6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van drie ggz medewerkers die op dat moment als ambtenaar werkzaam waren in instellingen waar verdachte op dat moment verbleef. Het zijn zeer vervelende feiten, vooral omdat het om mensen gaat die op hun werk met geweld en agressie te maken krijgen. Dit zorgt voor veel onrust op de werkvloer bij medewerkers en bij patiënten, nog los van de fysieke en emotionele gevolgen die het handelen van verdachte voor de slachtoffers heeft gehad.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke straf en/of maatregel passend en geboden is en het meest recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. Daarbij is van belang dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
De reclassering heeft in het rapport van 9 mei 2025 negatief geadviseerd over het opleggen van een tbs met voorwaarden omdat verdachte niet in staat is zich langdurig te conformeren aan opgelegde voorwaarden en afspraken met de reclassering. Daarnaast is onvoldoende duidelijk in hoeverre forensische interventies bij kunnen dragen aan gedragsverandering en het beperken van recidive. Gelet hierop acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel, al dan niet met bijzondere voorwaarden, niet passend.
De volgende vraag is of oplegging van tbs met dwangverpleging een passende maatregel is. Daarvoor is vereist dat er a) een ziekelijke stoornis is, b) dat er een herhalingsgevaar en gevaar voor de algemene veiligheid van personen is en c) dat het gepleegde misdrijf specifiek is genoemd in artikel 37a lid 1 sub 1 Sr.
Ad a)
Om vast te stellen of er een stoornis is, moet de rechtbank op grond van artikel 37a lid 3 Sr beschikken over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen die verdachte hebben onderzocht. Als verdachte medewerking aan onderzoek weigert, kan tbs met dwangverpleging ook zonder advies van deskundigen worden opgelegd. Dan vereist artikel 37a lid 4 Sr dat de rechtbank zelf een ziekelijke stoornis of gebrekkige geestelijke ontwikkeling vaststelt. Dat kan de rechtbank doen op basis van andere rapporten en adviezen omtrent de persoon van de verdachte.
In onderhavige zaak ontbreekt er een advies over het al dan niet opleggen van de tbs met dwangverpleging. De rechtbank is daarom aangewezen op de eerdere rapporten die over verdachte zijn uitgebracht en het onderzoek ter zitting. Zoals ook onder 5.2 is omschreven, hebben de psychiater en psycholoog in het rapport van 2019, waar verdachte wel aan heeft meegewerkt, geconcludeerd dat dat er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis en amfetamine. Het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst werd zonder behandeling als hoog ingeschat. Destijds adviseerde de psychiater verdachte op te laten nemen in een psychiatrisch ziekenhuis of een zorgmachtiging op grond van de Wvggz op te leggen waarbij hij klinisch wordt opgenomen en hem eventueel dwangmedicatie kan worden toegediend. Ook de psycholoog heeft destijds gesteld dat een klinische behandeling aangewezen is. Zij stelde dat het lastig haalbaar is dit te doen binnen de voorwaarden van een voorwaardelijk strafdeel, omdat van verdachte niet kan worden verwacht om oorzaak en gevolg van zijn handelswijze te overzien. Hij is nimmer intrinsiek gemotiveerd geweest voor begeleiding of behandeling voor zijn psychiatrische en verslavingsproblematiek.
Volgens het rapport van de reclassering van juli 2024 is verdachte de afgelopen jaren opgenomen in het BIC (beveiligingsniveau 2) en in januari 2023 kwam hij terecht bij de continu Intensieve Zorgafdeling van [ggz-instelling 2] (beveiligingsniveau 3). Daar werd hij mogelijk overvraagd. De frustratie liep steeds verder op en heeft verdachte de feiten van 19 juni 2024. Vervolgens is hij overgeplaatst naar [ggz-instelling 1] . Het laatst gepleegde strafbare feit werd daar gepleegd. In november 2024 is getracht verdachte nogmaals te laten onderzoeken door een psychiater en psycholoog, maar daaraan wilde verdachte niet meewerken.
