Op 23 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van vijf minderjarigen. De zaak werd behandeld in Breda, waar de kinderrechter de minderjarigen en hun ouders hoorde. De gecertificeerde instelling (GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen, omdat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De minderjarigen, die in een jeugdhulpaanbieder verblijven, hebben te maken met diverse problematiek, waaronder verwaarlozing en hechtingsproblemen. De kinderrechter oordeelde dat de situatie van de minderjarigen nog steeds zorgelijk is en dat de GI de noodzakelijke begeleiding biedt. De moeder van de minderjarigen steunt de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen, waarbij de ondertoezichtstelling van de oudste minderjarige wordt verlengd tot haar meerderjarigheid en de andere minderjarigen voor een jaar. De kinderrechter benadrukte het belang van stabiliteit en begeleiding voor de ontwikkeling van de minderjarigen, en dat terugplaatsing naar de moeder op dit moment niet in hun belang is. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.