ECLI:NL:RBZWB:2025:3492

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
02-311165-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van 100.000 pillen MDMA met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van ongeveer 100.000 pillen met MDMA. De verdachte, geboren in 1990 en gedetineerd in Rotterdam, werd bijgestaan door raadsman mr. M. Broere. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 22 mei 2025, waar de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van de pillen in de periode van 24 tot en met 27 september 2024.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het bezit van de pillen, mede op basis van zijn bekennende verklaring en forensische rapporten die bevestigden dat de pillen MDMA bevatten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden vast, waaronder een meldplicht bij de reclassering en verplichtingen tot behandeling en schuldhulpverlening. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling in detentie en de noodzaak voor begeleiding na zijn vrijlating.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten en benadrukte de ernst van het bezit van synthetische drugs, zowel voor de gezondheid van gebruikers als voor de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-311165-24
vonnis van de meervoudige kamer van 5 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
gedetineerd in het detentiecentrum te Rotterdam
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal, waarnemend voor mr. M.P.J.C. Heuvelmans, advocaat te Venlo

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ongeveer 100.000 pillen die MDMA bevatten in zijn bezit heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van ongeveer 100.000 pillen met MDMA.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de bewezenverklaring refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van het feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 22 mei 2025;
- de aanvraag tot onderzoek bij het Nederlands Forensisch Instituut van 3 oktober 2024 waarin is verzocht te onderzoeken of de pillen die op 27 september 2024 onder verdachte in beslag zijn genomen middelen bevatten die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet;
- de rapporten van het Nederlands Forensisch Instituut van 7 en 11 november 2024 waarin is vermeld dat de in beslag genomen en geteste tabletten MDMA bevatten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 24 september 2024 tot en met 27 september 2024 te [woonplaats],
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100.000 pillen (46.195 gram) bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, dan wel met een kleine aanvulling daarop, met daarnaast een maximale taakstraf en een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geformuleerd.
De raadsman heeft daarbij gewezen op vergelijkbare uitspraken, de stappen die verdachte al heeft gezet en het feit dat hij openheid van zaken heeft gegeven.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ongeveer 100.000 pillen met MDMA (XTC) voorhanden gehad. Deze pillen lagen opgeslagen in de woning van zijn moeder waar hij geregeld verbleef en in de schuur bij die woning. Algemeen bekend is dat synthetische drugs grote gezondheidsrisico’s meebrengen voor de gebruikers, waaronder de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel en psychiatrische stoornissen. Verder brengt de productie van XTC schade aan het milieu toe, veroorzaakt door dumpingen van de bij de productie vrijkomende chemische afvalstoffen, en is daarbij sprake van gevaar voor brand, ontploffing en het vrijkomen van giftige stoffen. Door de mogelijkheid te bieden om die pillen op te slaan, heeft verdachte een belangrijke rol vervuld in deze keten en geen enkele rekening gehouden met de mogelijk negatieve gevolgen voor anderen. Gelet daarop moet niet alleen de productie van synthetische drugs maar ook het bezit daarvan krachtig worden bestreden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al meerdere malen is veroordeeld maar niet voor soortgelijke feiten. Daarnaast is aan verdachte na het plegen van onderhavig feit, maar vóór de behandeling op deze zitting, nog een straf opgelegd. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is daarom van toepassing.
De reclassering geeft in haar advies van 12 maart 2025 aan dat bij verdachte van jongs af aan sprake is van een leeftijdsongebruikelijk patroon van antisociale gedragingen in meerdere situaties. Hij heeft moeite met autoriteit en agressiebeheersing. Het is ook zorgelijk dat de diversiteit aan delicten lijkt toe te nemen.
Verdachte was nog niet bekend bij de reclassering en bij hulpverleningsinstanties. In detentie is hij zelf op zoek gegaan naar hulp bij de inrichtingspsycholoog en zijn casemanager. Verdachte lijkt in detentie een positieve ontwikkeling te hebben doorgemaakt wat betreft zijn gedrag. Zijn gedrag werd bij binnenkomst in de penitentiaire inrichting omschreven als recalcitrant, maar nu als pro-sociaal. De reclassering acht het van belang dat verdachte ook in de periode na detentie hulp en begeleiding ontvangt om de schijnbaar ingezette positieve gedragsverandering buiten de gesloten setting waarin hij nu verkeert voort te kunnen zetten.
Gelet daarop adviseert de reclassering om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, de verplichting tot een ambulante behandeling, een locatieverbod voor [woonplaats], de verplichting zich in te spannen voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur en de verplichting om mee te werken aan schuldhulpverlening.
Gelet op de grote hoeveelheid pillen die is aangetroffen en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het voorarrest.
De rechtbank zal wel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De reden daarvoor is de goede ontwikkeling van verdachte zoals die door de reclassering wordt omschreven. Het lijkt erop dat verdachte daadwerkelijk afstand wil nemen van het criminele milieu en meer voor zijn zoon wil gaan betekenen.
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden opleggen zoals die door de reclassering zijn geadviseerd met uitzondering van het locatieverbod voor [woonplaats]. De rechtbank ziet daar geen reden toe nu dit locatieverbod met name ziet op een feit dat niet aan verdachte ten laste is gelegd, te weten de bedreiging van zijn moeder.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
* dat verdachte zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra er plaats is bij de zorgverlener. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 24 september 2024 tot en met 27 september 2024 te [woonplaats], althans in Nederland,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 100.000 pillen (46.195 gram), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde MDMA, een of meerdere middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.