ECLI:NL:RBZWB:2025:3571

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
C/02/435478 / JE RK 25-905
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2025 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een spoedverzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was niet verschenen, maar de kinderrechter besloot de behandeling voort te zetten vanwege de spoedeisendheid van het verzoek. De GI verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder, alsook een aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing in een jeugdhulpaanbieder.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met eerdere beschikkingen en de situatie van [minderjarige]. Er zijn zorgen over zijn ontwikkeling en veiligheid, zowel bij de vader als bij de moeder. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] intensieve hulpverlening nodig heeft en dat er een veilige basis met structuur geboden moet worden. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder verleend voor de resterende duur van twee weken, met ingang van 3 juni 2025, en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend van 17 juni 2025 tot 17 juli 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ook als er beroep wordt ingesteld.

De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Jansen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/435478 / JE RK 25-905
Datum uitspraak: 26 mei 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2014 in [plaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats 2] ,
advocaat: mr. N.P.C.C. Langenberg te Breda.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 20 mei 2025 en de daarin genoemde stukken;
  • het stelbericht van mr. Langenberg van 21 mei 2025.
1.2.
Op 26 mei 2025 heeft de kinderrechter het resterende verzoek behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
Hoewel daartoe correct opgeroepen is de moeder niet bij de mondelinge behandeling verschenen. De kinderrechter besluit de mondelinge behandeling gelet op de spoedeisendheid van het verzoek voort te zetten bij afwezigheid van de moeder.
1.4.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken tijdens een zogenoemd ‘kindgesprek’. Hiervan heeft hij geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 17 april 2025 heeft de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 17 april 2025 tot 1 mei 2025.
2.3.
Bij beschikking van 29 april 2025 heeft de kinderrechter [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van 1 mei 2025 tot 17 juli 2025. Bij diezelfde beschikking is er een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 1 mei 2025 tot 17 juli 2025.
2.4.
Laatstelijk, bij de in deze zaak gegeven beschikking van 20 mei 2025 heeft de kinderrechter een (spoed)machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder met gezag, zijnde de moeder, voor de duur van twee weken. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.5.
Op grond van voormelde machtiging verblijft [minderjarige] bij de moeder met gezag.

3.Het (resterende) verzoek

Thans ligt het volgende verzoek nog ter beoordeling voor:
3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, een (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder met gezag, zijnde de moeder, te verlenen voor de thans resterende duur van twee weken.
3.2.
Daarbij aansluitend verzoekt de GI, uitvoerbaar bij voorraad, om een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

4.Het (nadere) standpunt van de GI

4.1.
In aanvulling op en ter onderbouwing van het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. Eerder verbleef [minderjarige] bij oma (vaderszijde). De oma heeft aangegeven dat de situatie voor haar onhoudbaar is geworden en dat het zo niet langer gaat bij haar thuis. Zij kampt met hartproblemen en ondervindt veel stress van de situatie. Hierdoor kan zij de verzorging en de opvoeding van [minderjarige] niet langer dragen. Bij sterk huis is nog geen plek voor hem. [minderjarige] is daarom met een spoedmachtiging bij de moeder geplaatst in afwachting van een behandelplek bij Sterk Huis. Hoewel er ook zorgen zijn ten aanzien van de moeder heeft [minderjarige] zelf aan de GI aangegeven dat hij graag naar zijn moeder wil. Hij wil niet terug naar de vader, omdat hij zich daar onveilig voelt. Bij [minderjarige] is sprake van loyaliteitsproblematiek. Hij zit klem tussen zijn ouders.
4.2.
Desgevraagd verklaart de GI dat [minderjarige] binnen twee weken na heden kan worden geplaatst bij een behandelsetting van Sterk Huis te [plaats 3] . Vanuit de plaatsing bij de moeder, kan [minderjarige] daar worden doorgeplaatst. Bij de moeder thuis is hulpverlening ingezet. [minderjarige] verblijft in het weekend bij de vader, van vrijdag tot zondag. Wanneer [minderjarige] bij Sterk Huis wordt geplaatst is het de bedoeling om met beide ouders een contactregeling af te spreken. De ouders zullen worden meegenomen in het pad wat bij Sterk Huis bewandeld gaat worden.

