ECLI:NL:RBZWB:2025:3514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
11557583 AZ VERZ 25-13 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens schending re-integratieverplichtingen en diefstal

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [rechthebbende], en zijn werkgever, [werkgever] B.V. De werknemer was op 1 september 2022 in dienst getreden als timmerman II/monteur keuken en badkamer. Na een ziekmelding op 24 oktober 2024 heeft de werkgever herhaaldelijk geprobeerd contact te leggen met de werknemer om zijn re-integratie te bespreken, maar de werknemer reageerde nauwelijks op de berichten. Op 16 januari 2025 werd de werknemer aangetroffen terwijl hij werkzaamheden verrichtte bij een loods in aanbouw, wat in strijd was met zijn re-integratieverplichtingen. Tevens werd vastgesteld dat hij een koelkast van de werkgever had meegenomen zonder toestemming. De werkgever heeft de arbeidsovereenkomst met de werknemer op staande voet beëindigd, wat de werknemer betwistte. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat er sprake was van dringende redenen, waaronder de schending van re-integratieverplichtingen en diefstal. De verzoeken van de bewindvoerder om het ontslag te vernietigen en om betaling van achterstallig loon werden afgewezen. De bewindvoerder werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: 11557583 \ AZ VERZ 25-13
Beschikking van 3 juni 2025
in de zaak van
[bewindvoerder] B.V.
in hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van [rechthebbende] , wonende te [plaats 1] ,
verzoekende partij in het verzoek,
verzoekende partij in het incident ex art. 223 Rv,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: “de bewindvoerder” dan wel “ [rechthebbende] ”,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[werkgever] B.V.,
te [plaats 2] ,
verwerende partij in het verzoek,
verwerende partij in het incident ex art. 223 Rv,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [werkgever] ,
gemachtigde: mr. J.P. Quist.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties,
- de brief (akte) met aanvullende productie van de bewindvoerder, ontvangen op de griffie op 9 april 2025,
- het verweerschrift, tevens houdende (voorwaardelijk) tegenverzoek, met producties, ingekomen ter griffie op 24 april 2025,
- de mondelinge behandeling van 6 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is de zaak aangehouden in afwachting van schikkingsonderhandelingen tussen partijen. Op 16 mei 2025 heeft mr. Quist medegedeeld dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen, waarna beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[rechthebbende] , geboren [datum] 1982, is op 1 september 2022 bij [werkgever] in dienst getreden. De functie van [rechthebbende] is timmerman II/monteur keuken en badkamer, voor 40 uur in de week en met een loon van € 796,55 bruto per week. [bestuurder] is de bestuurder van [werkgever] .
2.2.
Op 24 oktober 2024 heeft [rechthebbende] zich ziekgemeld.
2.3.
Op 28 oktober 2024 is [rechthebbende] bij de praktijkondersteuner van de bedrijfsarts op het spreekuur geweest. In het daarvan opgemaakte verslag, is het volgende te lezen:
“Arbeidsmogelijkheden:de werknemer verzuimt, maar heeft benutbare mogelijkheden.Aanvullende informatie:
Ik heb mijn rol als praktijkondersteuner van de bedrijfsarts toegelicht. Meneer [rechthebbende] geeft aan energetische beperkingen te ervaren ten gevolge van werk gerelateerde factoren. De beperkingen zijn in werken met deadlines, piekbelasting, te hoog handelingstempo en hoge werkdruk. Hij heeft hiervoor medische onderzoeken gehad en heeft herstel bevorderende adviezen gekregen.
Re-integratieadvies en urenopbouw:
Ik adviseer werkgever en werknemer met elkaar rond de tafel te gaan en de ervaren werk gerelateerde factoren te bespreken en hierbij tot constructieve oplossingen te komen. Indien er geen consensus kan worden bereikt, kan een onafhankelijke derde erbij worden betrokken. Een vervolgconsult kan worden gepland bij de bedrijfsarts indien er geen consensus kan worden bereikt.”
2.4.
In de periode van 29 oktober 2024 tot en met 6 november 2024 heeft mevrouw [bestuurder] namens [werkgever] diverse e-mails toegezonden aan [rechthebbende] . Hieronder volgt een aantal citaten uit de betreffende e-mails, waaruit de strekking daarvan volgt.
29 oktober:
“ [bestuurder]heeft je ondertussen meerdere keren geprobeerd telefonisch te bereiken, maar je neemt niet op en belt ook niet terug. Ik wil je er bij deze op attenderen dat je wettelijk verplicht bent om bereikbaar voor ons te zijn en ook voor de arbodienst. Ook heb ik je werkbriefjes van afgelopen week nodig. Graag dus [bestuurder] terugbellen.”
30 oktober:
“Hierbij nog het verzoek contact met ons op te nemen, dat kan telefonisch maar kan ook per mail.Gisteren hebben wij de werkbus opgehaald omdat we deze nodig hebben voor degene die nu tijdelijk jouw werk overneemt en we hadden dit graag met je willen overleggen, maar doordat je nergens op reageert en de telefoon niet opneemt hebben we iemand gestuurd om de bus op te halen. Wanneer je weer aan het werk gaat, kun je weer gebruik maken van de bus.
Het advies van de arboarts is:
Ik adviseer werkgever en werknemer met elkaar rond de tafel te gaan en de ervaren werk gerelateerde factoren te bespreken en hierbij tot constructieve oplossingen te komen.
