ECLI:NL:RBZWB:2025:3495

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
4 juni 2025
Zaaknummer
05045365-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot oplichting en bewezenverklaring oplichting in vereniging met anderen van drie slachtoffers middels de zogeheten “babbeltruc” en diefstal van een geldbedrag door met een bij de babbeltruc gestolen pinpas en pincode pintransacties te verrichten.

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van oplichting en diefstal. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot oplichting van een vierde slachtoffer, maar werd wel schuldig bevonden aan oplichting van drie andere slachtoffers door middel van de zogenaamde 'babbeltruc'. Deze truc houdt in dat de verdachte zich voordeed als een politieagent en de slachtoffers overtuigde dat hun waardevolle bezittingen niet veilig waren in hun woning. Hierdoor werden de slachtoffers bewogen om hun sieraden en geld af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had in de oplichtingspraktijken en dat hij samen met anderen handelde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 17 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en de emotionele impact die de oplichting op hen had. De verdachte had eerder ook al te maken gehad met vermogensdelicten, wat zijn strafbaarheid verergerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een sturende rol had en dat zijn betrokkenheid bij de feiten niet als ondergeschikt kon worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een van de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-319210-24 en 05-045365-23 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 5 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] , [geboorteland]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Dordrecht
raadsvrouw mr. F.H.J. de Graaf, advocaat te Tilburg .

1.Onderzoek van de zaak

Deze zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 mei 2025, waarbij de officier van justitie mr. M.A.M. Dekkers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ook is de vordering tot tenuitvoerlegging met bovengenoemd parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd en als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
in de periode van 19 september 2024 tot en met 23 september 2024 samen met anderen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] heeft opgelicht;
op 23 september 2024 heeft geprobeerd [benadeelde 4] op te lichten;
op 23 september 2024 samen met anderen een geldbedrag van € 2.149,00 van [benadeelde 3] heeft gestolen door gebruikmaking van een valse sleutel.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van de feiten 1 tot en met 3. Verdachte is weliswaar ten tijde van de gepleegde fraudeleuze handelingen, waarvan hij ook op de hoogte was, steeds in de buurt geweest, maar zijn betrokkenheid daarbij heeft zich beperkt tot het fungeren als spreekbuis/tussenpersoon tussen de oplichters en de opdrachtgevers van de ze oplichtingen. Daarbij was hij verantwoordelijk voor het navigeren van de oplichters naar de adressen van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] en het in bewaring nemen van de door de oplichters verkregen gelden en sieraden, om deze vervolgens aan de opdrachtgevers te overhandigen. Dit is onvoldoende om de rol van verdachte te kunnen kwalificeren als medepleger. Van de daarvoor vereiste bewuste en nauwe samenwerking met de daders is niet gebleken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 2
De door de officier van justitie ter terechtzitting ingediende vordering tot wijziging van de tenlastelegging is door de rechtbank toegewezen. De rechtbank stelt vast dat in de aangepaste tenlastelegging het bestanddeel ”medeplegen” niet meer is opgenomen.
Het voorgaande leidt ertoe dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 2 ten laste gelegde poging tot oplichting van [benadeelde 4] , omdat niet kan worden bewezen dat verdachte de ten laste gelegde handelingen als pleger heeft verricht.
Feit 1
De rechtbank stelt vast dat niet ter discussie staat dat [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] zijn opgelicht volgens een herkenbare en geraffineerde modus operandi, die kenmerkend is voor de zogeheten “babbeltruc”, waarbij de oplichters zich voordoen als medewerkers van de politie. Dit heeft verdachte ter zitting ook bevestigd.
