ECLI:NL:RBZWB:2025:3470

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
3 juni 2025
Zaaknummer
02-204505-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling, meermalen gepleegd

Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen. De zaak werd behandeld op 20 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte werd beschuldigd van het bedreigen van de aangeefster op drie verschillende momenten, met gebruik van Snapchat-berichten en een bedreigende brief. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen waren, mede op basis van DNA-bewijs dat de verdachte verbond aan de bedreigende brief. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en een contactverbod van twee jaar met de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen ernstige gevolgen hadden voor de aangeefster, die zich angstig en onveilig voelde. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor geestelijk letsel. De rechtbank verklaarde de telefoon van de verdachte verbeurd, omdat deze was gebruikt bij het plegen van de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-204505-24
vonnis van de meervoudige kamer van 3 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman: mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 mei 2025 waarbij de officier van justitie mr. E.M.L. Warmoeskerken en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op drie verschillende momenten schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [aangeefster] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde 3 bedreigingen wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 februari 2024 ontvangt [aangeefster] omstreeks 13:30 uur via Snapchat berichten afkomstig van het account ‘ [accountnaam 1] ’ waarbij de afzender gebruik maakt van de naam ‘ [accountnaam 2] ’. [accountnaam 2] meldt in die berichten onder andere het volgende:
- ‘ Je hebt lucky dat niemand thuis was Anders was je huis vandaag in het nieuws van [plaats 1] Je waant jenveilig daar he’;
- ‘ Er is al betaald om je kanker huis te laten ontploffen’;
- ‘ Ik wil dat jijnthuis bent wanneer in de nacht de brandweer bij je komt’;
- ‘ Toen je die gat in je hoofd had op de grond moest ik jeneigenlijk dood schieten’;
- ‘ Krijg je zuur in je gezicht of je moeder Oorlog 2024’.
Op 7 juni 2024 ontvangt [aangeefster] even voor 22:00 uur via Snapchat berichten afkomstig van het account ‘ [accountnaam 3] ’ waarbij de afzender gebruik maakt van de naam ‘ [naam 1] ’.
[naam 1] meldt in die berichten onder andere het volgende:
- ‘ JE PRAAT TE VEEL TOT ZONDAG HEB JE ANDERS KAN JE WEER OP TV KOME.N DIT KEER GEEN COBRA’;
- ‘ OF DIT KEER JE VADER HUIZ? [straat] ? JE MOET NOG 1 KEER OVERTUIGD WORDEN DAN GA JE WEL PAYE MELD JE KINDEREN ALVAST DATBJE KANKER HUIZ Weer GAATT ONTPLOFFEN’.
Heeft verdachte de berichten verstuurd?
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte degene is die bovengenoemde berichten aan [aangeefster] heeft verstuurd. Daartoe zal de rechtbank eerst de op
7 juni 2024 verzonden berichten bespreken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende:
- het Snapchat account ‘ [accountnaam 3] ’ is aangemaakt op 7 juni 2024 om 21:35:37 uur en gekoppeld aan het prepaid [telefoonnummer 1] en aan het telefoontoestel met [IMEInummer] , merk Samsung, type Galaxy A13;
- de simkaart behorende bij voornoemd telefoonnummer is een door Lebara uitgegeven simkaart, die geactiveerd is op 7 juni 2024 om 21:23:20 uur en vervolgens is opgewaardeerd met een Lebara e-voucher om 21:24:31 uur;
- deze e-voucher is op 7 juni 2024 om 21:16:23 uur aangeschaft bij [winkel] , [adres 1] te [woonplaats] ;
- op beelden afkomstig van het cameratoezicht van de gemeente Rotterdam, opgenomen rondom het [winkel] op 7 juni 2024, is door verbalisanten waargenomen dat om 21:15:47 uur een persoon van wie het signalement overeenkomt met dat van verdachte [winkel] binnengaat en even later om 21:16:40 uur die winkel weer verlaat en wegrijdt in dezelfde auto waarmee hij is gekomen, te weten een Volkswagen, [kenteken] ;
- de Volkswagen, [kenteken] , stond tot en met 9 juni 2024 op naam van verdachte en sindsdien op naam van de partner van verdachte en wordt alleen door verdachte en zijn partner gebruikt;
- bij doorzoeking van de Volkswagen op 26 juni 2024 treft de politie in een laptoptas de Samsung Galaxy A13 aan;
- in de Samsung Galaxy A13 treft de politie berichten aan die zijn verzonden door of aan ‘ [naam 2] ’, foto’s waarop verdachte herkend wordt en een deel van de op 7 juni 2024 verzonden teksten, te weten: ‘OF DIT KEER JE VADER HUIZ? [straat] ? JE MOET NOG 1 KEER OVERTUIGD WORDEN DAN GA JE WEL PAYE’.
