ECLI:NL:RBZWB:2025:3585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
C/02/419513 / FA RK 24-878
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor minderjarigen in het kader van een verzoek tot vaststelling van een zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de zorgregeling voor drie minderjarigen. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Kalle, heeft verzocht om een zorgregeling waarbij de kinderen om de veertien dagen een weekend bij hem verblijven. De vrouw is niet verschenen op de zitting, maar de Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd over de verzoeken van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat het contact tussen de man en de kinderen positief verloopt, maar dat een uitbreiding van het contact op dit moment niet haalbaar is. De rechtbank heeft besloten om de verzoeken van de man aan te houden en voorlopig te bepalen dat er contact is tussen de man en de kinderen eens per maand voor de duur van vier uur, waarbij het eerste en laatste uur onder begeleiding plaatsvindt. De Raad heeft geadviseerd om de zaak aan te houden in afwachting van verdere ontwikkelingen in de hulpverlening en de situatie van de vrouw en de kinderen. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. Partijen zijn verzocht om uiterlijk op de pro forma datum van 2 december 2025 een schriftelijke update over de stand van zaken aan de rechtbank te doen toekomen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/419513 / FA RK 24-878
datum uitspraak: 30 mei 2025
nadere beschikking over een zorgregeling
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg,
tegen
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
over de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2012;
-
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2013;
-
[minderjarige 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 3] 2015.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het nadere procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de tussenbeschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 17 september 2024, met de daarin genoemde stukken;
- het bericht van de Raad van 13 december 2024, ingekomen bij de rechtbank op 13 december 2024;
- het F9-formulier van mr. Kalle van 24 december 2024;
- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 25 maart 2025, ingekomen bij de rechtbank op 26 maart 2025.
1.2
De verzoeken zijn nader behandeld op 7 mei 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat en een vertegenwoordiger namens de Raad. De vrouw is juist opgeroepen, maar niet verschenen.
1.3
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] hebben de mogelijkheid gekregen om te zeggen wat zij van de verzoeken vinden, maar zij hebben daar geen gebruik van gemaakt.
1.4
Na de mondelinge behandeling is, zoals afgesproken, ontvangen het nadere schriftelijk advies van de Raad, ingekomen bij e-mail van 9 mei 2025.
Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. De man heeft bij bericht van zijn advocaat van 13 mei 2025 gereageerd. Van de vrouw is geen reactie ontvangen.

2.De nadere beoordeling

2.1
Bij beschikking van 17 september 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat bekeken moet worden wat de kinderen in het contact met de man aankunnen. Om daar zicht op te krijgen, is het nodig dat de hulpverlening van [organisatie] gaat starten. Om die reden heeft de rechtbank de behandeling van de verzoeken van de man aangehouden tot een nader te plannen mondelinge behandeling, in afwachting van het schriftelijke advies van de Raad over de verzoeken van de man waarbij ook de meest recente stand van zaken van het hulpverleningstraject bij [organisatie] wordt meegenomen.
2.2
Uit het rapport van de Raad van 25 maart 2025 blijkt dat er positieve ontwikkelingen zijn en dat het contact tussen de man en de kinderen positief verloopt, maar dat die ontwikkelingen nog pril zijn en een uitbreiding van het contact voor nu een te grote stap is. Ook is het contact in de vorm en de wijze waarop de man wenst op dit moment praktisch gezien niet uitvoerbaar vanwege zijn woonruimte en financiële situatie. Daar komt bij dat er uitdagingen in de nabije toekomst liggen, die maken dat het nemen van een definitieve beslissing nog niet mogelijk is, zoals de verhuizing van de vrouw met de kinderen en de mogelijke overdracht van de hulpverlening als gevolg daarvan en de ontwikkelingen rondom de woning van de man en zijn financiële situatie. De Raad adviseert de behandeling van de verzoeken van de man aan te houden voor negen maanden in afwachting van de resultaten van de hulpverlening, waarbij de thans toepasselijke regeling van vier uur per maand (deels) onder begeleiding voorlopig wordt gehandhaafd.
2.3
Aan de rechtbank ligt nog ter beoordeling voor de verzoeken van de man tot vaststelling van een zorgregeling waarbij de kinderen gedurende één weekend per 14 dagen bij de man zullen verblijven van vrijdag 17.30 uur tot zondag 17.30 uur waarbij de kinderen bij de man zullen eten en hij de kinderen bij de vrouw zal ophalen en zal terugbrengen en te bepalen dat de kinderen in de meivakantie één week en in de zomervakantie minimaal twee aaneengesloten weken bij de man verblijven en de zorg tijdens overige vakanties en feestdagen in onderling overleg tussen partijen wordt verdeeld.
