4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen in vereniging, dan wel pogingen daartoe. Verdachte ontkent deze feiten of heeft een beroep op zijn zwijgrecht gedaan.
Gelet op de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank de feiten chronologisch behandelen. Daarbij zal de rechtbank een onderscheid maken tussen de feiten gepleegd bij de [winkel 1] en de feiten gepleegd bij de [winkel 2] .
Feit 3 – diefstal in vereniging [winkel 1] Delft, 16 maart 2023
Uit de aangifte en het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden volgt dat [medeverdachte 1] op 16 maart 2023 omstreeks 18:30 uur met een lege winkelkar de [winkel 1] in Delft is binnengelopen. Twee minuten later komen ook [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] met een lege winkelkar de [winkel 1] binnengelopen. [medeverdachte 2] voegt zich vervolgens bij [medeverdachte 1] . Even later is te zien dat [medeverdachte 1] bellend door de winkel loopt en dat zijn winkelkar op dat moment gevuld is met diverse dozen alcoholische drank en een pak vlees. [medeverdachte 2] heeft zich op dat moment weer bij [verdachte] en [medeverdachte 3] gevoegd. Omstreeks 19:00 uur verlaten [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] en [verdachte] de winkel zonder goederen, terwijl zij even daarvoor wel aan het winkelen waren. Enkele minuten later duwt [medeverdachte 1] de nooddeur open, verlaat met de volle winkelkar de [winkel 1] en rent met deze kar over het parkeerterrein. De verdachten zijn vervolgens in een grijze Audi weggereden.
Gelet op voorgaande omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Zij acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging.
Feit 2 – poging tot diefstal in vereniging [winkel 1] Nieuwegein, 23 maart 2023
Uit de aangifte en het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden volgt dat [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 23 maart 2023 omstreeks 18:01 uur met een grijze Audi met [kenteken] op het terrein van de [winkel 1] in Nieuwegein zijn gearriveerd. Twee minuten later lopen [verdachte] en [medeverdachte 3] met een lege winkelkar de winkel binnen. Om 18:17 uur zijn ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de beelden in de winkel te zien. [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] en [verdachte] kijken vervolgens samen rond bij de flessen alcoholische drank. [medeverdachte 3] loopt vervolgens weg en [medeverdachte 2] plaatst meerdere dozen met alcoholische drank in de winkelkar. Even later komt [medeverdachte 3] terug met twee grootverpakkingen toiletpapier, die hij bovenop de dozen in de winkelkar plaatst. Daarna loopt hij langs wat schappen met de volle winkelkar. Vervolgens hebben de verdachten de winkel verlaten zonder de winkelkar. Het personeel heeft bij de nooddeur twee winkelkarren vol met goederen aangetroffen.
Poging tot diefstal?
Uit zowel de aangifte, als de getuigenverklaring van [getuige] volgt dat het personeel van de [winkel 1] in Nieuwegein door de vestiging in Vianen was geïnformeerd dat even daarvoor een groep mannen had geprobeerd bij de vestiging in Vianen een nooddeur te prepareren. Vanuit de vestiging in Vianen zijn tevens foto’s van deze groep mannen naar de vestiging in Nieuwegein gestuurd. De verdachten zijn daarop door het personeel herkend te Nieuwegein en het personeel heeft de verdachten laten merken dat ze hen in de gaten hielden. Daarop hebben de verdachten de gevulde winkelkarren achtergelaten en hebben zij vrijwel direct het pand verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van vrijwillige terugtred en evenmin van het zich ‘enkel gedragen als winkelende personen’ zoals door de verdediging is aangevoerd. Het personeel van de [winkel 1] in Nieuwegein was gewaarschuwd voor specifiek deze verdachten. Pas toen zij duidelijk lieten merken dat zij de verdachten in de gaten hielden, zijn ze gestopt met producten in de winkelkar te leggen. Ook hebben de verdachten daarop direct de winkel verlaten zonder ook maar iets af te rekenen, terwijl zij even daarvoor voor meer dan € 8.500,- aan producten in de winkelkar hadden gelegd. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit het voorgaande worden afgeleid dat de verdachten wel degelijk het voornemen hadden om goederen weg te nemen en een begin van uitvoering hadden gemaakt. Tijdens hun handelen zijn zij gestoord door het personeel waardoor de diefstal niet is voltooid, zodat hun handelen kan worden gekwalificeerd als een onvoltooide poging. Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van een strafbare poging tot diefstal.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen. De verdachten zijn wederom samen naar [winkel 1] gegaan, samen naar binnen gegaan en hebben zich samen opgehouden rondom het schap met alcoholische dranken. Daarna heeft [medeverdachte 2] (deels) in het bijzijn van zijn medeverdachten de flessen drank in de winkelkar geplaatst, waarop [medeverdachte 3] pakken toiletpapier op de drank plaatste, mogelijk om de flessen drank aan het zicht te onttrekken. Uit de voorgaande feiten blijkt steeds dat de gevulde winkelkarren voor [medeverdachte 1] werden klaargezet om mee te nemen. Gelet op voorgaande omstandigheden en de modus operandi is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vooropgezet plan en een nauwe en bewuste samenwerking tussen alle verdachten, zodat sprake is van medeplegen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal in vereniging.
