ECLI:NL:RBZWB:2025:3570

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
02-081287-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door aanmerkelijke onvoorzichtigheid van een beroepschauffeur

Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 maart 2023 een verkeersongeval heeft veroorzaakt op de Hondegemsweg te Grijpskerke. De verdachte, een beroepsvrachtwagenchauffeur, reed met een vrachtauto en heeft een stilstaande vrachtwagen niet tijdig opgemerkt. Dit leidde tot een botsing met een personenauto, waarbij de bestuurder van de personenauto, [slachtoffer], om het leven kwam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat heeft geleid tot de dodelijke afloop van het ongeval. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uur geëist, maar de rechtbank heeft besloten om alleen een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur op te leggen, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de psychische gevolgen van het ongeval en het tijdsverloop in de zaak. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-081287-23
vonnis van de meervoudige kamer van 5 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
raadsvrouw mr. V.C. Serrarens, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. G.W. van der Burg, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- (primair) een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor [slachtoffer] werd gedood dan wel (subsidiair) gevaar en hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie merkt het rijgedrag van verdachte aan als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Er is geen sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid en niet vastgesteld kan worden dat verdachte het ongeval had kunnen voorkomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Vaststelling van de feiten
Op 20 maart 2023 heeft op de Hondegemsweg te Grijpskerke een verkeersongeval tussen een vrachtauto en een personenauto plaatsgevonden. Verdachte reed als bestuurder van de vrachtauto op de Hondegemsweg komend uit de richting van Serooskerke en rijdend in de richting van Grijpskerke. [slachtoffer] was de bestuurder van de personenauto en kwam uit tegenovergestelde richting. Een voor verdachte rijdende vrachtwagen kwam bij de splitsing met de Zandvoortseweg tot stilstand, omdat deze naar links wilde afslaan en wachtte op een tegemoetkomende auto. Verdachte heeft deze vrachtwagen te laat opgemerkt. Om deze stilstaande vrachtwagen te ontwijken, heeft verdachte naar links gestuurd, is daarbij op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer gekomen en is vervolgens met de daar rijdende personenauto in botsing geraakt. De bestuurder van de personenauto is ter plaatse aan zijn verwondingen als gevolg van de aanrijding overleden.
Uit het Forensisch Onderzoek is gebleken dat het verkeersongeval niet (mede) veroorzaakt is door gebreken of omstandigheden aan de betrokken voertuigen of door omgevingsfactoren. Wel is uit dit onderzoek gebleken dat verdachte kort vóór de botsing 83 kilometer per uur reed, waar 80 kilometer per uur was toegestaan. Verder volgt uit dit onderzoek dat de plek waar de vrachtwagen voor verdachte stilstond, vanaf een afstand van 263 meter zichtbaar was. Langs die afstand werd het zicht op die plek door geen enkel obstakel langs de Hondegemsweg volledig onttrokken. Dat betekent dat verdachte, bij een snelheid van 80 kilometer per uur, gedurende 11,84 seconden zicht had op de plek waar de vrachtwagen voor hem stilstond.
Naar de data van de digitale tachograaf, waar de vrachtauto van verdachte van was voorzien, is onderzoek gedaan. Daarbij is de tachograaf op de lokale UTC tijd ingesteld en is de tijdsaanduiding van de tachograaf gesynchroniseerd met een atoomklok. Aan de hand van de gegevens van de tachograaf kan worden vastgesteld dat de aanrijding om 16:09:06 uur heeft plaatsgevonden. Uit het onderzoek naar de mobiele telefoon van verdachte is gebleken dat hij voorafgaand aan het ongeval voor het laatst om 16:05:50 uur een handeling op zijn telefoon heeft verricht.
