In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op het verzoek van 26 februari 2024 waarin eiseres vroeg om kwijtschelding van haar studieschuld wegens medische redenen op grond van de hardheidsclausule van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 29 februari 2024 en heeft de minister op 2 januari 2025 in gebreke gesteld. De rechtbank constateert dat er sprake is van een overschrijding van de beslistermijn. De minister heeft in het verweerschrift aangegeven dat de afhandeling van het verzoek tot kwijtschelding medisch advies vereist en dat er een achterstand is ontstaan door een toename van aanvragen en een stillegging van de beoordeling in een bepaalde periode. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen veertien maanden na 21 mei 2024 een besluit moet nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, de minister de genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen, en dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op 5 juni 2025.