Het lijkt ons dus goed dat we hierover in gesprek gaan en kijken wat mogelijk is. Zoals in de mail van gister aangegeven ben je verplicht om in contact met ons en de arbodienst te blijven. We zien je reactie graag vandaag nog tegemoet.”
4 november:
“Zojuist heb ik je geprobeerd telefonisch te bereiken om te vragen hoe het is. Helaas heb je op mijn vorige mails niet gereageerd. Ik heb contact gehad met de arbodienst en zij gaven aan dat je open staat voor een gesprek. Dat is erg fijn om te horen. Dus willen we daar graag een afspraak voor inplannen.
Verder missen we nog wat gereedschap in de bus, de tankpas en de sleutels van het pand. Die hebben we ook nodig voor degene die het werk nu voor ons doet. We hebben die dingen op korte termijn nodig en daarom lijkt het ons het handigste dat [bestuurder] naar jou komt om ze op te halen en dan kunnen jullie elkaar gelijk spreken.
Als ik in de agenda kijk kan [bestuurder] woensdagmiddag rond 13.00 uur.
Graag een reactie hierop, zodat we niet weer onverwachts voor je deur hoeven te staan, want dat vinden wij zelf ook niet prettig om te moeten doen, maar als wij geen contact met jou kunnen kijken, laat je ons geen andere keuze. Dus ik hoop echt dat je deze keer wel reageert of me terugbelt.”
6 november:
“Helaas hebben we nog steeds niets van je gehoord. Wij kunnen je op geen enkele manier bereiken, niet telefonisch, niet via sms en ook niet per verschillende mailadressen. En ondanks dat je verplicht bent om contact met ons te onderhouden, doe je zelf totaal geen moeite om ons te bereiken. Iets wat wij onbegrijpelijk vinden. Hieronder nogmaals het advies van de arboarts. (…)
Je geeft ons helaas geen andere keus dan maatregelen te moeten gaan nemen. We geven je tot vrijdag 8 november a.s. 11 uur om contact met ons op te nemen en anders volgt er per maandag 11 november a.s. een loonstop.
We hopen dat het allemaal niet nodig hoeft te zijn en dat je alsnog contact met ons opneemt.”
2.5.
[rechthebbende] heeft, met uitzondering van de laatste e-mail, niet op de berichten van [werkgever] gereageerd. Zijn reactie van 6 november 2024 op de laatste e-mail van [werkgever] luidde als volgt:
“Gisteren kreeg ik nog een e-mail van [naam 1] dat ik een aantal @. Ik schreef meteen dat ik ook een @-adres had en dat ik momenteel niet bereikbaar was op mijn nummer. [naam 2] en @ en waarom.
Ik kan momenteel niet naar [plaats 2] komen omdat mijn privéauto niet bij mij thuis staat en jullie de bus hebt genomen. Bovendien heb ik tegen de persoon die de bus ophaalde gezegd dat ik de volgende dag zou gaan. Afgelopen vrijdag heb ik met ARBO gesproken en gezegd dat ik deze week zou komen als [naam 3] terukomt.”
2.6.
[werkgever] heeft als volgt gereageerd op de e-mail van [rechthebbende] .
“Je mail van gisteren was erg onduidelijk en je naam stond er ook niet onder. Graag je nieuwe telefoonnummer doorgeven zodat we telefonisch kunnen overleggen en je beter bereikbaar bent. Wij hebben diverse dingen voorgesteld, zoals naar jou toekomen vandaag, daar reageer je niet op. Waarom reageer je niet op de mails die ik gewoon naar je gebruikelijke [e-mailadres] stuur? Waarom moet het nu via je vriendin haar e-mailadres? Het zou fijn zijn als we rechtstreeks contact met je kunnen krijgen via je eigen mailadres dat bij ons bekend is.
Je hebt bij de arbodienst aangegeven dat je vandaag weer beschikt over een auto, dus dan horen we graag wanneer je deze week nog langskomt. Je hoort contact met ons op te nemen en te overleggen, ook als je ziek bent. En is het niet mogelijk dat je naar ons toekomt, dan kan [bestuurder] ook bij jou langskomen. Wij zijn daarin flexibel. Het moet wel deze week zijn dat er een afspraak komt, want de sleutels van het pand, de tankpas en nog wat gereedschap wat ontbreekt hebben we nu echt nodig voor je tijdelijke vervanger. Dit is ook aangegeven in eerdere mails. [rechthebbende] , je moet begrijpen dat het werk voor ons gewoon doorgaat en je weet dat we een planning hebben en klanten rekenen op hun keuken of badkamer. We hebben nu een tijdelijke oplossing kunnen vinden, om het werk door te kunnen laten gaan. Maar omdat jij nu al weken nergens op reageert maak je het ons zo wel lastig en zorgt dit voor situaties die helemaal niet nodig zouden hoeven zijn.
Graag dus contact opnemen met [bestuurder] (…).
2.7.
Op 16 november 2024 hebben [rechthebbende] en [bestuurder] met elkaar gesproken. Naar aanleiding van dat gesprek heeft [werkgever] op 21 november 2024 de volgende e-mail toegezonden naar [rechthebbende] .
