ECLI:NL:RBZWB:2025:3468

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
BRE 24/6479 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 december 2023, waarin het UWV haar een WIA-uitkering per 22 januari 2024 had geweigerd. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond met een besluit op 18 juli 2024. De rechtbank heeft op 27 mei 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, mr. F. Reith, aanwezig waren, evenals mr. H.J.J. Verhoeven namens het UWV.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De beoordeling is gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen die de medische situatie van eiseres hebben onderzocht. Eiseres had eerder gewerkt als junior officemanager, maar viel uit door een covid-infectie en had ook psychische klachten. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres niet zijn onderschat. Eiseres had aangevoerd dat haar klachten niet goed waren uitgevraagd en dat de verzekeringsarts tegenstrijdige conclusies had getrokken, maar de rechtbank volgt de conclusies van de verzekeringsartsen en oordeelt dat de aangenomen beperkingen adequaat zijn.

De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies beoordeeld en concludeert dat deze functies passend zijn voor eiseres, ondanks haar klachten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6479 WIA

uitspraak van 3 juni 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. F. Reith,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
weigering haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 5 december 2023 (primair besluit) geweigerd per 22 januari 2024 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 18 juli 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en mr. H.J.J. Verhoeven namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 22 januari 2024.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als junior officemanager bij [bedrijf] . gedurende 16 uur per week. Voor dat werk is zij op 24 januari 2022 uitgevallen vanwege een covid infectie. Verder was zij vanuit het verleden bekend met psychische klachten en het prikkelbaar darmsyndroom.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en heeft eiseres op het spreekuur van
2 november 2023 gezien en onderzocht. De verzekeringsarts heeft op 8 november 2023 telefonisch gesproken met de bedrijfsarts. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres verminderde functionele mogelijkheden heeft en heeft de beperkingen en de belastbaarheid neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 november 2023.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier en de aanwezige medische informatie, waaronder de in bezwaar verkregen informatie van ziekenhuispsychiater [deskundige] van 13 december 2023, bestudeerd. De verzekeringsarts b&b is tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding is af te wijken van de bevindingen van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat terecht een FML is opgesteld omdat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Er zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden. Er is verder een urenbeperking opgenomen van 20 uur per week, 4 uur per dag.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van 14 juli 2024, geldig vanaf 11 januari 2024.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts een tegenstrijdig standpunt inneemt omdat hij in oktober 2023 nog uitgaat van de situatie waarin zij geen benutbare mogelijkheden heeft maar haar op 2 november 2023 in staat acht om 4 uur per dag te werken. Daarbij stelt eiseres dat de verzekeringsarts niet is ingegaan op haar covid klachten en deze terzijde heeft geschoven. De
psychische klachten zijn volgens eiseres niet goed uitgevraagd. Eiseres wijst op de informatie van haar behandelend psychiater van 13 december 2023 waaruit blijkt dat er een kwetsbaar evenwicht bestaat en dat eiseres thuis nog niet zelfstandig functioneert. Eiseres stelt dat zij maximaal 30 minuten achter een scherm kan zitten en daarna een uur moet rusten. Zij kan slecht informatie verwerken en moeilijk zaken onthouden. Fysiotherapie had een averechts effect en dat past bij het beeld van long-covid. Zij kan maar kort taken verrichten en moet tussendoor veel rusten. Zij kan geen verantwoordelijkheid dragen. De verzekeringsarts b&b gaat daar ten onrechte allemaal niet op in. Eiseres wijst erop dat zij rustig moet opbouwen hetgeen wordt bevestigd door haar behandelaar. Eiseres verzoekt tenslotte om inschakeling van een onafhankelijk deskundige.
