Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene, een B.V., had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek, terwijl zij in een noodsituatie verkeerde. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, maar had de boete wel gematigd tot € 55,- vanwege de omstandigheden.
Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat zij haar personeelslid had opgehaald bij het ziekenhuis na een spoedeisende medische situatie. Betrokkene had geprobeerd zo dicht mogelijk bij haar huis te parkeren, met de auto half op het trottoir en met gevarenlichten aan. De officier van justitie stelde dat het stilstaan van de auto langer dan nodig onder parkeren valt, ongeacht het gebruik van gevarenlichten.
De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechter oordeelde dat rekening gehouden moet worden met de noodsituatie en dat het niet realistisch is om van mensen te verwachten dat zij in dergelijke situaties alert zijn op de tijd. Daarom werd de boete ten onrechte opgelegd en werd het beroep gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de boete werden vernietigd, en het bedrag dat betrokkene had betaald als zekerheid moest worden terugbetaald.