In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], door hun moeder. De vrouw verzoekt toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats 1] of omgeving, terwijl de man, de vader van de kinderen, zich verzet tegen deze verhuizing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders samen het gezag over de kinderen hebben en dat er een co-ouderschapsregeling bestaat waarbij de zorg voor de kinderen gelijk is verdeeld. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de vrouw haar wens om te verhuizen heeft onderbouwd met de noodzaak om samen te wonen met haar nieuwe partner, terwijl de man bezorgd is over de nadelige gevolgen van de verhuizing voor de kinderen.
De rechtbank heeft in haar beoordeling het belang van de kinderen vooropgesteld. Hoewel de vrouw in beginsel het recht heeft om te verhuizen, moet er rekening gehouden worden met de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de achterblijvende ouder. De rechtbank concludeert dat de voorgenomen verhuizing, in combinatie met de huidige co-ouderschapsregeling, te veel nadelige gevolgen voor de kinderen met zich meebrengt. Er zijn geen passende oplossingen geboden voor de verwachte problemen die de verhuizing met zich meebrengt, zoals de reisbewegingen en de impact op de sociale contacten van de kinderen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.