ECLI:NL:RBZWB:2025:3595

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
C/02/435413 / KG ZA 25-226
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Luijks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg en beoordeling van garantstelling in kort geding tussen MDrivers B.V. en Intergroup c.s.

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vordert MDrivers B.V. (hierna: MDrivers) een hoofdelijke veroordeling van Intergroup B.V. en andere gedaagden (hierna: Intergroup c.s.) tot betaling van een bedrag van € 3.900.000,00, dan wel een lager bedrag, om een faillissement van MDrivers te voorkomen. MDrivers stelt dat de aandeelhouders zich garant hebben gesteld voor de schulden die in 2025 ontstaan. De rechtbank moet beoordelen of MDrivers een spoedeisend belang heeft bij haar vordering en of de vorderingen in de bodemprocedure kans van slagen hebben.

De rechtbank oordeelt dat MDrivers een spoedeisend belang heeft, gezien de dreiging van faillissement door openstaande schulden. De kern van het geschil betreft de uitleg van de garantstelling die door de aandeelhouders is afgegeven. MDrivers stelt dat deze garantstelling hen recht geeft op de gevorderde bedragen, terwijl Intergroup c.s. betwist dat zij gehouden zijn om dit bedrag te voldoen. De rechtbank overweegt dat de garantstelling is gericht aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en dat alleen crediteuren zich op deze verklaring kunnen beroepen. Dit betekent dat MDrivers geen beroep kan doen op de garantstelling, wat leidt tot afwijzing van de vordering.

De rechtbank wijst de vordering van MDrivers af en veroordeelt hen in de proceskosten, die zijn begroot op € 8.700,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. Luijks op 28 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/435413 / KG ZA 25-226
Vonnis in kort geding van 28 mei 2025
in de zaak van
MDRIVERS B.V.,
te Barendrecht,
eisende partij,
hierna te noemen: MDrivers,
advocaat: mr. B.A. Boer,
tegen

1.INTERGROUP B.V.,

te Etten-Leur,
2.
SCHIEGOTTHARD B.V.,
te Heijningen,
3.
RAIL4WARD B.V.,
te Heijningen,
4.
[gedaagde 1],
te [plaats 1] ,
5.
[gedaagde 2],
te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Intergroup c.s. (enkelvoud),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
 de dagvaarding met producties 1 tot en met 6,
 de producties 1 tot en met 3 aan de zijde van Intergroup c.s.,
 de aanvullende producties 7 tot en met 15 aan de zijde van MDrivers,
 de mondelinge behandeling van 26 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
 de pleitnota van MDrivers,
 de pleitnota van Intergroup c.s.

2.De feiten

2.1.
MDrivers is opgericht op 24 november 2023. Zij legt zich toe op goederenvervoer per spoor in verschillende landen binnen Europa. De enig bestuurder van MDrivers is [naam 1] .
2.2.
De (vereenvoudigde) aandeelhoudersstructuur van MDrivers is als volgt:
2.3.
Om spoorvervoer te mogen uitvoeren dient MDrivers te beschikken over een licentie, uitgegeven door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).
2.4.
Op 12 december 2024 hebben [naam 1] (namens Sbcn), [gedaagde 1] (namens Intergroup en [gedaagde 2] (namens Schiegotthard en Rail4ward) een document, de garantstelling, ondertekend met de volgende tekst:

Aan; Inspectie Leefomgeving & Transport
T.n.v. heer [naam 2]
Betreft; Garantiestelling aandeelhouders ten aanzien van MDrivers
Mdrivers B.V. is als Spoorwegonderneming met ERA veiligheidscertificaat in de start-up fase en geeft met de onderstaande garantiestelling vanuit aandeelhouders expliciet aan dat zij haar bestaande en toekomstige financieel economische verplichtingen voor ten minste een jaar (2025) kunnen waarborgen welke voortvloeien uit de huidige dan wel voorgenomen bedrijfsvoering.
Genoemde aandeelhouders geven hierbij aan garant te zullen staan alsook zich hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de uit rechtshandelingen van de spoorwegonderneming (MDrivers B.V.) voortvloeiende schulden (artikel 2:403 Burgerlijk Wetboek).
Aandeelhouders welke garant staan voor MDrivers B.V. zijn respectievelijk;
1.
Sbcn B.V.,
[naam 1]
2.
Intergroup B.V.,
[gedaagde 1]
3.
Schiegotthard B.V.,
[gedaagde 2]
4.
Rail4Ward B.V.
[gedaagde 2]