“Afgelopen zaterdag ben je bij ons in de showroom geweest voor een gesprek met [bestuurder] . Daarin gaf je aan open te staan om op therapeutische basis bij ons te werken. Op dinsdag heb je [bestuurder] gebeld en dit nogmaals aangegeven en toen hebben jullie besproken om morgen vrijdag 22 november bij een klant nog wat grepen op de keuken te zetten en verder wat dingen in de showroom toe doen. Geen zwaar werk en in ieder geval geen tijdsdruk.
Vandaag heeft [bestuurder] je geprobeerd meerdere keren te bellen, maar je neemt niet op en belt ook niet terug.
Als je het niet ziet zitten om deze week te werken, dan zou het wel zo fijn zijn geweest als je ons gewoon terugbelt en dit ons laat weten. Dat is toch niet meer dan normaal? Nu weten we niet of we iemand anders in moeten schakelen of dat je wel komt. Op deze manier weten wij niet waar we aan toe zijn en vinden we het een hele vervelende situatie worden.
Graag alsnog even iets laten weten alsjeblieft.”
2.8.
Op 25 november 2025 heeft de bedrijfsarts een probleemanalyse opgemaakt. Hierin is het volgende opgenomen:
Beperkingen
Rubriek
Omschrijving beperking
Prognose
arbeidsuren
hoog handelingstempo, hanteren productiepieken/deadlines
Goed, afnemend in ongeveer 2 maanden
dynamisch handelen
op tempo lopen, veel trappen lopen. Veelvuldig bukken, zwaar tillen/sjouwen, frequent knielen/hurken, activiteiten in een hoog handelingstempo uitvoeren
Goed, afnemend in ongeveer 2 maanden
persoonlijk functioneren
hanteren werkdruk, hoog handelingstempo
Goed, afnemend in ongeveer 2 maanden
statische houdingen
lang zitten, lang staan, gebogen – getordeerd werken, knielend/hurkend werken
Goed, afnemend in ongeveer 2 maanden
Door welke aspecten kan de werknemer zijn werk niet doen?
Fysieke handelingen, voldoen aan de deadlines icm de arbeidsduur
Welke mogelijkheden om te werken heeft de werknemer nog wel?
Over 2 weken, kan deeltijds deeltaken van het eigen werk worden opgestart.
Overige relevantie informatie:
Wat is uw conclusie over de mogelijkheid tot werken van de werknemer?
Prognose:over 2 weken starten met de reintegratie. Over omstreeks 8 weken volledige werkhervatting.
Einddoel:
Werkhervatting in de eigen functie.
Advies:
Start over 2 weken (9 december) met 2 uur per dag fysiek lichte werkzaamheden. Zet hem als extra man op een klus. Indien het goed gaat kan betrokkene wekelijks met
1 uur opbouwen totdat volledige werkhervatting bereikt is. Naarmate het herstel verder vordert, kan hij geleidelijk ook de werkzaamheden qua zwaarte opbouwen.
Is de werknemer het eens met het advies?
ja
2.9.
Per e-mail van 27 november 2024 schreef [werkgever] aan [rechthebbende] :
“Gisteren heeft [bestuurder] geprobeerd je telefonisch te bereiken en wanneer dit niet lukte heeft hij je ook nog gesmst met de vraag of je hem even wil terugbellen om te overleggen over het verdere verloop van je re-integratie. Wij hebben gisteren namelijk het verslag van de arboarts gekregen en zouden dus hierover graag met je overleggen wat gepaste werkzaamheden zijn als je weer op therapeutische basis komt werken. Dan kunnen we dit ook weer terugkoppelen naar de arbodienst.”
2.10.
Op het bericht van [werkgever] werd door [rechthebbende] niet gereageerd. Op 28 november schreef [werkgever] het volgende aan [rechthebbende] :
“Helaas gisteren weer niets van je gehoord. Wij vinden het respectloos naar ons toe. We zijn altijd goed voor je geweest en ontzettend flexibel en snappen niet dat je niet de moeite kan nemen om ons even terug te bellen zodat we kunnen overleggen. Wij vinden de situatie zo heel erg vervelend en doen het liever niet, maar je geeft ons op deze manier weer geen andere keus, dan om een loonstop op te leggen.
Als je vandaag niet telefonisch contact met ons opneemt zullen wij vanaf morgen
29 november het loon stopzetten. Met een vage reactie op deze mail nemen we geen genoegen. We willen gewoon normaal telefonisch contact met je en dingen overleggen.
[bestuurder] wacht je telefoontje af.”
2.11.
Op 29 november 2024 reageerde [rechthebbende] als volgt op de laatste e-mail van [werkgever] :
“Goedemorgen. Ik geef toe dat ik niet altijd bereikbaar ben (dit heb ik ook gemeld bij Arbo). Een van de redenen is dat ik nog steeds last heb van mijn rug, ik heb een aantal dagen geleden met [bestuurder] overlegd over aangepaste dagen en het werken hierdoor. Dan kom ik erachter dat ik tegen het einde van het jaar nog maar drie keukens enz. hoef te
installeren - helaas heb ik nog steeds een rugprobleem.
Vanaf het allereerste begin meldde ik dat dit mijn zwakke punt was, maar er werd al een tijdje geen rekening mee gehouden. Ik vertelde hem dat als hij mij neerschoot, ik X-tijd weg zou zijn, maar het "moet nog steeds gebeuren door...". Ik ben ook altijd flexibel en kan me aanpassen, en dat doe ik ook, maar deze keer lukte het niet.