5.Het standpunt van belanghebbende

5.1.
Door en namens de vader is, samengevat, aangevoerd dat hij zich niet tegen het verzoek zal verzetten. Onderzocht moet worden waar de uitspraken van [minderjarige] over de vader vandaan komen. De vader herkent zich niet in wat [minderjarige] over hem zegt. Er zijn ook geen feiten of omstandigheden die de uitspraken van [minderjarige] rechtvaardigen. Belangrijk is dat men nu zorgvuldig te werk gaat. Voor de korte termijn is een plaatsing van [minderjarige] bij de moeder akkoord, ook al heeft de vader ook daar zijn zorgen over. De vader begrijpt ook dat nader onderzoek bij Sterk Huis nodig is. De vader geeft tijdens de mondelinge behandeling aan graag nog een pakket stukken in te willen dienen. Gelet op de omvang van het pakket en de omstandigheid dat de vader in principe akkoord is met het verzoek heeft de kinderrechter met de vader afgesproken dat zijn advocaat deze stukken zal inbrengen in een eventuele procedure tot een ondertoezichtstelling van [minderjarige] na afloop van de voorlopige ondertoezichtstelling.

6.De (nadere) beoordeling

Spoedmachtiging tot uithuisplaatsing
6.1.
Bij voormelde beschikking van 20 mei 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend tot 3 juni 2025, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. De GI en de verschenen belanghebbenden zijn thans door de kinderrechter gehoord. Uit de overgelegde stukken en hetgeen bij de mondelinge behandeling is besproken, zijn de kinderrechter geen nieuwe feiten en/of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een ander oordeel dan reeds is verwoord in de voornoemde beschikking.
6.2.
Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de GI dat [minderjarige] binnen twee weken bij Sterk Huis kan worden geplaatst. Tot die tijd dient [minderjarige] bij de moeder te verblijven. Gelet op die omstandigheid, waar de vader zich niet tegen verzet, zal de kinderrechter de plaatsing van [minderjarige] bij de moeder middels het toewijzen van het resterende deel van het spoedverzoek waarborgen. Duidelijk is immers dat [minderjarige] niet terug kan naar de oma (vz), niet voltijds bij de vader kan verblijven én nog niet geplaatst kan worden bij Sterk Huis. Wel dient er zicht te worden gehouden op de situatie bij de moeder thuis.
Aansluitende machtiging tot uithuisplaatsing
6.3.
Op grond van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
6.4.
Uit de overlegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er zorgen bestaan over [minderjarige] . Hij wordt al langere tijd in zijn ontwikkeling bedreigd. Hij heeft op school verteld dat hij mishandeld is door de vader en dat hij bang voor hem is. De vader herkent zich hierin niet. Ook in de thuissituatie bij de moeder heeft [minderjarige] huiselijk geweld meegemaakt. Het gedrag van [minderjarige] , zoals het vertonen van fysiek en verbaal geweld, baart eveneens zorgen. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft [minderjarige] intensieve hulpverlening nodig, waarbij tevens onderzoek wordt gedaan naar zijn uitspraken over onveiligheid. Daarnaast dient hem een veilige basis met structuur te worden geboden. Een plaatsing binnen een behandelsetting van Sterk Huis kan [minderjarige] dit bieden. Eerdere hulpverlening is onvoldoende van de grond gekomen. Tussen de ouders is sprake van een complexe scheiding waarin zij elkaar veel verwijten en zij niet op een lijn liggen wat betreft de opvoeding en benodigde zorg voor [minderjarige] .
6.5.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter ook het reguliere deel van het verzoek van de GI toewijzen. Dit betekent dat er een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] zal worden verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, aansluitend op de machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling.
Uitvoerbaar bij voorraad
6.6.
De kinderrechter zal de toewijzende beslissing, gelet op de aard van de maatregel, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er daartegen beroep wordt ingesteld.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verleent de (spoed)machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de ouder met gezag, zijnde de moeder, voor de resterende duur van twee weken, met ingang van 3 juni 2025 tot 17 juni 2025;
7.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 17 juni 2025 tot 17 juli 2025;
7.3.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2025 door mr. Jansen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 juni 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.