ECLI:NL:RBZWB:2025:3575

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
6 juni 2025
Zaaknummer
11270102 CV EXPL 24-4164 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst wegens dwaling en terugbetaling koopsom in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S. van Gansewinkel, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. K.J. Breedijk, met betrekking tot de terugbetaling van de koopsom van een crossmotor. Eiser heeft de crossmotor gekocht van gedaagde, maar deze werd later in beslag genomen. Eiser stelt dat de crossmotor die in beslag is genomen dezelfde is als de motor die hij van gedaagde heeft gekocht. Gedaagde betwist dit en stelt dat de in beslag genomen motor niet dezelfde is. De kantonrechter heeft eiser in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren, wat hij deed door middel van foto’s van de crossmotor. De rechter oordeelt dat de kenmerken van de crossmotor, zoals stickers en onderdelen, voldoende bewijs leveren dat het om dezelfde motor gaat. De rechter concludeert dat er sprake was van wederzijdse dwaling bij de koopovereenkomst, omdat beide partijen ervan uitgingen dat de motor niet gestolen was. Hierdoor wordt de koopovereenkomst vernietigd en moet gedaagde de koopsom van € 4.500,00 terugbetalen aan eiser. De rechter oordeelt dat eiser niets aan gedaagde verschuldigd is, omdat de inbeslagname niet aan zijn schuld te wijten is. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van de koopsom en de proceskosten, met wettelijke rente vanaf een bepaalde datum.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11270102 \ CV EXPL 24-4164
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
[eiser]
wonende te [plaats 1]
eisende partij
hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. S. van Gansewinkel
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats 2]
gedaagde partij
hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. K.J. Breedijk

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 februari 2025;
- de akte van [eiser] met producties 9 t/m 12
- de antwoordakte van [gedaagde] .