Op basis van deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte degene is geweest die de berichten van 7 juni 2024 heeft verstuurd.
Ten aanzien van de berichten van 4 februari 2024 komt de rechtbank ook tot het oordeel dat verdachte deze heeft verstuurd. De feitelijke gang van zaken rondom de berichten van
4 februari 2024 vertoont op essentiële punten overeenkomsten met de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de op 7 juni 2024 verzonden berichten.
Allereerst geldt dat de berichten net als in juni gericht zijn aan [aangeefster] en aan haar verzonden zijn via een kort daarvoor aangemaakt Snapchat account. Het Snapchat account ‘ [accountnaam 1] ’ is aangemaakt op 4 februari 2024 om 13:30 uur en [aangeefster] geeft aan omstreeks die tijd de berichten te hebben ontvangen.
Daarnaast is de prepaid Simkaart behorend bij het aan dit Snapchat account gekoppelde telefoonnummer (+ [telefoonnummer 2] ) uitgegeven door Lebara en via [winkel] , [adres 1] te [woonplaats] verkocht. Net als in juni is die Simkaart kort na activatie opgewaardeerd via een Lebara e-voucher die ook is aangeschaft bij [winkel] .
Ook lijken de in februari en juni gebruikte teksten qua strekking en bewoording op elkaar. De rechtbank doelt hierbij bijvoorbeeld op de tekst in februari ‘… dat je kanker huiz weer gaat ontploffen’ en die in juni ‘… om je kanker huis te laten ontploffen’.
Tot slot draagt het gegeven dat de telefoonberichten zijn verzonden via een zendmast die zich dichtbij de woning van verdachte bevond, ook bij aan het oordeel van de rechtbank.
Is er sprake van bedreiging?
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of de door verdachte gedane uitlatingen richting [aangeefster] gezien moeten worden als een bedreiging.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zou verliezen, zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen of slachtoffer van brandstichting zou kunnen worden en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
De rechtbank stelt vast dat de verzonden berichten niet mis te verstaan zijn. [aangeefster] wordt in die berichten bedreigd met ontploffing van en brand in haar woning, zuur in het gezicht en doodschieten.
Mede gelet op de wijze waarop deze berichten zijn verzonden, te weten door de daadwerkelijke afzender te verhullen en te verwijzen naar een eerdere ontploffing bij/in de woning van [aangeefster] , kon bij haar na ontvangst van de berichten in redelijkheid de vrees ontstaan voor een misdrijf tegen haar leven, zware mishandeling en brandstichting.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreigingen op 4 februari 2024 en op 7 juni 2024.
Feit 2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 5 november 2022 vindt [aangeefster] in de brievenbus van haar woning te [plaats 2] een envelop met daarop de tekst ‘BETALEN’. In de envelop bevindt zich een brief met de tekst: ‘Zeg jouw kankerbroer 48 uur te betalen en anders dit keer jouw kankerhuis’. De brief maakt [aangeefster] bang dat haar huis zal worden beschoten. Aan de boven- en onderzijde van de envelop zit een stuk duct tape geplakt. De rugzijden van de twee stukken duct tape zijn bemonsterd. De bemonsteringen zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) op DNA onderzocht. Op beide stukken van de tape wordt DNA aangetroffen dat van verdachte afkomstig kan zijn met een bewijskracht van ongeveer 1 miljard respectievelijk meer dan 1 miljard.