3.Het geschil

3.1.
MDrivers vordert – samengevat – Intergroup c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 3.900.000,00, dan wel een bedrag van € 3.400.000,00 dan wel een door de voorzieningenrechter vast te stellen bedrag waarmee het faillissement van MDrivers kan worden afgewend. Daarnaast vordert zij Intergroup c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Intergroup c.s. voert verweer. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van MDrivers, dan wel tot afwijzing van de vordering van MDrivers, met veroordeling van MDrivers in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

toetsingskader kort geding
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter moet daarom eerst beoordelen of MDrivers ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor (verdere) bewijslevering.
spoedeisend belang
4.2.
De vordering van MDrivers ziet op het verkrijgen van kapitaal van haar (indirecte) aandeelhouders om openstaande schulden te kunnen voldoen. Uit de in het geding gebrachte stukken volgt dat één van de schuldeisers van MDrivers op 19 mei 2025 een verzoek bij de rechtbank heeft ingediend om het faillissement van MDrivers uit te spreken. Een andere schuldeisers heeft op 16 mei 2025 ook aangekondigd tot een faillissementsaanvraag te zullen overgaan indien MDrivers de openstaande vordering niet voldoet. Uit deze feiten en omstandigheden volgt dat MDrivers een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
inhoudelijke beoordeling
4.3.
MDrivers heeft de door Intergroup c.s. afgegeven garantstelling aan haar vordering ten grondslag gelegd (vergelijk sub 2.4. feitenvaststelling). Zij stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat Intergroup c.s. op basis van deze garantstelling gehouden is om een bedrag van in totaal € 3.900.000,00 aan haar te voldoen. Intergroup c.s. betwist daarentegen dat zij gehouden is om dit bedrag aan MDrivers te voldoen. Volgens haar heeft de garantstelling niet ten doel en/of de strekking om aan MDrivers aanvullende financieringen te (moeten) verstrekken.
4.4.
Kern van het geschil is dus de vraag welke betekenis toekomt aan de garantstelling. Naar vaste jurisprudentie is bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen de tekst van belang, maar komt het aan op de betekenis die partijen daar in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan mochten toekennen en op dat wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.5.
MDrivers heeft in dit kader aangevoerd dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [naam 1] gedurende het jaar 2024 bezig zijn geweest met het oprichten van MDrivers. Zij zijn daarbij overeengekomen dat [naam 1] zorg zou dragen voor het verkrijgen van de benodigde licenties en dat de anderen zouden fungeren als kapitaalverstrekker. Ter verkrijging van de benodigde licentie heeft [naam 1] contact gehad met de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). ILT heeft als eis gesteld dat middels een garantstelling moet worden aangetoond “
dat de financiële positie van de spoorwegonderneming toereikend is om ten minste gedurende een jaar te voldoen aan haar bestaande en toekomstige verplichtingen die voortvloeien uit de huidige dan wel de voorgenomen bedrijfsvoering” De garantstelling dient als vervanging van voldoende aanwezig startkapitaal. Zonder voldoende startkapitaal wordt de licentie niet verstrekt.
4.6.
Intergroup c.s. heeft daartegen aangevoerd dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] er bij de ondertekening van uitgingen dat de garantie die ILT wenste slechts ziet op verplichtingen van MDrivers tegenover ILT. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] kregen in de namiddag van 12 december 2024 bericht van [naam 1] dat ILT om een garantstelling had gevraagd van de aandeelhouders. [naam 1] gaf daarbij aan dat de verklaring nodig was omdat ILT anders geen licentie zou verstrekken. De garantstelling die aan hen werd voorgelegd was ook gericht aan ILT. Ervan uitgaande dat Intergoup c.s. enkel instond voor schulden aan ILT, zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] akkoord gegaan met de garantstelling. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn niet juridisch onderlegd en hebben nooit eerder een dergelijke garantstelling afgegeven. Gezien de strekking van en de bedoeling bij de garantstelling, komt aan MDrivers daarop geen beroep toe volgens Intergroup c.s.
