ECLI:NL:RBZWB:2025:3604

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
C/02/427857 JE RK 24-1906
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Sumner
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de ouders, de bijzondere curator en vertegenwoordigers van de Gecertificeerde Instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de minderjarigen, die bij de vader wonen, is verlengd van 7 december 2024 tot 7 juni 2025. De bijzondere curator heeft de belangen van de kinderen behartigd en benadrukt dat er duurzame overeenstemming tussen de ouders moet komen, wat in een ouderschapsplan moet worden vastgelegd. De GI heeft echter haar verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingetrokken, omdat de situatie niet verbeterd is en de kinderen klem zijn geraakt tussen de ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft aangegeven dat de huidige zorgsituatie niet aansluit bij de behoeften van de kinderen en dat er behoefte is aan duidelijkheid en structuur. De kinderrechter heeft uiteindelijk het resterende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, omdat de GI het verzoek had ingetrokken. De beschikking is mondeling uitgesproken door de kinderrechter en schriftelijk bevestigd op 28 mei 2025.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaakgegevens : C/02/427857 JE RK 24-1906
Datum uitspraak: 15 mei 2025
Beschikking van kinderrechter over verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI),
gevestigd te Etten-Leur,
betreffende de minderjarigen
[minderjarige 1] ,geboren op [geboortedag 1] 2011 in [geboorteplaats] , België,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] ,geboren op [geboortedag 2] 2016 in [geboorteplaats] , België,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden in deze zaak aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 1:250 BW is als bijzondere curator ter vertegenwoordiging van de belangen van beide minderjarigen in deze zaak benoemd
mr. [de bijzondere curator], advocaat, kantoorhoudende te [plaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
- de
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het nadere procesverloop

1.1.
Het nadere procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de tussenbeslissing van de kinderrechter van 4 december 2024 met de daarin vermelde stukken;
- het verslag van de bijzondere curator van 30 april 2025 met bijlagen;
- de op 8 mei 2025 ontvangen brief van de moeder;
- de op 8 mei 2025 van [jeugdhulp] ontvangen brief, met als bijlage een (concept) ouderschapsplan;
- het op 8 mei 2025 ontvangen eindverslag van [psychologenpraktijk] ;
- het op 8 mei 2025 van de moeder ontvangen emailoverzicht;
- het o 8 mei 2025 van de vader ontvangen emailoverzicht.
1.2.
Op 15 mei 2025 heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren mondeling behandeld.
Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
  • de moeder;
  • de vader;
  • de bijzondere curator;
  • een vertegenwoordigster van de GI;
  • een vertegenwoordigster van de Raad.
Tevens was met bijzondere toestemming van de kinderrechter als toehoorder aanwezig: mevrouw [naam] , advocaat-stagiaire.
1.3
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld hun mening over het verzoek kenbaar te maken ter gelegenheid van een kind gesprek. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt. De kinderrechter heeft van deze gesprekken ter zitting een korte samenvatting gegeven.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door beide ouders.
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun hoofdverblijf bij de vader.
2.3.
In voornoemde beschikking heeft de kinderrechter de verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uitgesproken met ingang van 7 december 2024 tot 7 juni 2025. Tevens heeft de kinderrechter mr. [de bijzondere curator] als bijzondere curator benoemd aangewezen die de belangen behartigt van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het resterende verzoek van de GI tot verlenging ondertoezichtstelling (drie maanden) is aangehouden tot de nadere mondelinge behandeling, in afwachting van een schriftelijk verslag van haar bevindingen.

3.De standpunten van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]

3.1.
Tijdens de afzonderlijk gehouden kind gesprekken hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar voren gebracht dat het goed met hen gaat school. Vooral [minderjarige 1] vertelt met gepaste trots over haar HAVO 2 opleiding. Verder is door [minderjarige 2] opgemerkt dat zij er veel last van heeft dat zij in de afzonderlijke situaties bij haar moeder en bij vader niet vrijelijk over dezelfde spullen kan beschikken. Ook wordt zij momenteel beperkt in haar mogelijkheden om sportactiviteiten te ondernemen. Zij vraagt daarom aan de kinderrechter of beslist kan worden dat zij bij haar moeder zal wonen en dat zij om de week bij haar vader is telkens van vrijdag tot zondag. [minderjarige 1]
vertelt dat ook zij veel last heeft van alle heen en weer bewegingen en de onrust die dit brengt. Evenals [minderjarige 2] wil zij ook bij haar moeder wonen en om de week van vrijdag tot zondag bij haar vader zijn.

