4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte op 23 april 2024 omstreeks 19:52 uur belde naar 112. In dit gesprek gaf verdachte herhaaldelijk aan dat hij zeven dagen geleden [slachtoffer] had vermoord nadat zij ruzie
(“we fight”)hadden gehad. Ook gaf hij aan dat haar lichaam nog in zijn kamer lag aan [adres] in [plaats] . Omstreeks 20:05 uur kwamen de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] daar ter plaatse. De voordeur van het pand werd geopend door verdachte. Alle drie de verbalisanten hoorden dat verdachte zei dat hij een vrouw had vermoord. In de kamer van verdachte werd op de grond het lichaam van [slachtoffer] in staat van ontbinding aangetroffen. Nadat verdachte was aangehouden en was overgebracht naar het politiebureau, hoorde [verbalisant 4] dat verdachte een aantal keer zei: ‘
I did it, why you need to investigate’.
Uit het definitieve sectierapport volgt dat het overlijden van [slachtoffer] kan worden verklaard door perforatie van de lichaamsslagader door een steekletsel aan de rug.
Datum overlijden [slachtoffer]
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden op welke datum [slachtoffer] om het leven is gebracht.
Verdachte verklaart bij de politie dat hij en [slachtoffer] op 10 april 2024 om 10:00 uur bij de huisbaas zijn geweest om te vragen om een grotere kamer in het pand aan [adres] . De huisbaas ging hiermee akkoord en heeft de sleutels aan verdachte gegeven. Hierna zijn verdachte en [slachtoffer] ieder naar hun werk gegaan. Deze verklaring van verdachte vindt steun in het berichtenverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] op 10 april 2024, waaruit blijkt dat verdachte en [slachtoffer] rond het middaguur contact hadden over het overbrengen van spullen en over het bellen met elkaar tijdens de pauze.
Vervolgens stuurde verdachte op 10 april rond 15:18 uur een bericht naar zijn contact ‘ [bijnaam] ’. Dit is de bijnaam van een vriend van verdachte, genaamd [naam] . In het bericht gaf verdachte aan dat [naam] in de ochtend zijn benodigde document kon komen halen en kon komen douchen.
Verdachte verklaart verder dat hij eerder dan [slachtoffer] klaar was met werken en naar huis is gegaan, waarna [slachtoffer] rond middernacht is thuisgekomen. Ze hebben gepraat en gedronken. Om 01.00 uur ’s nachts heeft hij [slachtoffer] voor het laatst in leven gezien, toen zij zich aan het uitkleden was om naar bed te gaan. De rechtbank stelt aldus vast dat [slachtoffer] nog in leven was op 11 april 2024 rond 01:00 uur.
Verdachte verklaart vervolgens dat toen hij wakker werd, hij ontdekte dat [slachtoffer] niet meer in leven was. Vervolgens stuurt hij op 11 april 2024 om 05:38 uur een bericht naar [naam] dat de plannen zijn veranderd. Diezelfde ochtend om 07:18 uur heeft verdachte in Whatsapp een foto gemaakt en aan [naam] verstuurd. Op de foto is het naakte lichaam van [slachtoffer] zichtbaar, liggend op haar buik. Op haar gehele lichaam zijn vegen, gelijkend op bloed en ontlasting, aanwezig. Ook zijn over het gehele lichaam aan de achterzijde sporen van geweld zichtbaar in de vorm van rode vegen en plekken. Ook het (steek)letsel op het linker onderbeen is zichtbaar. De rechtbank concludeert op basis van het bericht en de foto dat [slachtoffer] op dat moment al was overleden.
Gelet hierop stelt de rechtbank de datum van overlijden van [slachtoffer] vast op 11 april 2024.
