ECLI:NL:RBZWB:2025:3608

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
C/02/434491 / JE RK 25-736
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de ouders van de minderjarige, de moeder met haar advocaat en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De GI verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor negen maanden, omdat de doelstellingen van de eerdere ondertoezichtstelling nog niet volledig waren behaald. De moeder en vader waren van mening dat een kortere verlenging van maximaal zes maanden voldoende zou zijn, gezien de voortgang die al was geboekt.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling in acht genomen, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Hij concludeerde dat, hoewel de hulpverlening zich in een afrondingsfase bevond, de ondertoezichtstelling nog niet kon eindigen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen, maar beperkt tot een periode van zes maanden, in plaats van de negen maanden die door de GI was verzocht. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ouders en de GI de mogelijkheid geboden om de voortgang van de hulpverlening te monitoren en de noodzakelijke stappen te ondernemen om de zorgregeling te formaliseren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/434491 / JE RK 25-736
Datum uitspraak: 21 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats],
advocaat mr. J.J. Bronsveld te Bergen op Zoom,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats].

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om haar mening over het verzoek aan de kinderrechter schriftelijk of ter gelegenheid van een kind gesprek kenbaar te maken. [minderjarige] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn samen belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de vader. Er is een zorgregeling vastgesteld tussen [minderjarige] en de moeder, op grond waarvan zij elke woensdag en om het weekend contact met elkaar hebben.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 28 november 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 30 mei 2025.

3.Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de verzoeker

Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI schriftelijk en mondeling aanvullend
- samengevat - aangevoerd dat tijdens de laatste zitting ervan uit werd gegaan en ook is benoemd dat toen de laatste verlenging van de ondertoezichtstelling aan de orde zou zijn. Echter is alsnog gebleken dat de doelstellingen niet volledig zijn behaald. Vastgesteld is dat, ondanks dat de moeder voor de GI niet altijd bereikbaar was voor het maken van afspraken, de zorgregeling tussen haar en [minderjarige] positief verloopt. Het ouderschapsplan is echter nog niet ondertekend. Zodra dit is afgerond is het indienen van een verzoek bij de rechtbank tot wijziging van de zorgregeling een logische vervolgstap om de huidige feitelijke situatie te formaliseren. Daarnaast dient het door [minderjarige] gevolgde therapeutisch traject bij [jeugdzorginstelling], in welk kader aan haar psycho-educatie wordt gegeven over de situatie van de moeder en gewerkt wordt aan een ‘levensverhaal’ met behulp van Words and Pictures, verder gemonitord te worden en vervolgens afgerond. Dit heeft enige vertraging opgelopen omdat de moeder aanvankelijk geen toestemming wilde geven om [minderjarige] te informeren over haar problematiek en achtergrond. De GI verzoekt daarom alsnog een verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van negen maanden.

5.De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat de moeder begrijpt dat voortzetting van de hulpverlening in een verplicht kader nog voor enige tijd noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de doelstellingen worden behaald. Wel vindt zij dat het traject binnen zeer afzienbare tijd tot een afronding dient te komen. Daarom dient de verlenging van de ondertoezichtstelling beperkt te blijven tot een periode die overzienbaar is. Zij wijst in dat verband op wat er tot dusver al is bereikt, dat niet alle ten behoeve van [minderjarige] ingezette hulpverlening even effectief is gebleken en dat zij en de vader bovendien op één lijn verkeren over de aandachtspunten waaraan nog gewerkt dient te worden en zij bereid zijn om de daarvoor nog noodzakelijke hulpverlening te accepteren. Daarvan uitgaande lijkt een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van maximaal zes maanden voldoende.
5.1.
De vader heeft aangegeven dat hij om dezelfde redenen, als door de moeder en
haar advocaat naar voren gebracht, geen voorstander is van een verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van negen maanden, zoals door de GI verzocht. Wat de maximale duur van de verlenging van de ondertoezichtstelling betreft sluit hij aan bij het door de advocaat van de moeder daarover naar voren gebrachte standpunt.
5.2.
Reagerend op het eensluidende standpunt van de ouders is namens de GI opgemerkt dat geen bezwaar bestaat tegen een beslissing van de kinderrechter, waarbij de ondertoezichtstelling wordt verlengd voor beperkte duur van in ieder geval zes maanden.

6.De beoordeling

6.1.
In artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een GI, als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
In artikel 1:260, eerste lid, BW is bepaald dat de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 255 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens kan verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2.
Naar het oordeel van de kinderrechter wordt aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling op dit moment nog steeds voldaan. Daarbij neemt de kinderrechter in aanmerking dat de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling zich weliswaar in een afrondingsfase bevindt, maar dat deze nog niet kan eindigen, zo lang het therapeutische hulptraject voor [minderjarige] met daarin begrepen het levensverhaal en haar reactie daarop nog geborgd en gemonitord dient te blijven worden, het traject rondom het ouderschapsplan nog niet definitief is afgerond en de wijziging van de zorgregeling niet is geformaliseerd. Wel ziet de kinderrechter aanleiding om de verlenging van de ondertoezichtstelling te beperken tot een periode van zes maanden, onder afwijzing van het restantverzoek, nu zo’n periode naar verwachting toereikend zal zijn om voormelde doelstellingen te behalen. Mocht dit onverhoopt niet het geval blijken dan zullen, naar op dit moment voorzienbaar is, de nog openstaande doelen met de beschikbare hulpverlening in een vrijwillig kader alsnog kunnen worden afgerond.
6.3.
De kinderrechter zal zijn beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 30 mei 2025 tot
30 november 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van Baremans als griffier, en op schrift gesteld op 2 juni 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.