Toen ik onlangs met hem sprak, kreeg ik de indruk dat het mijn schuld was dat mijn rug op die zware platen uitstak, en dat de stress op het werk (de laatste tijd) ook mijn schuld was. Nee, ik heb het niet vrijwillig op mij genomen. Ik hou van mijn werk en ik weet hoeveel ik me kan veroorloven, en de laatste tijd is het "een beetje" anders geweest - ik
kreeg van bovenaf te horen dat "het moet zijn omdat..." - en nu moet ik voortdurend revalideren op namens mij... Voor mij is voorlopig elke baan oké, zolang ik maar niet hoef te tillen (mijn ruggengraat niet te zwaar belast). Weil ik doe steeds zulke pijnstillers slikken
Mvg”
En:
“En ik heb ook mijn mening over gebrek aan respect. Maar uit respect houd ik het voor mezelf, en geloof maar wij ale hebben goede argumenten bij.
Ik hoop dat ik kaan even met jou ga praten over - [bestuurder] is een verkoper (dus met hem moet ik niet beginnen - hij praat mij kort)”
2.12.
Op 29 november 2024 hebben mevrouw [bestuurder] en [rechthebbende] telefonisch contact gehad en een aantal afspraken gemaakt. Deze worden bevestigd in de e-mail van 30 november 2024, waarin het volgende is opgenomen. [rechthebbende] heeft niet gereageerd op de
e-mail.
“Gisteren hebben we elkaar telefonisch gesproken en dat was een positief en fijn gesprek vond ik zelf en volgens mij jij ook. We hebben toen een paar afspraken met elkaar gemaakt die ik hierbij zoals toen ook aangegeven nog even bevestig zodat het voor ons beide gewoon duidelijk is. En daar geen verwarring over kan komen.
• Omdat je het contact met [bestuurder] wat minder prettig vindt, zal dit vanaf nu met mij zijn.
• Je houdt mij op de hoogte als er iets is waar je mee zit en hoe het met je gaat.
• Wanneer je weer start met werken (op therapeutische basis) zal je alleen licht werk doen, dus je hoeft niets te tillen of hele keukens te plaatsen. Je zal in eerste instantie in de showroom kleine klusjes doen, zoals een meterkast aanleggen, electra aanleggen etc. Daarnaast kunnen we je inzetten voor kleine service zaken, zoals het stellen van deurtjes of bv een stopcontact aanleggen. In ieder geval allemaal kleine dingen waarbij je niet
hoeft te tillen en waar geen deadline is, om zo spanning te voorkomen. Jij geeft duidelijk en op tijd aan als dingen niet gaan.
• In het plan van aanpak staat dat je in eerste instantie 2 uur per dag gaat werken, maar je was het met me eens dat dit wel erg weinig zin had en dat je dan meer in de auto zit dan nodig. Je gaf aan: wat kan, dat kan en we bekijken het per dag als je hier bent. En we houden hier contact over. Ik stel voor wekelijks even samen contact op vrijdag.
• Volgende week gaan we het plan van aanpak bij ons in de showroom bespreken en tekenen. Graag hoor ik wanneer precies.
• Je gaf verder aan dat je door een klant was gebeld voor het plaatsen van een douchewand en het stellen van wat kastjes. Je hebt daarvoor zelf een afspraak met de klant gemaakt op 20 december. Zo’n douchewand weegt echter ook ontzettend veel, dus [bestuurder] heeft dat gisterenochtend gelijk zelf gedaan met wat mannen, want als het aan ons ligt ga jij echt niet meer zware dingen tillen. Daarvoor zal je altijd hulp gaan krijgen van [bestuurder] . Ik
hoop dat we hiermee ook gelijk aan je kunnen laten zien dat je dus echt niets meer hoeft te gaan tillen. Wat je wel nog kan doen 20 december is kastjes stellen, maar dat zien we tegen die tijd wel of dat kan.
Ik wil wel nog 1 ding zeggen. Wat ik namelijk wel jammer vind, is dat je me gisteren toegezegd hebt dat je na je afspraak bij de chiropractor gisteren iets zou laten weten over volgende week. Helaas heb je dat niet gedaan. Vanochtend heb ik je nog een sms hierover gestuurd, maar tot nu toe geen reactie. Ik zeg eerlijk ik had echt verwacht dat je even contact met me zou opnemen omdat je dat tijdens het gesprek zo duidelijk zei en het me eigenlijk beloofde. En omdat je aangaf bij mij dat je steeds niets van je liet horen omdat je boos was op [bestuurder] , dus dacht dat we dat nu zo hadden opgelost. Ik heb ook duidelijk aangegeven dat het niet uitmaakte wat de uitkomst ervan was, als je maar iets van je laat horen en je afspraak daarin nakomt.
Ik hoop dat je me dus alsnog iets laat weten, door bijvoorbeeld te reageren op deze mail. Als ik niets hoor neem ik maandag even telefonisch contact met je op om een afspraak te maken voor het bespreken en tekenen van het plan van aanpak.”
2.13.
Op 6 december 2024 werd [rechthebbende] door [werkgever] aangetroffen tijdens het uitvoeren van werkzaamheden bij een loods in aanbouw in [plaats 1] .
2.14.
[werkgever] heeft op 5 en 12 december 2024, 3 en 7 januari 2025 e-mails toegezonden aan [rechthebbende] . Op deze berichten werd door [rechthebbende] niet gereageerd.
2.15.
