In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen, die bij de vader wonen, is verlengd van 7 december 2024 tot 7 juni 2025. De bijzondere curator heeft de belangen van de kinderen behartigd en benadrukt dat er duurzame overeenstemming tussen de ouders moet komen, wat in een ouderschapsplan moet worden vastgelegd. De GI heeft echter haar verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingetrokken, omdat de situatie niet verbeterd is en de kinderen klem zijn geraakt tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat de huidige zorgsituatie niet aansluit bij de behoeften van de kinderen en dat er behoefte is aan duidelijkheid en structuur. De kinderrechter heeft uiteindelijk het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, omdat de GI het verzoek had ingetrokken. De beschikking is mondeling uitgesproken door de kinderrechter en schriftelijk bevestigd op 28 mei 2025.