Feit 1 – diefstal in vereniging, dan wel opzetheling [winkel 1] Breda, 27 maart 2023
Uit de aangifte, het proces-verbaal van omschrijving camerabeelden, het proces-verbaal van omschrijving van de kleding die verdachten droegen bij hun aanhouding, en de verklaringen van de verdachten volgt dat [medeverdachte 1] op 27 maart 2023 omstreeks 14:40 uur de [winkel 1] in Breda is binnengelopen. Even later, omstreeks 14:47 uur komt ook [medeverdachte 2] de winkel in. Hij voegt zich bij [medeverdachte 1] die zich op dat moment in het gangpad met alcoholische drank bevindt. Samen bekijken ze op nog geen meter afstand van elkaar de flessen drank. Vervolgens verlaat [medeverdachte 2] de winkel zonder goederen en een minuut later loopt ook [medeverdachte 1] zonder goederen naar buiten. Omstreeks 15:34 uur komt [medeverdachte 1] opnieuw de [winkel 1] binnen en vult zijn winkelkar met meerdere flessen alcoholische drank. Vervolgens loopt hij met de winkelkar naar de servicebalie en is dan enkele minuten uit beeld. Op het moment dat hij weer in beeld komen, is de winkelkar leeg. [medeverdachte 1] laat vervolgens de lege winkelkar achter en verlaat omstreeks 15:49 uur de winkel.
Uit informatie van de [winkel 1] bleek dat de verdachten gebruikmaakten van een grijze Audi voorzien van [kenteken] . Uit een ANPR-hit blijkt dat dit voertuig omstreeks 15:03 uur op de [weg] in Breda reed. Achter deze weg bevindt zich de Bredase vestiging van de [winkel 1] . Om 16:13 uur, kort nadat [medeverdachte 1] de [winkel 1] heeft verlaten, kreeg de politie naar aanleiding van een ANPR-hit zicht op het voertuig met genoemd kenteken. In het voertuig bevonden zich [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] . Achter de bijrijdersstoel en in de kofferbak van het voertuig werden meerdere flessen alcoholische drank aangetroffen. Gelet op de korte tijdspanne tussen het wegnemen van de flessen drank bij de [winkel 1] en het aantreffen van de verdachten met flessen drank in de auto, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de aangetroffen flessen drank van diefstal afkomstig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande enkel volgt dat [verdachte] en [medeverdachte 3] zich in het voertuig met de weggenomen flessen drank bevonden en niet dat zij zich ten tijde van de diefstal in de [winkel 1] bevonden. Nu de flessen drank verspreid en zichtbaar in de auto lagen en [verdachte] zich samen met zijn medeverdachten ook aan de eerder gepleegde feiten schuldig heeft gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] wist dat de flessen drank van diefstal afkomstig waren. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling.
Feit 4 – diefstal in vereniging [winkel 2] Wateringen, 11 maart 2023
Uit de aangifte van [aangever] namens [winkel 2] volgt dat op 11 maart 2023 een persoon met een volle winkelkar de winkel via de ingang heeft verlaten, zonder de goederen in de winkelkar af te rekenen. Bij de manager bestond het vermoeden dat nog drie personen met deze diefstal te maken hadden. In de aangifte wordt vervolgens omschreven dat er goederen zijn weggenomen en dat de goederen in een auto zijn geladen.
Een week later, op 17 maart 2023, is door de manager van [winkel 2] in Rijswijk een winkelverbod gegeven aan [medeverdachte 1] . De manager gaf bij de politie aan dat [medeverdachte 1] in omliggende filialen samen met twee andere mannen diefstallen had gepleegd, onder meer bij de [winkel 2] in Wateringen op 11 maart 2023. Daarbij heeft de manager de politie een foto van [medeverdachte 1] overhandigd, waarop [medeverdachte 1] ook door [de verbalisant] is herkend. Ten aanzien van de andere mannen waarover in de aangifte wordt gesproken, is onvoldoende komen vast te staan wie deze personen zijn. Het dossier bevat geen omschrijving van camerabeelden en in een aangifte van een latere diefstal bij de [winkel 2] op 24 maart 2023 wordt enkel benoemd dat het dezelfde personen zijn als twee weken terug. Uit het dossier volgt echter niet waaruit dat wordt opgemaakt. Bovendien worden de verdachten van de diefstal op 24 maart 2023 door de politie herkend als
mogelijk[medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , maar de naam van [verdachte] wordt niet genoemd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Zij zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 5 – poging diefstal in vereniging [winkel 2] Wateringen, 24 maart 2023
Uit de aangifte en het proces-verbaal beschrijving camerabeelden volgt dat op 24 maart 2023 vier personen bij de [winkel 2] winkelkarren hebben gevuld met goederen. [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn op deze beelden herkend. [verdachte] en de andere twee mannen liepen vervolgens naar buiten en [medeverdachte 1] stond bij de kassa om goederen af te rekenen. Bij de kassa wordt [medeverdachte 1] aangesproken door medewerkers van de [winkel 2] . [medeverdachte 1] mocht niet afrekenen en werd vervolgens naar buiten gestuurd. Op de beelden is niet te zien waar ze de winkelkarren met boodschappen hebben gelaten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier onvoldoende duidelijk is welke goederen [medeverdachte 1] wilde afrekenen, welke goederen niet en of hij daadwerkelijk maar een deel van de goederen wilde afrekenen. Tevens is niet gebleken dat [verdachte] bij het verlaten van de winkel goederen zonder te betalen heeft meegenomen. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake was van een poging tot diefstal, temeer door de wijze van ten laste leggen. Uit de tenlastelegging volgt immers dat de poging bestaat uit het verzamelen van goederen in tassen en/of winkelwagens, maar naar het oordeel van de rechtbank betreft het enkele verzamelen van goederen in tassen en/of winkelwagens nog geen wederrechtelijke toe-eigening of een poging daartoe. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.