Op 8 januari 2025 heeft [werkgever] [rechthebbende] een e-mail toegezonden met de volgende inhoud:
“Zoals gisteren ook al aangegeven hoor je telefonisch bereikbaar te zijn voor ons. Zowel gisteren als vandaag neem je niet op en bel je ook niet terug. Verder hebben we je vandaag niet gezien op het werk, terwijl ook de arbodienst heeft aangegeven dat je verder moet met opbouwen van de uren. Dat staat los van je bezoek bij de huisarts.
Bij deze willen we aangeven dat we je morgenochtend op het werk verwachten om te starten met lichte werkzaamheden in de showroom en als ik en [bestuurder] er dan zijn, willen we een gesprek om concrete afspraken met je te maken. Indien je niet komt opdagen, zullen wij een loonstop toepassen met ingang van morgen 9 januari 2025 en je geeft ons dan ook geen andere keuze om andere stappen te ondernemen.”
2.16.
[rechthebbende] heeft geen gehoor gegeven aan de oproep om op het werk te verschijnen. [werkgever] heeft de aangekondigde loonstop per 9 januari 2025 toegepast.
2.17.
Op 16 januari 2025 is [rechthebbende] wederom aangetroffen bij de betreffende loods in [plaats 1] , terwijl hij aldaar werkzaamheden aan het verrichten was.
2.18.
Bij brief van 17 januari 2025 heeft [werkgever] [rechthebbende] op staande voet ontslagen. In de brief werd onder meer het volgende geschreven aan [rechthebbende] :
“Wij zien ons genoodzaakt om uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen op grond van een dringende reden (ontslag op staande voet). Wij lichten dat als volgt toe.
(…)Zoals u weet hebben wij in de ochtend van 16 januari jl. geconstateerd dat u in werkkleding bouwwerkzaamheden aan het verrichten was in/aan een loods in aanbouw te [plaats 1] . Dat was niet de eerste keer. Ook op 6 december jl. hebben wij dit – op dezelfde locatie – al geconstateerd.
Vanwege de constatering van gisterochtend hebben wij u schriftelijk uitgenodigd om hier vandaag om 9.00 uur bij ons op de zaak in [plaats 2] over in gesprek te gaan, zodat wij uw visie op deze kwestie konden vernemen. Helaas heeft u geen gevolg gegeven aan dit verzoek, terwijl wij kenbaar hebben gemaakt dat het belangrijk was dat u aanwezig zou zijn. U stelt slechts op het genoemde tijdstip niet over een auto te beschikken, maar u hebt verder geen enkele moeite gedaan om toch aanwezig te kunnen zijn. Wij kunnen dan ook geen rekening houden met uw eventuele verklaring.
Wij stellen vast dat u zich – ook blijkens uw e-mail van 10 januari jl. – op het standpunt stelt dat u ziek bent en daarom bij ons geen (lichte) passende werkzaamheden kunt verrichten in het kader van uw re-integratie. Omdat u geen gevolg geeft aan uw re-integratieverplichtingen hebben wij onlangs een loonsanctie opgelegd.
Ondanks de door u gestelde arbeidsongeschiktheid en de verplichting bij ons te re-integreren, verricht u, zo hebben wij op verschillende momenten geconstateerd, elders bouwwerkzaamheden. Dat is voor ons onacceptabel.
Daarnaast is ons onlangs bekend geworden dat u bij Logus te [plaats 2] een aan ons toebehorende (nieuwe) koelkast van het merk Atag hebt opgehaald en in de bedrijfsbus hebt meegenomen. Die koelkast heeft u evenwel niet bij ons op de zaak gebracht, maar is verdwenen. De koelkast stond niet in de bedrijfsbus, die wij op 16 januari jl. bij u hebben opgehaald. Wij moeten het er dus voor houden dat u, zonder toestemming van ons, een nieuwe koelkast hebt weggemaakt.
Daar komt bij dat u structureel uw re-integratieverplichtingen hebt geschonden, ook nadat in dat verband aan u een loonsanctie was opgelegd. U weigerde namelijk zonder deugdelijke grond om in het kader van uw re-integratie passende arbeid te verrichten. Ook weigerde u, eveneens zonder deugdelijke grond, gevolg te geven aan redelijke voorschriften van onze kant, zoals het met elkaar in gesprek gaan over het verrichten van passende arbeid. Inmiddels is ons duidelijk geworden waarom u niet bij ons wilde re-integreren; u had immers andere werkzaamheden te verrichten.
Alle hiervoor genoemde gronden leveren, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, een dringende reden voor ontslag op staande voet op. Indien één of meer van de genoemde gronden geen dringende zou(den) blijken te zijn, dan zouden wij u op grond van die andere reden(en) ook ontslag op staande voet hebben verleend. Gelet op ieder van de genoemde gronden kan van ons in redelijkheid namelijk niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. (…)”
2.19.
Per 15 maart 2025 is [rechthebbende] op grond van een arbeidsovereenkomst bij een andere werkgever in dienst getreden.
2.20.
Op 18 maart 2025 is [rechthebbende] toegelaten tot de WSNP.

3.Het verzoek

3.1.
De bewindvoerder verzoekt, na wijziging van verzoek, bij beschikking:
In het incident
bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding, [werkgever] te veroordelen tot betaling van:
a. het verschuldigde salaris van € 796,55 bruto per week vanaf 9 januari 2025 tot en met
15 maart 2025, vermeerderd met de wettelijke rente,
b. buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente,
c. de proceskosten.