4.Het standpunt van de bijzondere curator

4.1.
De bijzondere curator heeft in haar verslag uiteengezet dat het van belang is dat de ouders alsnog duurzame overeenstemming weten te bereiken aansluitend bij de wensen van de kinderen. Die overeenstemming dient, mits er daarvoor mogelijkheden zijn, in een ouderschapsplan te worden opgenomen en door de rechtbank formeel te worden bekrachtigd. Zo lang dit niet het geval is en er juridische procedures lopen is het belang van beide kinderen niet gediend met een voortzetting van de ondertoezichtstelling. Het stemt haar gunstig om te vernemen dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich tijdens het kind gesprek duidelijk en eensluidend over wat zij zouden willen hebben uitgesproken. Zij begrijpt hun standpunt, immers zal als dit wordt gevolgd er voor hen rust, duidelijkheid en structuur zijn. Wel zal, in het geval dat de rechtbank een beslissing mocht geven die in lijn is met het standpunt van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , dit van de ouders het nodige vragen voor wat betreft praktische afstemming, het in dat kader maken van afspraken en daarmee flexibel om weten te gaan.

5.Het (nader) standpunt van de GI

5.1.
Namens de GI is naar voren gebracht dat er ten tijde van het laatst behandelde verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling door de kinderrechter bedenkingen werden geuit over de beperktere duur van 9 maanden, waarvoor door de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling was gevraagd, gezien het complexe karakter van de zaak en de in verband daarmee nog te behalen doelstellingen. De GI stelt in de eerste plaats vast dat, waar de kinderen zich tot dusver wisselend hebben uitgelaten over hun wensen, inmiddels naar aanleiding van de recente kind gesprekken duidelijk is gebleken wat zij zouden willen. Dit zou in de visie van de GI verder als juridisch uitgangspunt dienen te worden genomen. Waar het de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreft heeft de GI moeten vaststellen dat sinds de laatste beschikking de situatie in plaats van verbeterd verder is verslechterd, zodanig dat uit de signalen van de kinderen valt op te maken dat zij tussen hun ouders verder klem zijn geraakt. In de opvatting van de GI is dit met name te wijten aan de enorme vasthoudendheid, die beide ouders in hun afzonderlijke denk- en handelwijze laten zien, die ervoor zorgt dat de GI niet verder komt en er geen concrete stappen worden gemaakt. Gelet daarop concludeert de GI dat de ondertoezichtstelling niet langer meerwaarde heeft. De GI trekt daarom haar verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de nog resterende periode van 3 maanden in.

6.Het standpunt van de Raad

6.1.
Namens de Raad is opgemerkt dat het op de eerste plaats op de weg van de GI had gelegen om haar besluit om af te zien van haar verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ter toetsing aan de Raad voor de Kinderbescherming voor te leggen. Verder is de Raad uit de actuele gegevens en omstandigheden gebleken dat de huidige zorg- en opvoedsituatie van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] niet aansluit bij wat zij nodig hebben, nu de door de ouders getroffen regelingen en gemaakte afspraken met name voor onduidelijkheid en onrust zorgen. Daarvan uit bezien begrijpt de Raad de standpunten, zoals die door [minderjarige 2] en [minderjarige 1] tijdens de kindgesprekken naar voren zijn gebracht. Beide kinderen hebben dringend behoefte aan een zorg- en contactregeling, die aan hen duidelijkheid, structuur en houvast biedt. Rekening houdend met al wat de ouders nog met elkaar zullen moeten regelen en afspreken, in het geval dat er een gerechtelijke beslissing in de lijn van de wensen van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] mocht volgen en wat er nodig is om beide kinderen daarop voor te bereiden kan de Raad er niet achter staan dat de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd.
6.2.
Nu echter de GI het restantverzoek heeft ingetrokken verwacht de Raad dat de GI het daaraan onderliggend besluit alsnog ter toetsing aan de Raad zal voorleggen.

7.De beoordeling

7.1.
De kinderrechter overweegt als volgt.
7.2.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling de kinderrechter geïnformeerd dat, hoewel de doelstellingen van de hulpverlening nog niet zijn bereikt, zij op grond van haar bevindingen van opvatting is dat de ondertoezichtstelling niet langer meerwaarde heeft. De GI trekt daarom het resterende deel van het verzoek in.
7.3.
Omdat de GI het resterende deel van het verzoek heeft ingetrokken, kan dat niet verder worden onderzocht en beoordeeld. De kinderrechter zal daarom het resterende deel van het verzoek afwijzen.
7.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
wijst af het restende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Deze beschikking is mondeling in het openbaar uitgesproken door mr. Sumner, kinder-rechter, in tegenwoordigheid van de griffier Baremans op 15 mei 2025 en schriftelijk bevestigd op 28 mei 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch