Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
Verdachte was nog niet bekend bij de reclassering en bij hulpverleningsinstanties. In detentie is hij zelf op zoek gegaan naar hulp bij de inrichtingspsycholoog en zijn casemanager. Verdachte lijkt in detentie een positieve ontwikkeling te hebben doorgemaakt wat betreft zijn gedrag. Zijn gedrag werd bij binnenkomst in de penitentiaire inrichting omschreven als recalcitrant, maar nu als pro-sociaal. De reclassering acht het van belang dat verdachte ook in de periode na detentie hulp en begeleiding ontvangt om de schijnbaar ingezette positieve gedragsverandering buiten de gesloten setting waarin hij nu verkeert voort te kunnen zetten.
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100.000 pillen (46.195 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMA, een of meerdere middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.