In de hoofdzaak
a. vernietiging van het ontslag op staande voet,
b. [werkgever] te veroordelen tot betaling van het salaris van € 796,55 bruto per week vanaf
9 januari 2025 tot en met 15 maart 2025, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50%.
3.2.
De bewindvoerder legt aan haar verzoeken ten grondslag dat het aan [rechthebbende] gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, nu een dringende reden voor het ontslag ontbreekt.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[werkgever] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van de bewindvoerder.
4.2.
[werkgever] verzoekt, na wijziging van verzoek, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- te verklaren voor recht dat de bewindvoerder aan [werkgever] een vergoeding als bedoeld in 7:677 lid 2 en 3 BW verschuldigd is ten bedrage van € 3.982,77;
- te verklaren voor recht dat [rechthebbende] op 6 december 2024 en op 16 januari 2025 het nevenwerkzaamhedenbeding zoals opgenomen in artikel 16 van de arbeidsovereenkomst heeft geschonden en dat de bewindvoerder uit dien hoofde aan [werkgever] een boete is verschuldigd van € 5.000,-,
- te verklaren voor recht dat [rechthebbende] ten koste van [werkgever] voor een bedrag van € 1.834,14 ongerechtvaardigd is verrijkt en dat de bewindvoerder uit dien hoofde tot schadevergoeding aan [werkgever] gehouden is,
- de bewindvoerder te veroordelen tot betaling van € 8.798,77 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente,
- te verklaren voor recht dat [rechthebbende] vanwege het wegmaken van een koelkast van het merk ATAG onrechtmatig jegens [werkgever] heeft gehandeld en dat de bewindvoerder op die grond jegens [werkgever] tot schadevergoeding gehouden is,
- de bewindvoerder te veroordelen tot betaling van € 1.210,-, te vermeerderen met de wettelijke rente,
- de bewindvoerder te veroordelen tot afgifte van de aan [werkgever] toebehorende cirkelzaag van het merk Dewalt met alle toebehoren en wel binnen twee weken na betekening van deze beschikking, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of gedeelte van een dag dat de bewindvoerder met de nakoming van deze veroordeling in gebreke blijft,
- voor het geval dat de arbeidsovereenkomst niet wegens het gegeven ontslag op staande voet is geëindigd, de arbeidsovereenkomst met [rechthebbende] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, primair wegens de e-grond en subsidiair wegens de g-grond,
- veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
4.3.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling van het verzoek

In de hoofdzaak
Ontslag op staande voet
5.1.
De kernvraag in dit geschil is of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De kantonrechter overweegt daarover het volgende.
5.2.
Een ontslag op staande voet is een uiterst middel om een arbeidsovereenkomst te beëindigen gelet op de grote (financiële) gevolgen daarvan voor de werknemer. Een ontslag op staande voet is daarom alleen geldig als daarvoor een dringende reden aanwezig is en het ontslag onverwijld is gegeven onder onverwijlde mededeling van de dringende reden aan de wederpartij. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren [1] .
5.3.
De bewindvoerder heeft niet weersproken dat het ontslag onverwijld is gegeven, zodat de kantonrechter daarvan uit gaat.
5.4.
[werkgever] heeft aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat [rechthebbende] structureel zijn re-integratieverplichtingen heeft geschonden, dat hij (ondanks gestelde arbeidsongeschiktheid en re-integratieverplichtingen) elders bouwwerkzaamheden heeft verricht en dat hij een door [werkgever] bestelde koelkast heeft meegenomen en weggemaakt. De kantonrechter is van oordeel dat deze redenen kwalificeren als een dringende reden die het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Schending re-integratieverplichtingen.
5.5.
Vooropgesteld wordt dat het opzegverbod tijdens ziekte niet aan een ontslag in de weg staat wanneer de werknemer zonder deugdelijke grond niet meewerkt aan zijn (in artikel 7:660a BW neergelegde) re-integratieverplichtingen, en de werkgever de werknemer schriftelijk heeft gemaand tot nakoming van die verplichtingen of om die reden de betaling van het loon heeft gestaakt [2] .
5.6.
De re-integratieverplichtingen van een werknemer omvatten onder meer het gevolg geven aan de door werkgever gegeven redelijke voorschriften en het verrichten van passende arbeid [3] . Het door een werknemer hardnekkig niet voldoen aan redelijke bevelen of opdrachten hem door of namens de werkgever gegeven en/of het grovelijk veronachtzamen van de verplichtingen welke de arbeidsovereenkomst hem oplegt, kunnen voor een werkgever (een) dringende reden(en) vormen voor een ontslag op staande voet [4] .
5.7.
Uit de door [werkgever] overgelegde e-mails, welke zij in de periode van 29 oktober 2024 t/m 8 januari 2025 aan [rechthebbende] heeft verzonden, volgt dat zij vele pogingen heeft gedaan om in contact te treden met [rechthebbende] . Vaststaat dat [rechthebbende] niet of nauwelijks op de berichten heeft gereageerd en dat [rechthebbende] – de enkele keren dat partijen wel tot afspraken zijn gekomen – deze niet is nagekomen. Zo heeft hij, ondanks daartoe diverse keren te zijn verzocht, nimmer een start gemaakt met het uitvoeren van passende (lichte) werkzaamheden, terwijl hij daartoe volgens het advies van de bedrijfsarts wel in staat zou zijn. Dat dit anders zou zijn, is niet gebleken. [rechthebbende] heeft bij de bedrijfsarts juist verklaard dat hij het eens was met het in de probleemanalyse opgenomen advies en heeft daarnaast ook diverse keren aangegeven dat hij het wel zag zitten op therapeutische basis aan het werk te gaan. Evenmin is gebleken van een (deugdelijke) reden voor het niet ingaan op de uitnodiging voor een persoonlijk gesprek bij [werkgever] om de uitvoering van zijn re-integratie te bespreken. Volgens de arbodienst was namelijk geen sprake van medische beperkingen die aan een overleg met [werkgever] in de weg zouden kunnen staan.