Betrokkenheid verdachte
De DNA-sporen op de duct tape zijn naar het oordeel van de rechtbank redengevend voor het bewijs dat de verdachte als dader betrokken is geweest bij het tenlastegelegde feit. De verdediging schetst als mogelijk alternatief scenario dat de DNA-sporen van verdachte op de duct tape zijn beland door indirecte overdracht via [aangeefster] na voorafgaand contact tussen haar en verdachte. De rechtbank is van oordeel dat een alternatief scenario voldoende concreet moet zijn om een aannemelijke verklaring te kunnen vormen voor het aantreffen van de DNA-sporen. De door de verdediging gegeven verklaring is daarvoor te vaag en te algemeen van aard. De rechtbank acht het mogelijke alternatieve scenario dan ook niet aannemelijk geworden en stelt dit als ongeloofwaardig terzijde.
Is er sprake van bedreiging?
Hiervoor geldt hetzelfde toetsingskader als hiervoor onder feit 1 omschreven.
[aangeefster] heeft de brief thuis ontvangen. De rechtbank acht de aard van de uitlatingen in de brief op zichzelf genomen niet direct van dien aard om als bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen worden aangemerkt. Echter, gelet op de gegeven omstandigheden, te weten het anoniem doen van de uitlatingen en het ongezien afleveren aan het privéadres van [aangeefster] , bezien in de huidige maatschappelijke context met aanslagen op privéadressen, is de rechtbank van oordeel dat bij [aangeefster] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij beschoten zou worden en daardoor het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op tijdstippen in de periode van 4 februari 2024 tot en met 7 juni 2024 in Nederland,
[aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of brandstichting, door voornoemde [aangeefster] via Snapchat berichten toe te sturen met daarin de tekst:
- op 4 februari 2024
“Je hebt lucky dat niemand thuis was. Anders was je huis vandaag in het nieuws van [plaats 1] . Je waantjenveilig daar he"
en/of "Er is al betaald omje kanker huis te laten ontploffen”
en Tk wil dat jijnthuis bent wanneer in de nacht de brandweer bij je komt"
en "Toen je die gat in je hoofd had op de grond moest ikjeneigenijk dood schieten."
en "Krijgje zuur in je gezicht ofje moeder. Oorlog 2024"
en
- op 7 juni 2024
“MELD JE KINDEREN ALVAST DATBJE KANKER HUIZ Weer GAATT ONTPLOFFEN”
en “JE PRAAT TE VEEL TOT ZONDAG HEB JE ANDERS KAN JE WEER OP TV KOME.N DIT KEER GEEN
COBRA
feit 2
in de periode van 31 oktober 2022 tot en met 5 november 2022 te [plaats 2] [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een envelop met daarop de tekst “betalen” met daarin een brief met de tekst "Zeg jouw kankerbroer 48 uur betalen en anders dit keer jouw kankerhuis." bij voornoemde [aangeefster] in de brievenbus te gooien.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf conform de duur van het voorarrest met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarnaast is verzocht om oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr bestaande uit een contactverbod met [aangeefster] voor de duur van 2 jaar, met vervangende hechtenis van 1 week voor iedere keer dat verdachte de maatregel niet naleeft en een maximum van 2 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met dien verstande dat uitdrukkelijk is verzocht om oplegging van de 38v maatregel achterwege te laten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in het najaar van 2022 en het voorjaar van 2024 schuldig gemaakt aan drie nare bedreigingen. Deze bedreigingen hebben bij [aangeefster] en haar directe omgeving gezorgd voor angst, onrust en gevoelens van grote onveiligheid. Door anoniem of met verhulling van zijn identiteit [aangeefster] in het ongewisse te laten omtrent de herkomst van de bedreigingen heeft verdachte deze gevoelens vergroot. [aangeefster] geeft in haar slachtofferverklaring aan hoe indringend en verreikend de impact van deze gebeurtenissen voor haar en haar kinderen is geweest en nog steeds is. Daarnaast rekent de rechtbank verdachte zwaar aan dat hij in juni 2024 [aangeefster] bedreigd heeft terwijl hij wetenschap had van de ontploffing die in maart 2024 bij haar woning had plaatsgevonden.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar dat dit feiten betreffen uit 2018 en daarvoor.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 26 juni 2024.
De reclassering signaleert geen problematiek ten aanzien van de diverse leefgebieden en ziet geen pro-criminele houding bij verdachte. Een inschatting van het risico op recidive kan de reclassering niet maken omdat verdachte de hem ten laste gelegde feiten ontkent.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte na de bedreiging in juni 2024 niet meer met justitie in aanraking is geweest en dat hij zich heeft gehouden aan alle voorwaarden die opgelegd zijn bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Straf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten en in lijn met straffen in vergelijkbare zaken is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden passend en geboden is met aftrek van voorarrest.