Uit de aangiftes van de slachtoffers blijkt dat een vrouw telefonisch contact met hen opnam en zich voordeed als een medewerker van de politie. Daarbij werd een scenario geschetst, waarbij de slachtoffers ervan werden overtuigd dat zij (mogelijk) doelwit waren van een woninginbraak en dat hun geld en sieraden niet veilig waren in de woning. De beller gaf vervolgens aan dat een politieagent zou langskomen om alle waardevolle spullen “veilig te stellen” en gedurende het telefoongesprek probeerde de beller het vertrouwen te winnen van de slachtoffers. Zo had de beller in ieder geval aan [benadeelde 2] en [benadeelde 3] een naam en een code doorgegeven van de “politieagent” die de waardevolle spullen kwam ophalen en op het moment dat [benadeelde 1] aangaf dat zij het niet geloofde, liet de beller twee andere personen haar telefonisch te woord staan die zich voordeden als wijkagenten. De namen waarmee deze zogenaamde “wijkagenten” zich voorstelden bleken ook de namen te zijn van de wijkagenten die in die regio daadwerkelijk als zodanig werkzaam zijn. Tijdens het telefoongesprek kwam er vervolgens een persoon bij de slachtoffers aan de deur die zich voordeed als politieagent en die de waardevolle spullen in ontvangst nam of afnam. Met een buitgemaakte pinpas werden dure goederen gekocht en/of bedragen gepind of dit werd geprobeerd.
De rechtbank overweegt dat de geschetste werkwijze van de “babbeltruc” al duidt op een bewuste en planmatige aanpak. De rolverdeling en handelingen moeten op elkaar afgestemd zijn. Zo moet de “chauffeur” de “ophaler” naar het adres van de slachtoffers brengen, terwijl de “beller” de slachtoffers aan de praat houdt. De “ophaler” gaat naar de woning van de slachtoffers en beweegt hen tot de afgifte van sieraden, pinpas(sen) en code(s) en daarna moet er zo snel mogelijk gepind worden. Dit vereist een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende daders die te kwalificeren is als een gezamenlijke uitvoering. Zonder de rol van de ene dader kan een navolgende handeling immers niet plaats vinden. Alle handelingen stonden in dienst van het uiteindelijke doel: zoveel mogelijk geld en sieraden buit maken. Eenieder die één van de handelingen of rollen binnen deze
modus operandivervulde, leverde daarmee ook een wezenlijke en essentiële bijdrage aan de overige handelingen.
Dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de tenlastegelegde feiten staat vast. Verdachte wist dat de fraudeleuze handelingen, zoals hiervoor beschreven, werden gepleegd en hij was ook steeds in de buurt aanwezig. Verdachte heeft verklaard dat hij al in de voorbereiding van de “babbeltruc” betrokken was door mededaders te benaderen en in contact te brengen met de “opdrachtgevers”. Verdachte was ook degene die wist op welke adressen de “ophalers” moesten zijn, waarbij er afstemming moet zijn geweest met de “bellers”. Daarnaast was verdachte degene die de adressen van de slachtoffers in de navigatie op zijn telefoon intoetste, de ophalers daar naartoe bracht en de buit in ontvangst nam. Zonder verdachte waren de “ophalers” niet bij de slachtoffers terechtgekomen en waren de feiten niet gepleegd. Verdachte noemt zichzelf een doorgeefluik in deze zaak. De rechtbank ziet hem als een onmisbare schakel in het geheel.
Dat verdachte als doorgeefluik een ondergeschikte rol zou hebben gehad, zoals door de verdediging is betoogd, wordt al weerlegd door het voorgaande. Daarnaast leidt de rechtbank uit de verklaring van “ophaler” [medeverdachte] af dat verdachte een aansturende rol heeft gehad en dat [medeverdachte] in opdracht van hem heeft gehandeld. De raadsvrouw heeft in dupliek weliswaar naar voren gebracht dat de verklaring van [medeverdachte] onbetrouwbaar is en daarom niet kan worden gebruik voor het bewijs, maar in haar pleidooi heeft zij dit verweer niet onderbouwd.
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] betrouwbaar, omdat zijn verklaring steun vindt in de resultaten van het onderzoek aan de telefoon van verdachte. Op de telefoon van verdachte is een foto aangetroffen van bankbiljetten met daarbij de tekst
“alleen aan ophaals van deze week kleine € 4500 plus”en vast staat dat deze foto op 20 september 2024 met het toestel van verdachte is gemaakt. Het enkele feit dat verdachte steeds in de auto is achtergebleven, suggereert voor de rechtbank overigens al een aansturende rol. Het zijn namelijk de ondergeschikte “ophalers” aan de deur, onder wie [medeverdachte] , die het grootste risico lopen om betrapt en gepakt te worden.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] .