5.8.
Bij het niet meewerken aan de re-integratie door de werknemer, ligt het op de weg van werkgever een loonsanctie toe te passen om de werknemer te stimuleren mee te werken aan zijn re-integratie. Nadat [rechthebbende] geen gehoor had gegeven aan het verzoek van [werkgever] d.d. 8 december 2024 om op gesprek te komen en te starten met re-integreren door het uitvoeren van lichte werkzaamheden in de showroom, heeft [werkgever] de loonbetaling op
9 januari 2025 gestaakt. Zelfs deze maatregel heeft niet geleid tot de medewerking van [rechthebbende] . Sterker nog, partijen hebben – tot het op 17 januari 2025 gegeven ontslag – helemaal geen contact meer gehad.
5.9.
Vastgesteld wordt dan ook dat [rechthebbende] herhaaldelijk niet heeft voldaan aan hem gegeven redelijke instructies voor het aanvangen van passende werkzaamheden gericht op zijn re-integratie. [rechthebbende] heeft daarmee zijn re-integratieverplichtingen in ernstige mate geschonden. De conclusie is dan ook dat aan de voorwaarden, gronden en vereisten voor een ontslag op staande voet wegens het niet meewerken door een (zieke) werknemer aan zijn re-integratie, op zichzelf is voldaan.
Verrichten van bouwwerkzaamheden elders
5.10.
De tweede reden voor het gegeven ontslag bestaat er volgens [werkgever] uit dat [rechthebbende] elders bouwwerkzaamheden heeft verricht, terwijl hij volledig ziek was en zich op dat moment had moeten inspannen voor zijn re-integratie bij [werkgever] . [werkgever] wijst daarbij op de twee incidenten, waarbij zij [rechthebbende] heeft aangetroffen bij een loods in aanbouw in [plaats 1] , terwijl hij (zware) werkzaamheden aan het verrichten was. Deze bouwwerkzaamheden werden door [rechthebbende] ook verricht in de ochtend van 16 januari 2025, terwijl [rechthebbende] op datzelfde moment passende arbeid ten behoeve van [werkgever] had moeten verrichten.
5.11.
Voor de beoordeling of de hierboven omschreven gedragingen een dringende reden voor het gegeven ontslag vormen, kan in het midden worden gelaten of nevenwerkzaamheden op grond van de arbeidsovereenkomst al dan niet verboden waren en of [werkgever] deze gedurende het dienstverband al dan niet heeft gedoogd. Het op individuele basis uitvoeren van (met het reguliere werk vergelijkbare) werkzaamheden buiten de werkgever om terwijl de werknemer zich feitelijk dient bezig te houden met re-integratie bij de werkgever, is ontoelaatbaar en kwalificeert als een dringende reden voor ontslag op staande voet. Daarbij is niet van belang of deze werkzaamheden betaald of op vrijwillige basis werden verricht.
Wegmaken ATAG koelkast
5.12.
De derde en laatste door [werkgever] aan het ontslag ten grondslag gelegde dringende reden betreft het wegmaken van een koelkast. Dit wordt weersproken door [rechthebbende] , die stelt dat hij de koelkast met toestemming van [werkgever] heeft gekocht en betaald met de door hem opgebouwde overuren.
5.13.
[werkgever] heeft toegelicht dat de koelkast waar zij op doelt er één van het merk ATAG betreft en dat dit een andere koelkast betreft dan die, die [rechthebbende] heeft aangeschaft door middel van in natura uitbetaalde overuren. Dat betrof namelijk een koelkast van het merk Pelgrim, welke op 14 juni 2024 is aangeschaft. Deze stelling van [werkgever] wordt onderbouwd door de door haar overgelegde facturen van beide koelkasten en met de verklaring van de heer [naam 4] (waarin wordt bevestigd dat [rechthebbende] de “ATAG-koelkast” in november 2024 bij Logus heeft afgehaald). Aan de hand van deze stukken kan worden vastgesteld dat [rechthebbende] de “ATAG-koelkast” heeft meegenomen. Iets wat [rechthebbende] ter zitting overigens ook niet heeft weersproken.
5.14.
Het wegmaken van de ATAG-koelkast dient te worden aangemerkt als diefstal. Ook dat levert een dringende reden op als opgenomen in artikel 7:678 lid 2 sub d BW.
5.15.
Al het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven. De door de bewindvoerder (primair) verzochte verklaring voor recht alsmede de (subsidiair) verzochte vernietiging van het ontslag op staande voet zullen daarom worden afgewezen. Dit geldt ook voor de verzoeken tot wedertewerkstelling, betaling van de transitievergoeding en betaling van een billijke vergoeding.
Betaling loon
5.16.