2.De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
Voor de achtergrond van het geschil wordt verwezen naar het tussenvonnis van
12 februari 2025 waarin de vorderingen van [eiser] en een samenvatting van hetgeen hij daaraan ten grondslag heeft gelegd zijn weergegeven. [eiser] heeft van
[gedaagde] een crossmotor gekocht. Hij stelt dat die crossmotor later in beslag werd genomen omdat die gesloten was. Hij heeft die niet meer teruggekregen. In deze procedure vordert [eiser] de koopsom terug. [gedaagde] betwist dat de in beslag genomen crossmotor dezelfde is als de crossmotor die hij aan [eiser] heeft verkocht.
2.2.
Omdat [gedaagde] weerspreekt dat hij de in beslag genomen motor aan
[eiser] heeft verkocht en aan de hand van hetgeen [eiser] tot en met de mondelinge behandeling heeft aangevoerd niet kon worden vastgesteld dat het wél om dezelfde crossmotor gaat werd [eiser] in de gelegenheid gesteld nader bewijs bij te brengen.
2.3.
[eiser] doet dit door middel een drietal producties met daarin foto’s waarop de crossmotor is afgebeeld. Het betreft foto’s waarmee [gedaagde] de motor heeft geadverteerd, foto’s die na de koop bij [eiser] thuis zijn gemaakt en foto’s van de inbeslagname door de politie. Hij wijst daarbij op verschillende kenmerken, waaronder specifieke stickers, de goudkleurige cilinderkop, de einddemper van de uitlaat en de velgen die op de verschillende foto’s zijn te zien. Daarmee is volgens hem aangetoond dat de in beslag genomen crossmotor dezelfde is als die hij van [gedaagde] heeft gekocht.
2.4.
Volgens [gedaagde] is dat niet het geval. Stickers en onderdelen kunnen eenvoudig worden verplaatst of vervangen. [eiser] laat niet zien dat het serienummer van het frame en/of het motorblok hetzelfde is als dat van door hem gekochte motor.
2.5.
Overwogen wordt dat een uniek framenummer of nummer op het motorblok niet het enige kenmerk is aan de hand waarvan de identiteit van de verkochte crossmotor kan worden vastgesteld. Weliswaar zou zo’n nummer een zeer sterke aanwijzing zijn om te kunnen vaststellen dat de motor op de foto’s van producties 9 en 10 dezelfde is, maar dan zou dat nummer bij gelegenheid van de verkoop wel moeten zijn vastgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak is al gebleken dat dat toen niet is gebeurd. Daarom moeten andere kenmerken (kunnen) dienen tot het bewijs van [eiser] stelling dat het om dezelfde motor gaat. [eiser] heeft enkele van die kenmerken uitgelicht. Hoewel
[gedaagde] stelt dat al die kenmerken onderdelen betreffen die kunnen worden uitgewisseld met een crossmotor van hetzelfde type, en dat moet in beginsel ook wel voor mogelijk worden gehouden, acht de kantonrechter het niet waarschijnlijk dat een combinatie van al die elementen tezamen - stickers, cilinderkop, demper, velgen - op één andere crossmotor van hetzelfde type werd overgezet. Omdat de crossmotor op de door [eiser] gemaakte foto’s (producties 10 en 11) een zodanige gelijkenis vertoont met die op de foto’s in de advertentie van [gedaagde] (productie 9) wordt geoordeeld dat [eiser] in de bewijsopdracht is geslaagd.
2.6.
Vastgesteld wordt dan ook dat de door [gedaagde] aan [eiser] verkochte en later in beslag genomen crossmotor, dezelfde is. [eiser] stelt dat bij de verkoop sprake was van wederzijdse dwaling en maakt aanspraak op terugbetaling van de koopsom. Hoewel dit niet in de dagvaarding of de vóór deze procedure gezonden correspondentie wordt aangevoerd, wordt verondersteld dat [eiser] daarbij tevens bedoelt de koop- overeenkomst te vernietigen. Zonder dat kan immers geen aanspraak op terugbetaling bestaan.
2.7.
Om aan te kunnen nemen dat bij het sluiten van de koopovereenkomst sprake was van wederzijdse dwaling is vereist dat zowel [eiser] als [gedaagde] zijn uitgegaan van dezelfde onjuiste veronderstelling dat de motor niet was gestolen. [eiser] voert aan dat hij de crossmotor niet had gekocht wanneer hij had geweten dat die was gestolen. Uit het verweer van [gedaagde] volgt dat hij er niet van op de hoogte was dat de motor was gestolen. Daarmee is voldaan aan de voorwaarden waarop de koopovereenkomst wegens dwaling kan worden vernietigd.
2.8.
Met de vernietiging van de koopovereenkomst is de rechtsgrond met terugwerkende kracht ontvallen aan de geleverde prestaties. Dit betekent dat [gedaagde] de koopsom van € 4.500,00 als onverschuldigd betaald aan [eiser] moet terugbetalen. Die kan echter op zijn beurt de door hem ontvangen prestatie niet ongedaan maken. Door de inbeslagname en afgifte van de crossmotor aan de rechtmatige eigenaar is het immers niet mogelijk dat [gedaagde] de crossmotor weer in zijn bezit krijgt. In beginsel is [eiser] verplicht om de schade die [gedaagde] daardoor lijdt, te vergoeden. Dit is alleen anders wanneer de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis tot teruggave van de crossmotor [eiser] niet kan worden toegerekend doordat zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens wet, rechtshandeling of in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt (artikelen 6:74 lid 1 en 6:75 BW). Daarvan is hier sprake. [eiser] is dan ook niets aan [gedaagde] verschuldigd. Voor compensatie van zijn schade zal [gedaagde] degene van wie hij de crossmotor heeft gekocht moeten aanspreken.
2.9.
[gedaagde] zal hierna worden veroordeeld tot betaling van € 4.500,00. Over dat bedrag is hij tevens wettelijke rente verschuldigd vanaf 2 december 2023, zijnde de vijftiende dag nadat hij voor het eerst in gebreke werd gesteld en tot terugbetaling van de koopsom werd gesommeerd.
2.10.
Daarnaast wordt op de vordering van [eiser] een bedrag toegewezen ter vergoeding van werkzaamheden om buiten deze procedure terugbetaling van de koopsom te verkrijgen (artikel 6:96 lid 2, onder c BW). Berekend volgens de staffel in artikel 2, lid 1 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bedraagt die vergoeding
€ 575,00 exclusief btw. Vermeerderd met omzetbelasting overeenkomstig artikel 2, lid 3 van vermeld Besluit is dat € 695,75.
2.11.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, omdat dit in het licht van hetgeen hierboven is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
2.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij moet [gedaagde] de kosten van deze procedure betalen. De proceskosten van [eiser] worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding € 136,72
- griffierecht € 248,00
- salaris gemachtigde € 847,50 (2,5 punten x € 339,00)
- nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in
de beslissing)
€ 1.367,22
De in de dagvaarding begrepen € 0,67 voor ‘DBR’ is niet toewijsbaar nu daarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt. Niet valt in te zien dat kosten in verband met (het raadplegen van) het digitaal beslagregister waarvoor deze vergoeding onder de noemer verschotten wordt gevorderd, noodzakelijk zijn gemaakt voor de goede verrichting van de betreffende ambtshandeling, in casu het uitbrengen van de dagvaarding, zoals bedoeld in artikel 9 lid 1, onder a van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders.
2.13.
Wettelijke rente over de proceskosten wordt [gedaagde] verschuldigd vanaf de vijftiende dag na aanschrijving, in plaats van 14 dagen na vandaag zoals gevorderd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van
€ 5.195,75, vermeerderd met de wettelijke rente over € 4.500,00 vanaf 2 december 2023 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.367,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en te vermeerderen met de kosten van betekening indien [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna aan hem wordt betekend;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten indien deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.