Artikel 6 Wegenverkeerswet (WVW)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 WVW wettig en overtuigend bewezen kan worden. Daarvoor is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in de zin van dit artikel is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onvoorzichtigheid. Een enkel moment van onoplettendheid of onvoorzichtigheid levert geen aanmerkelijk onoplettend of onvoorzichtig handelen op in de zin van dit artikel. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Wegen zoals de Hondegemsweg, waarvan de rijbanen voor elkaar tegemoetkomend verkeer niet fysiek van elkaar zijn gescheiden, zijn wegen waarvan algemeen bekend is dat deze uit verkeerstechnisch oogpunt gevaarlijk zijn. Dergelijke wegen vergen daarom in de regel bijzondere oplettendheid/voorzichtigheid van de weggebruikers. Dit geldt in het bijzonder voor verdachte. Juist van verdachte, een beroepsvrachtwagenchauffeur, mag verwacht worden dat hij zich bewust is van de gevaren die het rijden met een beladen vrachtauto met zich brengt en dat hij extra voorzichtigheid betracht. Verdachte had op 20 maart 2023 al meerdere keren met zijn (beladen) vrachtauto over de Hondegemsweg gereden, zodat hij op de hoogte van de wegsituatie was. Verdachte heeft verklaard dat hij vanwege de bocht in de weg de voor hem stilstaande vrachtwagen niet heeft gezien. Van (bijzondere) omstandigheden waaruit blijkt dat verdachte de stilstaande vrachtwagen niet had kunnen zien, is echter niet gebleken. Vanaf 263 meter tot aan de plek waar de vrachtwagen stilstond, werd het zicht op die vrachtwagen door geen enkel obstakel volledig onttrokken. Verdachte had de stilstaande vrachtwagen dus kunnen en moeten zien. Bovendien wist verdachte dat er voor hem een vrachtwagen reed. Door de stilstaande vrachtwagen niet tijdig op te merken, terwijl die plek voor verdachte vanaf in ieder geval 263 meter daarvoor wel zichtbaar was, is de rechtbank van oordeel dat verdachte gedurende meerdere seconden zijn aandacht niet dan wel in onvoldoende mate op de weg heeft gehad. Daardoor heeft verdachte niet op de situatie kunnen anticiperen door zijn snelheid zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn vrachtauto tijdig tot stilstand te brengen. In plaats daarvan is hij naar links uitgeweken, op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer terechtgekomen en in botsing geraakt met de daar rijdende personenauto. Dat verdachte vlak voor de aanrijding op zijn mobiele telefoon handelingen heeft verricht, kan niet worden vastgesteld.
Gelet op het geheel van gedragingen van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van een kort moment van onoplettendheid, maar dat sprake is van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedrag. Dat maakt dat het ongeval, waardoor het slachtoffer is overleden, aan de schuld van verdachte is te wijten. Het primair ten laste gelegde feit is dan ook wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van de onderdelen ‘onvoldoende rechts houden’, ‘rijden op de weg die bestemd is voor het verkeer in tegengestelde rijrichting’ en ‘links in de berm sturen’. Verdachte heeft zijn vrachtauto immers op de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer en links in de berm gestuurd om een botsing met de vrachtwagen te voorkomen. Het ging in zoverre dus om een uitwijkmanoeuvre en niet om het overtreden van een verkeersregel.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 maart 2023 te Grijpskerke, gemeente Veere, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto, daarmede rijdende over de Hondegemsweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, tijdens het rijden
zijn aandacht niet voortdurend, althans in onvoldoende mate op de weg en/of op de
verkeersgebruiker vóór zich te houden en zich er niet tijdig van te vergewissen dat vóór hem een vrachtwagen zonder oplegger (merk Man) stil stond en zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij in staat was om zijn vrachtauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en in (frontale) botsing te komen met een personenauto, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] werd gedood.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast vordert hij een oplegging van 240 uur taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs is ingevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken. Indien wel tot een bewezenverklaring van het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde feit wordt gekomen, verwijst de verdediging naar jurisprudentie waarbij een taakstraf van 240 uur en een rijontzegging van 1 jaar waarvan 6 maanden voorwaardelijk is opgelegd. Verder bepleit de verdediging om bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder de grote psychische gevolgen van het ongeval voor verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft als bestuurder van een vrachtauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt, als gevolg waarvan een persoon is overleden. Verdachte heeft een op zijn rijbaan stilstaande vrachtwagen niet op tijd gezien, terwijl van hem als professioneel chauffeur in de gegeven situatie grotere voorzichtigheid en oplettendheid mocht worden verwacht. Bij uitwijking naar de rijbaan voor het tegemoetkomende verkeer is verdachte met de personenauto van het slachtoffer in botsing gekomen.
De nabestaanden zullen moeten leven met het feit dat hun dierbare ten gevolge van een noodlottig ongeval plotseling is overleden. Aan hen is onherstelbaar leed toegebracht. De impact van het ongeval op de nabestaanden is ook gebleken uit de ter zitting voorgedragen slachtofferverklaringen. De rechtbank realiseert zich dat verdachte dit ongeval op geen enkele manier heeft gewenst, maar dat neemt niet weg dat door het handelen van verdachte levens ingrijpend en blijvend zijn veranderd.