Feit 3
Zoals hiervoor reeds onder feit 1 is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de oplichting van [benadeelde 3] , waarbij onder andere haar pinpas en pincode zijn ontvreemd.
Verdachte heeft bekend dat hij vervolgens met [medeverdachte] naar Mini Max en [winkel] is gereden en dat hij in het voertuig van [medeverdachte] zat toen [medeverdachte] in elk van deze winkels een iPhone kocht en betaalde met de afgenomen pas van [benadeelde 3] : één van
€ 1.200,00 bij Mini Max en één van € 949,00 bij [winkel] . [medeverdachte] heeft verklaard dat hij dit in opdracht van verdachte heeft gedaan. Zoals hiervoor reeds onder feit 1 is overwogen, acht de rechtbank [medeverdachte] ’s verklaring geloofwaardig. Temeer, nu de verklaring steun vindt in de resultaten van het onderzoek aan de telefoon van verdachte. Daaruit blijkt immers dat [medeverdachte] de gekochte iPhone’s heeft ingeleverd bij verdachte, wat ook door verdachte ter zitting is erkend. Op de telefoon van verdachte zijn twee foto’s aangetroffen van twee iPhone-doosjes en een pinbonnetje van één van die telefoons in een tas. Uit dat bonnetje blijkt dat het IMEI-nummer van die iPhone overeenkomt met de iPhone die [medeverdachte] op 23 september 2024 om 17.49 uur bij [winkel] heeft gekocht. Ook staat vast dat de foto met het pinbonnetje op 23 september 2024 om 17.55 uur, oftewel enkele minuten na de aankoop, is gemaakt met het toestel van verdachte.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een bedrag van € 2.149,00 euro van [benadeelde 3] door met haar gestolen pinpas en pincode voor dat bedrag twee pintransacties te verrichten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode 19 september 2024 tot en met 23 september 2024 te [plaats 1] (gemeente Reusel-de Mierden), [plaats 2] en [plaats 3] (gemeente Loon op Zand) tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de slachtoffers, te weten mevrouw [benadeelde 1] , mevrouw [benadeelde 2] en mevrouw [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, namelijk sieraden, geldbedragen en/of bankpassen door:
- zich (telkens) onder valse naam voor te doen als iemand van de politie en
- de slachtoffers telefonisch te informeren dat er inbrekers hebben getracht in te breken in hun woning en/of dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders hebben gezien dat er veel wordt ingebroken in de buurt van de slachtoffers en te vragen of de slachtoffers waardevolle goederen in hun woning aanwezig hebben zodat die veilig gesteld konden worden en
- slachtoffers te instrueren om voornoemde sieraden, geldbedragen en/of bankpassen klaar te leggen en
- slachtoffers te vertellen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in naam van de politie voornoemde sieraden, geldbedragen en/of bankpassen komen ophalen en
- bij de woning van de slachtoffers langs te gaan en/of zich voor te doen als iemand van de politie en/of daar om afgifte van voornoemde sieraden, geldbedragen en/of bankpassen te vragen,
waardoor slachtoffers werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
op 23 september 2024 te [plaats 4] tezamen in vereniging met een ander, meermalen een geldbedrag, van in totaal € 2.149,- dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan mevrouw [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de weggenomen betaalpas en weggenomen pincode van voornoemd slachtoffer meerdere betalingen of pintransacties te verrichten.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 19 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan zeven maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden als geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie vordert voorts deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Bij de hoogte van haar eis heeft de officier van justitie - onder meer - aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor woninginbraken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van één of meerdere feiten komt, bepleit de verdediging bij de aan verdachte op te leggen straf onder meer rekening te houden met de naar haar mening ondergeschikte rol van verdachte en met zijn persoonlijke omstandigheden. De verdediging acht een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 34 dagen, respectievelijk 20 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, passend. Daarnaast acht de verdediging het passend om aan verdachte de door de reclassering geadviseerde voorwaarden op te leggen, met uitzondering van mediation, omdat dit zich niet verhoudt met een verplicht karakter.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting van een drietal slachtoffers door middel van een geraffineerde “babbeltruc” en diefstal door een gestolen pinpas te gebruiken, waarbij verdachte een sturende rol heeft gehad. De daders hebben zich voorgedaan als politieagenten om het vertrouwen van kwetsbare ouderen te winnen. Onder het valse voorwendsel dat hun geld en sieraden niet veilig zijn, hebben zij de slachtoffers bewogen om hun waardevolle bezittingen af te staan. De afgenomen sieraden hadden een grote emotionele waarde voor de slachtoffers. Zo is bij [benadeelde 2] de ring van haar overleden oma, de ring van haar recent overleden man én een hanger met een vingerafdruk van haar overleden zoon weggenomen. Daarbij hebben de daders zelfs de brutaliteit gehad om de ketting, waaraan al die sieraden hingen, van haar hals te halen en haar trouwring van haar vinger te schuiven. Niet alleen voor de slachtoffers zelf, maar ook voor hun familie, betekent dit - naast een materieel verlies - ook een diep emotioneel verdriet. De diepe betekenis en emotionele gevolgen zijn door de schoonzoon van [benadeelde 2] ter zitting namens haar overgebracht in het kader van het spreekrecht.
Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachte zwaar aan dat hij en zijn medeverdachten kennelijk doelbewust alleenstaande en/of oudere slachtoffers hebben uitgekozen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben op doortrapte en schaamteloze wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hen dachten te mogen hebben. Met deze werkwijze wordt het gezag van en het vertrouwen in de politie aangetast en dit heeft een ontwrichtend effect op de samenleving. De rechtbank acht dit zeer ernstig en rekent dit verdachte zwaar aan.
Extra kwalijk is dat de oplichting telkens bij het slachtoffer thuis heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat iedereen in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is hierdoor ernstig geschaad. De verdachte heeft zijn eigen gewin voorop gesteld, zonder zich te bekommeren om de uitwerking van haar daden op de slachtoffers.
Hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 14 april 2025, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor vermogensdelicten. Bovendien heeft hij de onderhavige delicten gepleegd terwijl hij op dat moment nog liep in een proeftijd van een eerdere veroordeling wegens vermogensdelicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 8 mei 2025. De rechtbank leidt hieruit af dat de reclassering de aard van de justitiecontacten van verdachte zorgelijk vindt, waarbij sprake lijkt te zijn van een delictpatroon. Verdachte lijkt niet de juiste keuzes te maken, lijkt een beperkt probleemoplossend vermogen te hebben en lijkt een beperkte mate van zelfreflectie te hebben. De reclassering zet eveneens vraagtekens bij de gewetensontwikkeling van verdachte. Zijn moeder heeft weliswaar een positieve invloed op hem, maar onvoldoende voor gedragsverandering. Tijdens een vorig reclasseringstoezicht heeft verdachte zich niet gehouden aan de opgelegde voorwaarden, waardoor de voorwaardelijke straf ten uitvoer is gelegd.
De reclassering schat het risico op recidive en het onttrekken aan voorwaarden hoog in, maar is bereid om verdachte nog één kans te geven. Om te kunnen werken aan gedragsverandering adviseert de reclassering aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, gedragsinterventie, een ambulante behandeling, schadeherstel, meewerken aan het vinden van dagbesteding en inzage geven in zijn sociaal netwerk.
Ook betrekt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte ter terechtzitting weliswaar heeft gezegd dat hij openheid van zaken wilde geven en in dat kader een tevoren opgestelde verklaring heeft voorgelezen, maar op het moment dat door de rechtbank aan verdachte vragen werden gesteld, heeft hij geen of zeer beperkt antwoord willen geven. Gelet hierop kan de rechtbank geen andere conclusie trekken dan dat hij geen volledige openheid van zaken heeft willen geven.
Alles afwegende zal de rechtbank, in afwijking van de eis van de officier van justitie, nu zij tot een mindere bewezenverklaring is gekomen, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 17 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan vijf
maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Die langere proeftijd dan door de officier van justitie geëist acht de rechtbank nodig vanwege het feit dat er sprake is van recidive en verdachte deze feiten ook heeft gepleegd, terwijl hij in een proeftijd liep van een andere veroordeling. Een langer reclasseringstoezicht vindt de rechtbank daarom noodzakelijk.