4.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder vermoeidheidsklachten en psychische klachten. Er is contact geweest met de bedrijfsarts en de medische informatie van behandelend ziekenhuispsychiater [deskundige] is bij de conclusie betrokken. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit informatie van de bedrijfsarts van 5 oktober 2023 volgt dat er een lichte verbetering is opgetreden. Eiseres kon de kinderen halen en brengen, koken en de was en vaat doen. Lichamelijke inspanning en geestelijke stress kon ze niet aan. Behandeling bij de psycholoog is sinds enkele weken gestopt. Behandeling bij de psychiater gaat verder. De eindevaluatie van 13 oktober 2023 vermeldt dat nog geen sprake is van arbeidsmogelijkheden. Uit de aanwezige informatie van psychiater [deskundige] van 13 december 2023 blijkt eveneens dat eiseres kleine stappen vooruit zet.
In het rapport van 10 april 2025 heeft de verzekeringsarts b&b gereageerd op de beroepsgronden. Hij rapporteert dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft. Er waren tot het moment van beoordelen vanwege pragmatische bedrijfsgeneeskundige redenen te weinig mogelijkheden voor een succesvolle re-integratie (van allerlei aard). Dat is niet met elkaar in tegenspraak. Verder is er een (forse) urenbeperking aangenomen van maximaal 4 uur per dag en 20 uur per week. Meer urenbeperking is volgens de verzekeringsarts b&b niet plausibel omdat het dagverhaal verschillende lichte bezigheden vermeldt, lichte huishoudelijke taken en zorg voor twee kleine kinderen, zonder overmatige recuperatiemogelijkheden. Verder rapporteert de verzekeringsarts b&b dat met de covid klachten rekening is gehouden, daar waar wordt vermeld “somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten”. Er zijn uitgebreide dynamische, statische en energetische beperkingen aangenomen. Daarnaast zijn beperkingen aangenomen ten aanzien van een voorspelbare werksituatie, deadlines en productiepieken, hoog handelingstempo, omgaan met conflicten, samenwerken, niet beroepsmatig een voertuig besturen, intensieve en/of langdurige klantcontacten, intensieve en/of langdurige patiëntencontacten en leidinggeven. Met daarbij ook de urenbeperking wordt voorkomen dat eiseres mentaal overbelast wordt door overprikkeling, in aangepast werk. Dat eiseres geen normaal schermwerk kan verrichten in een lichte administratieve functie is volgens de verzekeringsarts b&b niet plausibel. Er is geen medische contra-indicatie hiervoor. Rekening houdend met alle beperkingen zal er geen overprikkeling komen in zo’n functie want er wordt geen hoge mate van concentratie vereist. Verder wijst de verzekeringsarts b&b erop dat een revalidatietraject wel een mogelijkheid voor verbetering kan leveren bij klachten na een covid infectie. De verzekeringsarts b&b ziet tenslotte in de overgelegde rapporten van de bedrijfsarts geen nieuwe gegevens ten aanzien van de aangenomen beperkingen.
De rechtbank kan dit volgen en twijfelt niet aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen.
Niet gebleken is dat in de FML van 14 juli 2024 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Omdat de rechtbank niet twijfelt aan de conclusies van de verzekeringsartsen is er geen aanleiding een onafhankelijk deskundige te benoemen.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: archiefmedewerker (Sbc-code 553020), medewerker postverzorging intern (Sbc-code 315140) en productiemedewerker industrie (samensteller) (Sbc-code 111180).
5.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat er een functie is geselecteerd (Sbc-code 553020) waarin de invulling voor een groot deel aan de functionaris wordt overgelaten. In die functie moet veel informatie verwerkt worden en wordt langdurig achter een beeldscherm gewerkt. Dat is niet passend voor haar.
Verder voert eiseres aan dat de arbeidsdeskundige verouderde indexcijfers heeft gebruikt en dat het maatmanloon op basis van indexcijfers 2020 vastgesteld had moeten worden op
€ 19,21 in plaats van € 19,19. Eiseres erkent dat dit verschil in haar situatie geen invloed heeft.
5.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden.
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in haar rapport van 30 april 2025 toegelicht waarom de functie archiefmedewerker, anders dan eiseres stelt, geschikt is. Zij wijst erop dat het een voorspelbare werksituatie betreft waarin de functionaris niet flexibel hoeft in te spelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud. De eigen invulling betreft de bevoegdheid om wijzigingen in het systeem aan te brengen. Verder is toegelicht dat er door de verzekeringsartsen geen beperking is aangenomen op werken met toetsenbord en muis. De rechtbank kan dit eveneens volgen.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 31 januari 2024 heeft vastgesteld op 19,28%
.Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd.
7. De overige beroepsgronden hoeven niet besproken te worden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 31 januari 2024.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 3 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.