Maatregel
Omdat verdachte geen inzicht heeft gegeven in het onderliggende motief en de omstandigheden zal de rechtbank ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten de zogenoemde 38v-maatregel opleggen. De rechtbank acht nodig dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zoekt of heeft met [aangeefster] . De rechtbank zal aan verdachte daarom op grond van artikel 38v Sr de maatregel opleggen dat hij zich onthoudt van contact met [aangeefster] voor de duur van twee jaar, waarbij de duur van de vervangende hechtenis 1 week bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van 2 maanden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] vordert immateriële schadevergoeding van
€ 2.000,00 voor feit 1 en feit 2. Deze vordering is gebaseerd op artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek, waarbij is gesteld dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen dan wel dat sprake is van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’.
Naar het oordeel van de rechtbank is aannemelijk dat de benadeelde partij zich, zoals hij heeft verklaard, bedreigd en angstig heeft gevoeld. Dit brengt echter niet zonder meer met zich mee dat sprake is van aantasting in de persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Daarvoor is immers nodig dat sprake is van geestelijk letsel, dan wel van een zeer ernstige inbreuk op de integriteit van zijn persoon. De rechtbank stelt vast dat de gestelde immateriële schade – behoudens een algemene weergave van de gevolgen – niet is onderbouwd met enig stuk. Evenmin is gesteld of anderszins gebleken dat sprake is geweest van dergelijk letsel of een dusdanige inbreuk op de integriteit van de persoon van de benadeelde, dat de vordering tot vergoeding wegens immateriële schade zonder meer toewijsbaar is. De behandeling van deze vordering vormt dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De onder verdachte in beslag genomen telefoon van het merk Samsung ( [kenmerk] ) is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat deze telefoon aan verdachte toebehoort en dat feit 1 is begaan met behulp van deze telefoon.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling en brandstichting, meermalen gepleegd;
feit 2:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling,
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de
duur van 2 jaarop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1989 te [geboorteplaats];
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van
2 maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [aangeefster] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd de onder verdachte in beslag genomen telefoon van het merk Samsung ( [kenmerk] );
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. D.H. Hamburger en
mr. L.W. Boogert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 juni 2025.
Mr. Brouwer en mr. Boogert zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 4 februari 2024 tot en met 7 juni 2024 te [plaats 1] en/of [woonplaats] , althans in Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling en/of brandstichting, door voornoemde [aangeefster] (via Snapchat) berichten toe te sturen met daarin de tekst:
- ( op 4 februari 2024)
“Je hebt lucky dat niemand thuis was. Anders was je huis vandaag in het nieuws van [plaats 1] . Je waantjenveilig daar he"
en/of "Er is al betaald omje kanker huis te laten ontploffen”
en/of "Je mag je buren alvast chaochen dat ze een nieuwe deur moeten gaan kopen"
en/of " [adres 2] als ikjou niet pak dan krijgt je moeder het. Groot praten toch. Je gaat zien wat oorlog is" en/of Tk wil dat jijnthuis bent wanneer in de nacht de brandweer bij je komt"
en/of "Toen je die gat in je hoofd had op de grond moest ikjeneigenijk dood schieten."
en/of "Krijgje zuur in je gezicht ofje moeder. Oorlog 2024"
en/of "Okeejou gezicht gaat verminkt worden. En als je niet thuis wil slapen. Dan krijgt je moeder bezoek in die flat."
en/of
- ( op 7 juni 2024)
“MELD JE KINDEREN ALVAST DATBJE KANKER HUIZ Weer GAATT ONTPLOFFEN”
en/of “JE PRAAT TE VEEL TOT ZONDAG HEB JE ANDERS KAN JE WEER OP TV KOME.N DIT KEER GEEN
COBRA”, althans teksten van gelijke aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 31 oktober 2022 tot en met 5 november 2022 te [plaats 2] , althans in Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of brandstichting, door een envelop met daarop de tekst “betalen” met daarin een brief met de tekst "Zeg jouw kankerbroer 48 uur betalen en anders dit keer jouw kankerhuis.", althans woorden van gelijke aard en/of strekking bij voornoemde [aangeefster] in de brievenbus te gooien;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)