6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een straatroof en aan de schuldheling van een scooter.
Vooral de straatroof rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Dit feit vond plaats op de openbare weg, terwijl het nog licht was. De rechtbank kan zich voorstellen dat het voor het destijds 15-jarige slachtoffer heel beangstigend is geweest toen hij meerdere keren door verdachte en zijn mededader achterna werd gezeten, werd bedreigd en mishandeld. Zoals het slachtoffer in zijn aangifte heeft aangegeven voelde hij zich door verdachte en zijn mededader erg geïntimideerd. Het slachtoffer zal zich wellicht minder veilig voelen op straat dan voorheen. Daarnaast brengen dit soort feiten gevoelens van angst en onrust in de maatschappij teweeg.
De houding die verdachte bij de politie en op de zitting ten aanzien van deze feiten heeft laten zien, vindt de rechtbank zeer zorgelijk. Dit geldt zeker nu verdachte pas 15 jaar oud is. Het komt de rechtbank voor dat het hem allemaal niets lijkt te interesseren; dat hij op een gestolen scooter heeft rondgereden en wat hij het slachtoffer van de straatroof heeft aangedaan. Verdachte heeft ook geen verantwoordelijkheid voor deze feiten genomen. De rechtbank houdt met deze houding van verdachte rekening bij het bepalen van de straf.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Daarnaast houdt de rechtbank hierbij rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, waaronder door de kinderrechter op 13 augustus 2024. Daarnaast heeft verdachte op 12 augustus 2024 een strafbeschikking gehad voor rijden zonder rijbewijs. De rechtbank zal met toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening houden met deze veroordeling en strafbeschikking.
Ook houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met het rapport dat door [psycholoog] en [psychiater] op 12 mei 2025 over verdachte is opgemaakt. Hierin hebben deze deskundigen aangegeven dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in antisociale richting en van een andere gespecificeerde psychotrauma of stressorgerelateerde stoornis. Door deze stoornissen is bij verdachte sprake van beperkingen op het gebied van gedrags- en emotieregulatie, van een egocentrische gerichtheid, van een hoge spanningsbehoefte, van beperkte copingsvaardigheden, van een verminderd mentaliserend vermogen en van een gebrekkige gewetensfunctie. Desalniettemin weet verdachte wat wel en niet is toegestaan. De deskundigen adviseren daarom om verdachte de feiten in enigszins verminderde mate toe te rekenen.
De deskundigen hebben tijdens het onderzoek geen beschermende factoren kunnen vaststellen. De ouders van verdachte liggen momenteel in scheiding en er is een verhuizing op handen. Daarnaast heeft verdachte geen pro sociale vriendenkring en er is geen sprake van scholing of een adequate dag-invulling.
De deskundigen vinden een individuele therapeutische interventie noodzakelijk om de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte bij te sturen. Daarbij dient in eerste instantie te worden gewerkt aan zijn motivatie. Daarna kan schematherapie worden ingezet. Hierbij is het van belang dat er met verdachte wordt gewerkt aan het herstellen van zijn basisvertrouwen. Ook is het belangrijk dat hij leert mentaliseren en grenzen van anderen gaat leren aanvoelen en respecteren. Daarnaast dient hij andere manieren van coping aan te leren om eigen spanningen/moeilijkheden bespreekbaar te maken, zodat hij ze niet langer uit in ongewenste gedragingen. Verder vinden de deskundigen een vorm van traumatherapie nodig om bepaalde traumatische ervaringen, zoals huiselijk geweld, uit het verleden te verwerken. Naast deze individuele therapie, dient in elk geval de moeder, mogelijk ook de stiefvader, betrokken te worden bij de behandeling. Een systeemgerichte aanpak dient zich te richten op het herstellen van structuur en begrenzing, ook tussen de ouders onderling. Ook dient dit zich te richten op het vergroten van hun emotionele betrokkenheid en steun aan verdachte. Tenslotte dient er in de behandeling aandacht te zijn voor de functie van het middelengebruik. Op dit moment is het middelengebruik (blowen) onder controle. De urinecontroles op drugs zijn thans negatief. Wanneer verdachte echter weer buiten komt, blijft middelengebruik een risicofactor. Controle op middelengebruik is daarom essentieel. Zodra resocialisatie in beeld komt, heeft verdachte naast deze behandeling ook een meer praktische vorm van begeleiding/coaching nodig. Doelen daarbij zijn het oppakken van school en dagbesteding, maar eveneens het leren aangeven van grenzen en het vergroten van weerbaarheid naar zijn voormalige criminele netwerk. De begeleiding dient vanuit een forensische aanpak te worden vormgegeven, aangezien forensische scherpte noodzakelijk wordt geacht. In een eerder stadium is verdachte immers gerecidiveerd onder het toeziend oog van de jeugdreclassering.