De verdere standpunten
2.4
Door en namens de man is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het contact tussen de man en de kinderen sinds drie maanden is uitgebreid naar één keer per maand voor de duur van vier uur, waarvan het eerste en laatste uur onder begeleiding plaatsvindt. Het contact verloopt prettig en dat vindt [organisatie] ook. [organisatie] heeft mondeling bij de man aangegeven dat het contact kan worden uitgebreid naar twee keer per maand. Deze uitbreiding is, anders dan voorheen, financieel gezien ook mogelijk voor de man. Dit komt door de overuren die hij maakt. De man verwacht in 2026 klaar te zijn met de schuldsanering. Ook staat de woning van de man op de wachtlijst om te worden gerenoveerd. Verder heeft de man aangegeven dat hij meer betrokken zou willen worden in het leven van de kinderen. Bijvoorbeeld als het gaat om de schoolkeuze van [minderjarige 1] . Niet om mee te beslissen of de vrouw te controleren, maar vanuit interesse en om er als vader voor de kinderen te zijn. Voor wat betreft de communicatie tussen partijen is er ruimte voor verbetering. De vrouw moet de man maandelijks informeren over de kinderen, maar de meest recente informatie dateert van eind februari. Wel merkt de man dat de vrouw het contact tussen de kinderen en de man ondersteunt. De man gunt de vrouw het beste en ziet haar als een goede moeder voor de kinderen. Mede daarom heeft hij toestemming gegeven voor de verhuizing van de vrouw met de kinderen. Verder benadrukt de man dat hij echt is veranderd. Hij vindt het belangrijk dat er vooruit wordt gekeken en niet telkens wordt teruggepakt op het verleden. De man gebruikt geen drank en drugs meer en komt niet meer in aanraking met justitie. Hij begrijpt dat de verzochte weekendregeling voor nu niet haalbaar is. Ook begrijpt hij het advies van de Raad om de zaak aan te houden, gelet op verhuizing van de vrouw met de kinderen, de mogelijke overdracht van de hulpverlening en de ontwikkeling als gevolg daarvan rondom de contactmomenten met de kinderen. Daarom verzoekt hij primair om voorlopig te bepalen dat de man en de kinderen gerechtigd zijn tot contact met elkaar gedurende twee keer per maand met voorkeur voor de duur van vier uur. Subsidiair verzoekt hij om te bepalen dat de mogelijkheden voor uitbreiding van het contact aan [organisatie] wordt overgelaten. Verder verzoekt de man de zaak voor zes maanden aan te houden, zodat er over acht tot negen maanden een nieuwe zitting kan plaatsvinden.
2.5
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven het advies om de zaak aan te houden te handhaven. De contacten tussen de man en de kinderen verlopen positief, maar de verzochte weekendregeling is nu niet haalbaar. Wel ziet de Raad mogelijkheden voor uitbreiding van het contact, maar daarvoor moeten eerst nog de nodige stappen worden genomen en moeten de ontwikkelingen worden opgevolgd. Zo dient de hulpverlening, vanwege de verhuizing van de vrouw met de kinderen, te worden overgedragen. Ten aanzien van het verzoek van de man om een voorlopige zorgregeling te bepalen, merkt de Raad op dat in het rapport is geadviseerd dat één keer per maand voor vier uur het hoogst haalbare is. Volgens [jeugdhulp], de casusregie, is twee keer per maand financieel ook niet haalbaar voor de man. De Raad is echter bereid om contact op te nemen met [organisatie] om de meest recente stand van zaken te vernemen en om dan een nader advies uit te brengen.
2.6
Uit het nadere advies van 9 mei 2025 volgt dat de Raad contact heeft gehad met [organisatie] . Naar aanleiding daarvan handhaaft de Raad het standpunt uit het rapport van 25 maart 2025. De voorlopige uitbreiding die de man verzoekt, is voor nu nog te vroeg. Volgens [organisatie] kan een uitbreiding van het contact naar twee keer per maand voor vier uur in de toekomst mogelijk zijn, maar is het de vraag wanneer dat gerealiseerd kan worden. [organisatie] raadt het af om de contactmomenten nu al uit te breiden. Een dergelijke uitbreiding is nog niet met de vrouw besproken en er gebeurt veel rondom de kinderen. Ook kost de komende verhuizing naar [plaats] veel energie. De Raad is van mening dat er eerst overleg dient te zijn met beide ouders en de verschillende hulpverleners die betrokken zijn. In de huidige situatie is continuïteit in de contacten voor de kinderen belangrijker dan de snelheid van de opbouw. De Raad adviseert daarom om te bepalen dat de hulpverlening (casusregie [jeugdhulp]) aan zet is om samen met partijen te beslissen hoe en wanneer er wordt gestart met een verdere uitbreiding van het contact.
