In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had eerder een WIA-uitkering ontvangen met een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,91%, welke later werd verhoogd naar 62,83% na een bezwaar. De rechtbank had eerder een tussenuitspraak gedaan waarin het UWV werd opgedragen om de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Het UWV nam daarop een nieuw besluit, maar de rechtbank oordeelt dat de motivering van de beperkingen door psychische klachten nog steeds onvoldoende is. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts niet adequaat heeft gemotiveerd waarom een urenbeperking op energetische gronden niet aan de orde is, ondanks de klachten van eiser over vermoeidheid en slapeloosheid. De rechtbank verklaart het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk, maar het beroep tegen het tweede bestreden besluit wordt gegrond verklaard. De rechtbank vernietigt dit besluit en draagt het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak en de eerdere tussenuitspraak. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten en het betaalde griffierecht.