De deskundigen vinden het, zowel ter voorkoming van recidive als voor een positieve persoonlijke ontwikkeling, noodzakelijk dat verdachte bovenstaande behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal volgen. De gedragsproblematiek, de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en de psychotrauma en stressorgerelateerde stoornis van verdachte geven hiertoe aanleiding. Ook de toenemende ernst van het delictgedrag van verdachte, de eerdere onttrekkingen aan behandeling en de hoge kans op recidive rechtvaardigen de inzet van een PIJ-maatregel als ultimum remedium. Verdachte is daarbij nog altijd niet gemotiveerd voor behandeling. Ook daarom vinden de deskundigen behandeling in een voorwaardelijk kader inmiddels een gepasseerd station. Zij zien geen andere mogelijkheid dan om behandeling in het kader van een onvoorwaardelijk PIJ-maatregel te adviseren. De deskundigen verwachten dat behandeling van verdachte langere tijd in beslag zal nemen.
De rechtbank zal gelet op het advies van een deskundigen bij de bepaling van de straf uitgaan van de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met het rapport van de Raad van 14 mei 2025 en de toelichting hierop tijdens de zitting. De Raad heeft aangegeven dat verdachte in het afgelopen anderhalf jaar een verontrustend delictsverloop heeft laten zien, waarbij sprake is van een duidelijke opwaartse lijn in ernst en frequentie van strafbare feiten. Deze feiten hebben plaatsgevonden ondanks meerdere justitiële interventies, waaronder strenge schorsingsvoorwaarden, het boven het hoofd hangen van voorwaardelijke straffen en het aanbieden van behandeling (SELF, MST, behandeling vanuit Opmeer.) Deze behandelingen hebben weinig vooruitgang geboekt en recidive niet kunnen voorkomen. In september 2024 is verdachte voor behandeling opgenomen bij [kliniek] . Verdachte toonde zich binnen deze kliniek echter weinig ontvankelijk voor behandeling en is meerdere keren van deze kliniek weggelopen. Daarom is deze behandeling in januari 2025 beëindigd.