Nu niet is voldaan aan het criterium dat de wet in artikel 14e Sr stelt aan dadelijke uitvoerbaarheid van voorwaarden, zal de rechtbank het verzoek van de officier om dat wel te bepalen niet volgen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 13.511,00 voor feit 1, bestaande uit materiële schade. Ook vordert de benadeelde partij een vergoeding voor immateriële schade. Zij heeft hiertoe echter geen bedrag begroot.
De verdediging heeft verweer gevoerd en gesteld dat de benadeelde partij geen bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de door haar genoemde sieraden en het contante geldbedrag van € 10.000,00 à € 15.000,00 zijn weggenomen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden, voor zover de schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
Materiële schade
De rechtbank acht het voldoende aannemelijk dat de door de benadeelde partij genoemde sieraden zijn ontvreemd. Zij heeft onmiddellijk na de ontvreemding aangifte bij de politie gedaan, waarbij zij ook een gedetailleerde omschrijving heeft gegeven van de ontvreemde sieraden. Sieraden zijn bovendien een gebruikelijk doelwit gelet op de modus operandi van de zogeheten “babbeltruc”, en verdachte heeft ook bevestigd dat hij sieraden in ontvangst heeft genomen.
De hoogte van het gevorderde schadebedrag acht de rechtbank voldoende onderbouwd door de door de benadeelde partij overgelegde waardetaxatie van een juwelier. Ook acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 10.000,00 aan contant geld voldoende onderbouwd. De verdediging heeft weliswaar gesteld dat de gemiddelde Nederlander slechts een contant bedrag van € 1.000,00 in huis heeft, maar door de benadeelde partij is toegelicht dat zij dat geldbedrag had gespaard om met de hele familie een weekend weg te gaan wat er niet meer van gekomen is omdat haar man was overleden. Bij die stand van zaken heeft de verdediging de vordering onvoldoende weersproken. De rechtbank zal derhalve het gevorderde bedrag van € 13.511,00 toewijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft ook vergoeding gevorderd van immateriële schade, omdat zij slecht slaapt en het vertrouwen in de mensheid is verloren. Nu de benadeelde partij hiertoe echter geen bedrag heeft begroot, kan de rechtbank niet anders dan haar niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot immateriële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegekende bedrag vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 19 september 2024.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
Het volgende in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu gebleken is dat de feiten zijn begaan met behulp van dat voorwerp:
- GSM van het merk Apple met goednummer PL2000-2024246079-2831819.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de volgende in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, nu niet is gebleken dat deze voorwerpen vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen:
  • GSM van het merk Samsung met goednummer PL2000-2024246079-2831815;
  • GSM van het merk Samsung met goednummer PL2000-2024246079-2831818;
  • GSM van het merk Google met goednummer PL2000-2024246079-2831790;
  • GSM van het merk Apple met goednummer PL2000-2024246079-2831797;
  • Computer van het merk Peaq met goednummer PL2000-2024246079-2831803.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Op 23 april 2025 is door de officier van justitie een vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Gelderland van 25 mei 2023 opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 05-045365-23 ingediend.
