Op 3 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een stichting en het UWV. De stichting had beroep ingesteld omdat het UWV niet tijdig had beslist op haar aanvraag van 10 september 2021 voor herbeoordeling van een (ex-)werknemer op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk gegrond was, aangezien het UWV de beslistermijn had overschreden. De stichting had het UWV op 25 april 2023 in gebreke gesteld, maar het UWV had nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalde dat het UWV binnen twee weken na de uitspraak een besluit moest nemen, maar gaf het UWV in dit geval een termijn van twee maanden na de datum van het spreekuur op 6 mei 2025 om alsnog te beslissen. Tevens werd een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelde dat het UWV het griffierecht van € 385,- aan de stichting moest vergoeden en daarnaast € 453,50 aan proceskosten moest betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Snoeks, in aanwezigheid van griffier J. Stevens, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.