De bewindvoerder verzoekt voorts betaling van het achterstallig loon over de periode vanaf 9 januari 2025 tot en met 15 maart 2025. Nu hiervoor is geoordeeld dat het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, is de arbeidsovereenkomst per 17 januari 2025 geëindigd. De verzochte loonbetaling over de periode van 18 januari 2025 tot en met 15 maart 2025 wordt om die reden afgewezen.
5.17.
In geval van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte behoudt een werknemer recht op loon, tenzij de werknemer zonder deugdelijke grond weigert mee te werken aan door de werkgever of een door werkgever aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften die erop zijn gericht de werknemer in staat te stellen passende arbeid te verrichten [5] .
5.18.
De bedrijfsarts heeft in de probleemanalyse van 25 november 2024 geconcludeerd dat [rechthebbende] in staat was het werk te hervatten met 2 uur per dag lichte fysieke werkzaamheden. Geadviseerd werd om daar op 9 december 2024 mee te starten en de werkzaamheden geleidelijk qua zwaarte op te bouwen. Zoals volgt uit het hiervoor opgenomen feitencomplex, heeft [werkgever] naar aanleiding van dit advies veelvuldig gepoogd met [rechthebbende] in contact te treden en met hem afspraken te maken over het uitvoeren van passende werkzaamheden. Ondanks de vele verzoeken en het advies van de bedrijfsarts, heeft [rechthebbende] geen medewerking verleend. De door [werkgever] toegepaste loonstop was daarom terecht, zodat ook de verzochte betaling van het loon over de periode van 9 januari 2025 tot en met 17 januari 2025 wordt afgewezen.
Proceskosten
5.19.
De bewindvoerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van [werkgever] worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing.
In het incident
5.20.
Aangezien in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven over de verzoeken van de bewindvoerder in de hoofdzaak, is er geen belang meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. De kantonrechter zal de proceskosten voor de voorlopige voorziening compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling van het tegenverzoek

De cirkelzaag
6.1.
[werkgever] stelt dat [rechthebbende] een cirkelzaag van haar in bezit heeft en verzoekt veroordeling van Galecka tot afgifte daarvan op straffe van een dwangsom. [rechthebbende] betwist dat hij die cirkelzaag onder zich heeft. [werkgever] heeft haar verzoek daarop niet verder onderbouwd. Nu niet is komen vast te staan dat [rechthebbende] de cirkelzaag daadwerkelijk in bezit heeft, moet het verzoek tot afgifte worden afgewezen. De kantonrechter kan hem niet veroordelen tot afgifte van een zaak, waarvan niet vaststaat dat hij die onder zich heeft.
De overige tegenverzoeken
6.2.
Gebleken is dat [rechthebbende] op 18 maart 2025 is toegelaten tot de WSNP. De tegenverzoeken van [werkgever] zijn na die datum ingediend. De tegenverzoeken die betrekking hebben op (de veroordeling van de bewindvoerder tot betaling van) een gefixeerde schadevergoeding, de kosten van de weggemaakte koelkast, een boete voor het schenden van het nevenwerkzaamhedenbeding en de schade wegens ongerechtvaardigde verrijking, kunnen niet meer tegen de bewindvoerder worden ingediend, omdat die ten laste van de WSNP-boedel komen. Op grond van artikel 299 lid 2 Faillissementswet kunnen deze verzoeken alleen worden ingediend door aanmelding ter verificatie bij de WSNP-bewindvoerder. De kantonrechter zal [werkgever] daarom in deze verzoeken niet-ontvankelijk verklaren.
Voorwaardelijk tegenverzoek
6.3.
Het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst is uitdrukkelijk voorwaardelijk gedaan, namelijk onder de voorwaarde dat het ontslag op staande voet wordt vernietigd. Aangezien in de hoofdzaak is geoordeeld dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven, is de voorwaarde niet ingetreden. De kantonrechter komt daarom niet toe aan dit voorwaardelijke tegenverzoek.
Proceskosten
6.4.
De gemachtigde van de bewindvoerder had zijn brief met daarbij de beschikking waarbij de WSNP voor [rechthebbende] van toepassing was verklaard, niet naar de gemachtigde van [werkgever] gestuurd. Kort voor de zitting heeft de griffie dat alsnog gedaan. Niet kan worden uitgesloten dat de gemachtigde van [werkgever] dus niet voordat hij de tegenverzoeken indiende wist dat de WSNP van toepassing was. De kantonrechter ziet daarin aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

7.De beslissing

De kantonrechter
op het verzoek
in de hoofdzaak
7.1.
wijst het verzoek af,
7.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
7.3.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
7.4.
verklaart deze beschikking wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident
7.5.
wijst de verzochte voorziening af,
7.6.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
op het tegenverzoek
7.7.
wijst het verzoek tot afgifte van de cirkelzaag op straffe van een dwangsom af,
7.8.
verklaart [werkgever] niet ontvankelijk in haar overige tegenverzoeken zoals hiervoor vermeld onder r.o. 6.2.,
7.8.
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
7.9.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.

Voetnoten

1.art. 7:677 lid 1 BW jo art. 7:678 lid 1 BW.
2.art. 7:670 lid 1 BW jo art. 7:670a lid 1 BW.
3.art.7:660a lid 1 aanhef en sub a BW jo art 7:660a lid 1 aanhef en sub c BW.
4.art. 7:678 lid 2 aanhef en sub j en k BW.
5.art. 7:629 lid 1 jo lid 3 sub d BW.