2.7
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op het nadere advies van de Raad. Bij F9-formulier van 13 mei 2025 heeft mr. Kalle de rechtbank bericht dat de man zich realiseert dat er voor nu slechts eens per maand voor de duur van vier uur contact tussen de man en de kinderen kan plaatsvinden. Om die reden verzoekt de man de voorlopige zorgregeling van eens per maand gedurende vier uur te handhaven. Aansluitend verzoekt de man vast te stellen dat er ook eens per maand tussen de man en de kinderen via videobellen telefonisch contact zal zijn. De man acht het praktisch het beste als er contact via de videobellen is en twee weken later contact in persoon. Het videobelcontact kan wat betreft de man plaatsvinden zonder verdere begeleiding. Partijen moeten dit zelf kunnen regelen, nu dit soms al plaatsvindt.
2.8
De rechtbank heeft van de vrouw geen reactie ontvangen op het advies van de Raad.
De verdere inhoudelijke beoordeling
2.9
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verzocht om het contact met de kinderen uit te breiden en een voorlopige zorgregeling vast te stellen die inhoudt dat er twee keer per maand voor de duur van vier uur contact is tussen de man en de kinderen. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat die verzochte voorlopige uitbreiding van het contact voor nu nog te vroeg is. Het is onduidelijk in hoeverre er draagvlak bij de vrouw is om de contactmomenten tussen de man en de kinderen nu direct uit te breiden. Hierover dient eerst overleg te zijn met beide ouders en de hulpverlening. Daarbij heeft de rechtbank ook in overweging genomen dat de situatie tussen partijen fragiel is en dat de continuïteit van de contacten voor de kinderen belangrijker is dan de snelheid van opbouw met het risico op afbreuk. Om die reden zal de rechtbank, onder aanhouding van de verzoeken tot de hierna te noemen pro forma datum, een voorlopige zorgregeling vaststellen conform de regeling die partijen momenteel uitvoeren en waarover tussen hen overeenstemming bestaat. Deze regeling houdt in dat er contact is tussen de man en de kinderen eens per maand voor de duur van vier uur, waarbij het eerste en laatste uur onder begeleiding plaatsvindt. Het verzoek van de man om in deze voorlopige zorgregeling tevens een videobelcontact op te nemen zal de rechtbank niet honoreren. Op dit moment kan de rechtbank niet overzien wat een dergelijke afspraak voor de kinderen betekent. De man zal zijn voorstel kunnen inbrengen bij de hulpverlening en daar zal dit voorstel in overleg met de ouders kunnen worden besproken/afgesproken. De rechtbank zal het advies van de Raad overnemen om te bepalen dat de beslissing over de uitbreiding van de zorgregeling (hoe, wanneer) door de betrokken casusregisseur, in overleg met de ouders, zal plaatsvinden.
2.1
De rechtbank zal de beslissing met betrekking tot de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van de kinderen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
2.11
Partijen worden verzocht uiterlijk op de hierna genoemde pro forma datum een schriftelijke update over de stand van zaken en het door hen gewenste verdere procesverloop aan de rechtbank te doen toekomen. De rechtbank verzoekt de Raad om uiterlijk één week voor de – indien nodig – nader te plannen mondelinge behandeling middels een briefrapportage te adviseren over de actuele stand van zaken en de verzoeken van de man en een afschrift van die briefrapportage te sturen aan de vrouw, de man en diens advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
houdt de beslissing op de verzoeken van de man tot vaststelling van een (definitieve) zorgregeling aan tot
2 december 2025 PRO FORMAin afwachting van een schriftelijke update van partijen over de stand van zaken en het door hen gewenste verdere procesverloop;
3.2
verzoekt de Raad om uiterlijk één week tegen de – indien nodig – nader te plannen mondelinge behandeling te rapporteren over de actuele stand van zaken en de zorgregeling;
3.3
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] , in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar één keer per maand voor de duur van vier uur, waarbij het eerste en het laatste uur van het bezoek wordt begeleid, en dat verdere uitbreiding van de zorgregeling (hoe, wanneer) wordt beslist door de betrokken casusregisseur, in overleg met de beide ouders;
3.4
behoudt zich iedere nadere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2025 in aanwezigheid van mr. Vork, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.