4.7.
In de garantstelling is opgenomen dat de daarin genoemde aandeelhouders garant zullen staan en ‘zich hoofdelijk aansprakelijk stellen’ voor de uit de rechtshandelingen van MDrivers voortvloeiende schulden. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de aandeelhouders zich uit dien hoofde garant stellen en zich hoofdelijk verbinden voor schulden van MDrivers die in het jaar 2025 ontstaan. Dat de verklaring aan ILT is gericht, is het gevolg van het feit dat ILT deze verklaring had gevraagd in het kader van de licentieverstrekking. ILT moest beoordelen of aan MDrivers een licentie voor spoorwegvervoer kon worden afgegeven en Intergroup c.s. had kunnen begrijpen dat de door ILT gevraagde garantstelling in dat licht moest worden begrepen. Bovendien wordt in de tekst van de garantstelling verwezen naar artikel 2:403 BW. [1] Uit deze verwijzing volgt dat de garantie eenzelfde strekking heeft als daarin bedoeld: een hoofdelijke verbondenheid van de aandeelhouders voor de schulden van MDrivers die in 2025 (waren) ontstaan. Dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet eerder een garantstelling hebben afgegeven, doet aan het voorgaande niets af. Zij hadden moeten en kunnen begrijpen dat de aandeelhouders zich met deze verklaring garant stelden voor alle bestaande en toekomstige financiële verplichtingen die MDrivers in het jaar 2025 zou aangaan.
4.8.
Intergroup c.s. voert ook aan dat MDrivers geen beroep toekomt op de garantstelling omdat geen garantie is verleend aan MDrivers maar aan haar schuldeisers. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient Intergroup c.s. in dit verweer te worden gevolgd. Ook hierbij speelt de verwijzing naar artikel 2:403 BW een belangrijke rol. Alleen crediteuren van de vrijgestelde vennootschap kunnen zich op de verklaring [2] beroepen. [3] De vrijgestelde vennootschap kan zich niet op de verklaring beroepen en zeker niet op grond hiervan aanvullende financiering van een groepsmaatschappij verlangen. De voorzieningenrechter acht het voorshands niet aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat dit in dit specifieke geval anders zal zijn. Dit betekent dat MDrivers geen beroep toekomt op de garantstelling zodat de vordering op grond hiervan moet worden afgewezen. Wat partijen voor het overige nog naar voren hebben gebracht, zal daarom buiten beschouwing worden gelaten.
4.9.
Een belangenafweging maakt het voorgaande niet anders. Dat MDrivers zonder aanvullende financiering door haar aandeelhouders afstevent op een faillissement kan niet meebrengen dat haar aandeelhouders worden gedwongen om zonder contractuele verplichting aanzienlijke bedragen aan MDrivers te fourneren. Dat haar aandeelhouders van deze noodzaakfinanciering verschoond blijven, weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zwaarder.
4.10.
MDrivers is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Intergroup c.s. worden begroot op:
- griffierecht
6.861,00
- salaris advocaat
1.661,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
8.700,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst af de vordering van MDrivers,
5.2. veroordeelt MDrivers in de proceskosten van € 8.700,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als MDrivers niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Luijks en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.

Voetnoten

1.Aan de vereisten van de concernvrijstelling van artikel 2:403 BW is overigens niet voldaan.
2.Vergelijk artikel 2:403 lid 1 onder f en g BW.
3.Voor de uit rechtshandelingen van de vrijgestelde vennootschap voortvloeiende schulden.