Alternatief scenario
De verdediging heeft, kort voor de zitting, een alternatief scenario geschetst en dit scenario op de zitting nader toegelicht. Dit scenario komt er in het kort op neer dat één van de vorige bewoners van het pand aan [adres] met wie verdachte een aantal dagen daarvoor een conflict had gehad, in de nacht de kamer van verdachte is binnengedrongen en [slachtoffer] om het leven heeft gebracht. Volgens verdachte zouden de vorige bewoners dit ook samen gedaan kunnen hebben. Gelet op de extreme hoeveelheid alcohol die verdachte de bewuste avond en nacht had gedronken, zou het zeer goed kunnen dat verdachte daardoor niets heeft meegekregen van wat er zich om hem heen heeft afgespeeld. Daarnaast heeft verdachte op zitting verklaard dat hij op 23 april 2024 tegenover de dienstdoende verbalisanten een bekennende verklaring heeft afgelegd, omdat hij dacht dat als hij het feit zou bekennen het snel klaar en afgelopen zou zijn. Daarnaast was hij er zich van bewust dat alle aanwijzingen in zijn richting wezen en dat hij geen goed verhaal had.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen begin van aannemelijkheid van het door de verdediging geschetste alternatieve scenario, nu er geen enkele aanwijzing is dat een ander persoon (of personen) de woning en de kamer van verdachte is (of zijn) binnengedrongen. Ook is het, gelet op de zeer kleine omvang van de kamer van verdachte, te weten 2,5 meter bij 3 meter, niet aannemelijk dat verdachte in dat geval niets zou hebben gemerkt van de grote hoeveelheid geweld die op [slachtoffer] is uitgeoefend. Daarnaast is onduidelijk gebleven in de door de verdediging geschetste gang van zaken waarom personen met wie
verdachteeen conflict zou hebben gehad het vervolgens gemunt zouden hebben op [slachtoffer] . De rechtbank schuift dit alternatief scenario dan ook als volstrekt ongeloofwaardig en onaannemelijk terzijde. Ook de door verdachte op de zitting gegeven uitleg over de bekentenissen acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig, gelet op de voorzienbare verstrekkende gevolgen die een dergelijke bekentenis heeft. Verdachte heeft ook verklaard dat hij zich vanwege zijn jarenlange werk op de rechtbank bewust was van de situatie waar hij zich in bevond en wat het zou betekenen als hij toegaf dat hij verantwoordelijk was voor de dood van [slachtoffer] .
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] op 11 april 2024 van het leven heeft beroofd.
(Voorwaardelijk) opzet op de dood
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte vol opzet had op het doden van [slachtoffer] . Er kan echter ook sprake zijn van voorwaardelijk opzet.
Voor voorwaardelijk opzet geldt dat sprake moet zijn van een bewuste aanvaarding door verdachte van de aanmerkelijke kans op het gevolg van zijn handelen. De beantwoording van de vraag of de gedraging van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Daarbij kunnen bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Forensisch pathologisch onderzoek heeft uitgewezen dat [slachtoffer] over haar gehele lichaam verwondingen heeft opgelopen. Zo was er sprake van diverse botbreuken in het gezicht, van de ribben en elders in het lichaam en meerdere steekletsels. Zij is onder meer in de rug gestoken, waardoor een wondkanaal van 10 centimeter naar rechts en voorwaarts is ontstaan. Hierbij zijn de 7e rib, de linkerborstholte en de lichaamsslagader geperforeerd. Het steekletsel toonde één spits en één stomp wonduiteinde, wat past bij steken met een eenzijdig scherprandig voorwerp, zoals een mes. Aan deze verwonding is zij overleden. Tijdens de fouillering van verdachte en op de plaats delict zijn diverse eenzijdige scherprandige messen aangetroffen die het steekletsel kunnen hebben veroorzaakt. De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat verdachte met kracht op een vitale plek van het lichaam heeft gestoken met een mes. Verdachte heeft door zo te handelen naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer] zou doden.
De rechtbank acht voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’ moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De verdachte moet de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap hebben gegeven.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat dat er sprake is geweest van voorbedachten rade, zodat verdachte van de impliciet primair tenlastegelegde moord zal worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 11 april 2024 schuldig heeft gemaakt aan doodslag, zoals impliciet subsidiair is ten laste gelegd.