De Raad is het met de deskundigen eens dat behandeling van verdachte noodzakelijk is voor een zo gunstig verdere ontwikkeling van verdachte en het verlagen van de kans op recidive. De Raad heeft overwogen of behandeling van verdachte kan worden gegarandeerd in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel. Hoewel er formeel (na een positieve intake) een plaatsingsmogelijkheid is bij [kliniek] , is het de vraag of verdachte nu wel gemotiveerd is om daar behandeling te ondergaan. Ook in recente gesprekken met de raadsonderzoeker heeft verdachte aangegeven dat hij het niet leuk vond bij [kliniek] en dat hij daar niet heen wil. Hij wil liever naar een andere plek. Een andere plek vindt de Raad echter ontoereikend voor hem. Daarnaast biedt de thuissituatie van verdachte, ondanks de al in de thuissituatie gegeven hulpverlening, onvoldoende stabiliteit en veiligheid om hem op een adequate manier te begeleiden. Verder heeft verdachte geen interesse in school en werk. Ook heeft hij een sociaal netwerk met jongeren met antisociaal gedrag. De Raad is dan ook van mening dat gelet op het hoge recidiverisico, het ontbreken van behandelmotivatie en responsiviteit, de ineffectiviteit van eerder ingezette behandeltrajecten en de structureel onveilige en instabiele thuissituatie, oplegging van de door de deskundigen geadviseerde onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is aangewezen. Deze maatregel biedt het noodzakelijke intensieve, langdurige en gestructureerde kader waarin gedragsverandering van verdachte nog kans van slagen heeft, mét bescherming van de samenleving. Alleen binnen een gesloten, therapeutische setting met langdurige begeleiding en behandeling, kan geprobeerd worden de vicieuze cirkel van delictgedrag, afwijzing van hulp en toenemende recidive te doorbreken. De Raad adviseert dan ook om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Verder houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening met hetgeen namens de jeugdreclassering tijdens de zitting naar voren is gebracht. De jeugdreclassering heeft aangegeven van mening te zijn dat voor verdachte behandeling noodzakelijk is. Deze behandeling dient in een setting plaats te vinden waarbij verdachte zich niet aan behandeling kan onttrekken. Verdachte heeft immers altijd tegenover de jeugdreclassering aangegeven dat hij geen behandeling wil. Weliswaar heeft hij op de zitting aangevoerd dat hij hiervoor inmiddels wel openstaat, maar de jeugdreclassering vraagt zich af of aan deze verklaring waarde kan worden gehecht. De jeugdreclassering sluit zich dan ook aan bij de adviezen van de deskundigen en de Raad om behandeling in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te laten plaatsvinden. Behandeling binnen een gesloten plaatsing in het civielrechtelijk kader vinden de jeugdreclassering en de jeugdbeschermer voor verdachte niet toereikend. Daargelaten dat gesloten plaatsingen worden afgebouwd, is een gesloten plaatsing met name bedoeld voor het stabiliseren van een minderjarige en is de duur hiervan beperkt.
De op te leggen straf en/of maatregel
De rechtbank stelt vast dat feit 1 een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de Raad en de jeugdreclassering in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij verdachte ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en daarnaast de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een PIJ-maatregel eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voor de bij verdachte aanwezige (gedrags)problematiek behandeling noodzakelijk is. De al ingezette behandelingen en hulpverlening in de thuissituatie hebben niet tot een gedragsverandering van verdachte geleid. Ook voorwaardelijke straffen en schorsingsvoorwaarden hebben niet hiertoe geleid. Verdachte is doorgegaan met het plegen van strafbare feiten, waardoor er op dit moment sprake is van een hoog recidiverisico. Daarbij is verdachte niet gemotiveerd om aan behandeling mee te werken. Mede hierdoor is behandeling bij [kliniek] na vier maanden stopgezet. Verder zijn er geen beschermende factoren in het leven van verdachte. Er is sprake van een instabiele en onveilige thuissituatie, verdachte gaat niet naar school en heeft geen andere zinvolle dagbesteding. Daarnaast heeft verdachte een sociaal netwerk met jongeren met antisociaal gedrag. Gelet op deze omstandigheden en op het feit dat het gelet op de leeftijd van verdachte van het grootste belang is dat er nu daadwerkelijk gewerkt kan gaan worden aan zijn problematiek, is de rechtbank met de deskundigen, de Raad, de jeugdreclassering en de officier van justitie van oordeel dat de voor verdachte noodzakelijke geachte behandeling enkel binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel kan plaatsvinden. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere straf of maatregel om tot de gewenste gedragsverandering van verdachte te komen en de maatschappij tegen verdachte te beschermen. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen.
De rechtbank overweegt verder dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Verlenging van de PIJ- maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest op de dag van de uitspraak. De rechtbank vindt het namelijk van groot belang dat direct met behandeling aan verdachte in het kader van de PIJ-maatregel kan worden begonnen. De rechtbank is hierbij uitgegaan van een voorarrest van 172 dagen. Zij zal daarom een jeugddetentie opleggen van 172 dagen met aftrek van de dagen die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.