Persoon van verdachte
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte van 17 april 2025, waaruit blijkt dat hij eerder voor overtredingen van de Wegenverkeerswet met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank heeft ingevolge artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de beslissing van de politierechter van 18 juli 2023, waarbij aan verdachte een taakstraf is opgelegd.
Het ongeluk heeft ook vergaande gevolgen voor verdachte zelf gehad. Verdachte is sinds het ongeval onder behandeling van een psycholoog en hij heeft er, ondanks dat dit zijn passie is, voor gekozen niet langer als vrachtwagenchauffeur werkzaam te zijn. De rechtbank slaat er acht op dat ook verdachte zichtbaar onder de gevolgen van het ongeval gebukt gaat. Ter zitting heeft hij oprecht en geëmotioneerd spijt betuigd.
De op te leggen straf
Het landelijke oriëntatiepunt voor straftoemeting bij het vooroorzaken van een dodelijk ongeval door aanmerkelijke schuld, zoals hier bewezen verklaard, is een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 1 jaar.
Nu de rechtbank van een andere mate van schuld dan de officier van justitie uitgaat, ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals geëist, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarbij weegt de rechtbank ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de omstandigheid dat hij zijn verantwoordelijkheid voor het ongeval heeft willen nemen mee. Dit laatste volgt uit het feit dat verdachte na het ongeval meerdere keren richting politie en justitie heeft aangegeven in contact te willen komen met de weduwe van het overleden slachtoffer. Door omstandigheden, gelegen buiten verdachte en de weduwe van het overleden slachtoffer, is het door hen beiden gewenste contact met elkaar heel lang uitgebleven. De rechtbank vindt het spijtig dit te moeten constateren. Uiteindelijk heeft twee dagen voor de inhoudelijke behandeling toch nog mediation tussen hen plaatsgevonden.
Verder houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop in deze zaak en heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. In dit geval is die termijn met ruim twee maanden overschreden. Gelet op de geringe overschrijding zal de rechtbank volstaan met de constatering daarvan.
Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren passend en geboden. De rechtbank acht gelet op de ernst van het feit eveneens een ontzegging van de rijbevoegdheid passend en geboden, maar de rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een deel hiervan voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, opleggen, waarbij de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingevorderd en ingehouden is geweest in mindering wordt gebracht op het onvoorwaardelijke deel van de rijontzegging.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte
tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 (twaalf) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2025.
De voorzitter is buiten staat te tekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op of omstreeks 2
maart 2023 te Grijpskerke, gemeente Veere, althans in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een bedrijfs/vrachtauto,
daarmede rijdende over de weg,
de Hondegemse weg en/ofde Zandvoortseweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
tijdens het rijden een of meerdere handelingen te verrichten aan een mobiele telefoon, en/of
zijn aandacht niet voortdurend, althans in onvoldoende mate op de weg en/of op de
verkeersgebruiker(s) vóór zich te houden en/of
zich er niet (tijdig) van te vergewissen dat vóór hem, verdachte, een vrachtwagen zonder oplegger (merk Man) stil stond en/of
zijn snelheid niet zodanig aan te passen dat hij, verdachte, in staat was om zijn bedrijfs/vrachtauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
onvoldoende rechts te houden en/of te rijden op de weg die bestemd is voor het verkeer in tegen gestelde rijrichting en/of naar links in de berm te sturen en/of in (frontale)botsing te komen met een personenauto, waardoor een ander genaamd [slachtoffer] werd gedood;
(Artikel art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2
maart 2023 te Grijpskerke, gemeente Veere, althans in Nederland, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, een bedrijfs/vrachtauto,
daarmede rijdende over de weg,
de Hondegemse weg en/ofde Zandvoortseweg,
tijdens het rijden een of meerdere handelingen heeft verricht aan een mobiele telefoon, en/of
zijn aandacht niet voortdurend, althans in onvoldoende mate op de weg en/of op de
verkeersgebruiker(s) vóór zich heeft gehouden en/of
zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat vóór hem, verdachte, een vrachtwagen zonder oplegger (merk Man) stil stond en/of
zijn snelheid niet zodanig aangepast dat hij, verdachte, in staat was om zijn bedrijfs/vrachtauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en/of waarover deze vrij was en/of
onvoldoende rechts gehouden en/of heeft gereden op de weg die bestemd is voor het verkeer in tegen gestelde rijrichting en/of naar links de berm in heeft gestuurd en/of in (frontale)botsing is gekomen met een personenauto,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(Artikel art 5 Wegenverkeerswet 1994)