In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders, hun advocaten, en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De GI verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar, omdat de kinderen nog niet openstaan voor contact met hun vader en er nog stappen gezet moeten worden in hun ontwikkeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen voorzichtig vooruitgang boeken, maar dat er nog werk aan de winkel is, vooral met betrekking tot de emotionele ontwikkeling van [minderjarige 1]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 22 mei 2026 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ouders hebben beiden ingestemd met de verlenging, en de bijzondere curator heeft benadrukt dat contactherstel met de vader op een zorgvuldige manier benaderd moet worden, rekening houdend met de wensen en het tempo van de kinderen.