die datum € 780,45 per maand aan gebruiksvergoeding voor de periode dat Strie het gehuurde nog niet onder dezelfde voorwaarden aan een ander heeft verhuurd, uiterlijk tot de expiratiedatum van de overeenkomst danwel, indien [gedaagde] het gehuurde dan nog niet mocht hebben ontruimd, tot aan het moment van die ontruiming. Vaststaat dat de huurprijs nu € 780,45 per maand bedraagt, zodat dit bedrag ook als gebruiksvergoeding per maand kan worden toegewezen.
Toekomstige huurpenningen na ontbinding als schadevergoeding
4.5.
Hoewel Strie in beginsel recht heeft op schadevergoeding ter hoogte van de huurpenningen tot de contractueel overeengekomen einddatum (dan wel tot de ontruiming indien die eerst na die einddatum plaatsvindt), acht de kantonrechter het op basis van de beschikbare gegevens niet mogelijk om de schade over de periode na de ontbinding op dit moment nauwkeurig te begroten. Daarbij geldt dat op Strie de verplichting rust haar schade zoveel mogelijk te beperken, onder meer door zich in te spannen het gehuurde opnieuw te verhuren. Dit is bovendien in haar eigen belang. Nu op dit moment niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld wanneer een nieuwe huurder zal worden gevonden, acht de kantonrechter het redelijk om bij dit vonnis de gebruiksvergoeding over een periode van 6 maanden toe te wijzen, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis. Voor het overige wordt de vordering uit hoofde van schadevergoeding verwezen naar de schadestaatprocedure.
Wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
4.6.
Het staat onweersproken vast dat [gedaagde] in verzuim verkeert. Aangezien de huurovereenkomst kwalificeert als een handelsovereenkomst, is zij de wettelijke handelsrente aan Strie verschuldigd. Het gevorderde bedrag van € 433,67 aan wettelijke handelsrente tot aan datum dagvaarding zal daarom worden toegewezen, evenals de wettelijke vanaf datum dagvaarden tot aan het moment dat de vordering is betaald.
4.7.
Strie vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Daarom zal een bedrag van € 621,32 worden toegewezen.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Strie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
122,25
- griffierecht
543,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.478,25

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot het pand aan de [adres] in [plaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde met aanhorigheden binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al wie of wat zich daarin of daarop vanwege [gedaagde] mocht bevinden, te ontruimen en te verlaten en met overgifte der sleutels ter vrije en algehele beschikking van Strie te stellen
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Strie te betalen:
a) een bedrag van € 7.859,44, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.804,45 vanaf 28 februari 2025 tot de dag van volledige betaling,
b) een bedrag van € 780,45 per maand vanaf 28 februari 2025 tot heden;
c) een bedrag van € 780,45 als gebruiksvergoeding vanaf heden (vooralsnog) tot
en met november 2025 en
bepaalt dat de vordering van Strie tot schadevergoeding voor het overige dient te worden opgemaakt bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten ten bedrage van € 1.478,25, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Boom, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.