De psychiater en psycholoog hebben beiden geen voldoende beeld kunnen vormen over verdachte, maar hebben wel gesteld dat er op basis van de uitgebreide hoeveelheid informatie waaronder het eerdere onderzoek in 2019 sterke aanwijzingen zijn voor psychopathologie, volgens de psycholoog ook wel te benoemen als schizofrenie. De psycholoog heeft daartoe in het rapport van 2024 gesteld dat schizofrenie een chronische aandoening is en de verslavingsproblematiek van betrokkene ernstig is, zodat het aannemelijk is dat deze stoornissen aanwezig waren ten tijde van de aan hem tenlastegelegde feiten.
De rechtbank heeft op basis van de bewezen verklaarde feiten eenzelfde beeld van verdachte gekregen als uit de rapportages naar voren komt. Vooral het feit dat verdachte in 2019 al leed aan schizofrenie en algemeen bekend is dat dit een chronisch ziektebeeld is zoals ook is bevestigd door de psycholoog in het rapport van 29 november 2024, maakt dat de rechtbank ervan uitgaat dat verdachte nog immer lijdt aan schizofrenie. De rechtbank ziet dus in de inhoud van de (eerdere) rapporten voldoende grond om tot de vaststelling te komen dat er bij verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit sprake was (en is) van een ziekelijke stoornis in de zin van artikel 37a Sr en dat die stoornis de gedragskeuzen en het handelen van de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde hebben beïnvloed.
Ad b)
Vervolgens dient te worden vastgesteld of de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Verdachte heeft in de veilige omgeving van eerst de [ggz-instelling 2] en nadat hij is geschorst uit de voorlopige hechtenis in [ggz-instelling 1] , waar hij werd telkens behandeld in het kader van een rechterlijke machtiging, toch geweldsfeiten gepleegd. Gelet hierop acht de rechtbank het herhalingsgevaar en gevaar voor algemene veiligheid van personen aanwezig. Daarbij sluit de rechtbank eveneens aan bij de rapporten uit 2019, waar destijds het recidiverisico ook als hoog werd ingeschat en waar het deels om dezelfde type feiten ging. De kaders die verdachte geboden zijn na de veroordeling uit 2019, hebben recidive niet kunnen voorkomen. De rechtbank ziet een zeer reële kans op herhaling en escalatie aanwezig, waarbij gevaar voor anderen bestaat indien geen behandeling plaatsvindt in een setting met een hoog beveiligingsniveau.
Ad c)
Het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Vorenstaande maakt dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan het opleggen van tbs met dwangverpleging stelt.
Conclusie
De rechtbank acht oplegging van de maatregel de enige mogelijkheid om het herhalingsgevaar te verminderen dan wel tegen te gaan. Een minder verstrekkende mogelijkheid dan het opleggen van de tbs met dwangverpleging ziet de rechtbank niet, omdat verdachte geen inzicht heeft in zijn eigen problematiek en iedere vorm van hulp weigert kan niet worden volstaan met een minder ingrijpend middel. Uit het dossier blijkt ook dat verdachte in het verleden veelvuldig is behandeld binnen de GGZ en ook recentelijk nog met een rechterlijke machtiging is opgenomen geweest. Deze maatregelen hebben niet geleid tot de gewenste gedragsveranderingen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om verdachte zich te doen conformeren aan voorwaarden buiten een dwangkader.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat een ander behandelkader dan een tbs met dwangverpleging niet reëel is. De rechtbank acht gelet op het voorgaande tbs met dwangverpleging noodzakelijk en proportioneel. Hoewel het om relatief lichte vergrijpen gaat, is eerder ingrijpen in strafrechtelijke zin, maar ook binnen de Wvggz, niet afdoende geweest om recidive te voorkomen. Een hoog beveiligingsniveau is vereist. Dit maakt dat nu overgegaan moet worden tot de zware maatregel van tbs met dwangverpleging. De rechtbank gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft de bewezenverklaarde mishandelingen. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
De rechtbank ziet, mede uit het oogpunt van proportionaliteit onvoldoende aanleiding om naast een tbs met dwangverpleging nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.