Nu is gebleken dat deze vordering al eerder is ingediend bij de rechtbank Gelderland en ook door die rechtbank op 12 februari 2025 is toegewezen, zal de rechtbank in overeenstemming met haar vordering ter terechtzitting, de officier van justitie niet ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde
feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3:diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 17 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoerwordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarde:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op [plaats 4] of telefonisch bij de heer [persoon 2] op telefoonnummer [telefoonnummer] , en dat verdachte zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat verdachte, indien de reclassering dat nodig acht, actief deelneemt aan de gedragsinterventie Werk aan Werk (arbeidsvaardighedentraining) of een andere gedragsinterventie die gericht is op het motiveren van verdachte om zijn gedrag en keuzes te veranderen, met dien verstande dat de reclassering bepaalt welke training het precies wordt en waarbij verdachte zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
3. dat verdachte zich gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt laat behandelen door ambulant forensisch centrum Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, die zo spoedig mogelijk start;
4. dat verdachte de schade die hij door de strafbare feiten heeft veroorzaakt herstelt door een eventuele schadevergoeding te betalen en, indien gewenst door de slachtoffers, deel te nemen aan een herstelgesprek;
5. dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, met een vaste structuur;
6. dat verdachte inzicht geeft in zijn sociaal netwerk en dit bespreekbaar maakt met zijn toezichthouder;
- waarbij van
rechtswege de voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van boven- genoemde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart het volgende in beslag genomen voorwerp verbeurd:
- GSM van het merk Apple met goednummer PL2000-2024246079-2831819;
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • GSM van het merk Samsung met goednummer PL2000-2024246079-2831815;
  • GSM van het merk Samsung met goednummer PL2000-2024246079-2831818;
  • GSM van het merk Google met goednummer PL2000-2024246079-2831790;
  • GSM van het merk Apple met goednummer PL2000-2024246079-2831797;
  • Computer van het merk Peaq met goednummer PL2000-2024246079-2831803;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke straf in de zaak onder parketnummer 05-045365-23;

Benadeelde partij

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] ter hoogte van € 13.511,00, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 september 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk ten aanzien van de gestelde immateriële schade;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (feit 1), € 13.511,00 te betalen, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 19 september 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
102 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Remerie, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode 19 september 2024 tot en met 23 september 2024 te [plaats 1] (gemeente Reusel-de Mierden), [plaats 2] en/of [plaats 3] (gemeente Loon op Zand), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de slachtoffers, te weten mevrouw [benadeelde 1] , mevrouw [benadeelde 2] en/of mevrouw [benadeelde 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, namelijk een of meerdere sieraden, geldbedragen en/of bankpassen door:
- zich (telkens) onder valse naam voor te doen als iemand van de politie en/of
- de slachtoffers telefonisch te informeren dat er inbrekers hebben getracht in te breken in hun woning en/of dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders hebben gezien dat er veel wordt ingebroken in de buurt van de slachtoffers en te vragen of de slachtoffers waardevolle goederen in hun woning aanwezig hebben zodat die veilig gesteld konden worden en/of
- slachtoffers te instrueren om voornoemde sieraden, geldbedragen en/of bankpassen klaar te leggen en/of
- slachtoffers te vertellen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in naam van de politie voornoemde sieraden, geldbedragen en/of bankpassen komen ophalen en/of
- bij de woning van de slachtoffers langs te gaan en/of zich voor te doen als iemand van de politie en/of daar om afgifte van voornoemde sieraden, geldbedragen en/of bankpassen te vragen,
waardoor slachtoffers werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 23 september 2024 te [plaats 4] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, mevrouw [benadeelde 4] te bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meerdere sieraden, geldbedragen en/of bankpassen:
- zich onder valse naam heeft voorgedaan als iemand van de politie en/of
- mevrouw [benadeelde 4] telefonisch heeft geïnformeerd dat er inbrekers hebben getracht in te breken in haar woning en/of dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) hebben gezien dat er veel wordt ingebroken in de buurt van de slachtoffers en/of (daarbij) te vragen of zij waardevolle goederen in haar woning aanwezig heeft zodat die goederen veilig gesteld konden worden en/of
- voornoemde [benadeelde 4] heeft geïnstrueerd om voornoemde sieraden, geldbedragen en/of bankpassen klaar te leggen en/of
- voornoemde [benadeelde 4] heeft verteld dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in naam van de politie voornoemde sieraden, geldbedragen en/of bankpassen kwamen ophalen en/of
- bij de woning van voornoemde [benadeelde 4] is langsgegaan en/of (vervolgens) zich heeft voorgedaan als een medewerker van de politie en/of (daarbij) om afgifte van voornoemde sieraden, geldbedragen en/of bankpassen heeft gevraagd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(Artikel art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 23 september 2024 te [plaats 4] althans in Nederland, tezamen in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten een geldbedrag van in totaal € 2.149 aan mevrouw [benadeelde 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte, en of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met de weggenomen betaalpas en/of weggenomen pincode van voornoemd slachtoffer meerdere betalingen of pintransacties te verrichten.
(Artikel art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)