Op 26 mei 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en om een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, onder andere door een belast verleden en de huidige situatie van de moeder, die zelf ook met problemen kampt. De moeder heeft een verleden van crimineel gedrag en is momenteel zwanger, wat complicaties met zich meebrengt voor de zorg voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten dat de plaatsing in een pleeggezin in [plaats 2] noodzakelijk is, en dat de stabiliteit en duidelijkheid voor [minderjarige] voorop staan. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft ook aangegeven dat er in de komende periode zicht moet worden verkregen op de mogelijkheden voor een plaatsing van de moeder en [minderjarige] in een moeder-kindhuis.