ECLI:NL:RBZWB:2025:3618

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
C/02/396140 / FA RK 22-1427
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Roose
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van zorgregeling in een jeugdzorgzaak met ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van een zorgregeling voor twee minderjarigen. De vrouw, vertegenwoordigd door mr. drs. N. Wouters, en de man, vertegenwoordigd door mr. H. Mink, hebben beiden een verzoek ingediend om de zorgregeling te wijzigen. De rechtbank heeft eerder een voorlopige zorgregeling vastgesteld, maar de definitieve beslissing is aangehouden in afwachting van de resultaten van een ondertoezichtstelling (OTS) die op 18 maart 2025 is toegewezen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de zorgregeling aan te houden, gezien de problematische verstandhouding tussen de ouders en de impact daarvan op de minderjarigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 mei 2025 is gebleken dat er nog geen significante stappen zijn gezet in de ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen in een loyaal conflict verkeren en dat hun emotionele veiligheid in het geding is. De rechtbank heeft daarom besloten om de verzoeken van de man en de vrouw aan te houden tot 10 februari 2026, met een voorlopige zorgregeling waarbij de minderjarigen bij de man verblijven in de even weekenden en op bepaalde doordeweekse dagen. De rechtbank verzoekt de GI om voor de pro forma zitting informatie te verstrekken over de voortgang van de ondertoezichtstelling en de ingezette hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/396140 / FA RK 22-1427
Datum uitspraak: 10 juni 2025
Nadere beschikking betreffende wijziging zorgregeling
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. drs. N. Wouters te Middelburg,
en
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Mink te Oost-Souburg,
betreffende de minderjarigen:
-[minderjarige 1]geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2014, hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-[minderjarige 2],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2016, hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: - de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.
Als informant is in de procedure betrokken:
- STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELANDgevestigd te Middelburg, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
1. Het nadere procesverloop
1.1 De rechtbank oordeelt op grond van de volgende stukken:
- de tussenbeschikking van deze rechtbank van 6 december 2022, en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- de berichten van de [zorgaanbieder] van 28 mei 2024 en 20 juni 2024, met de negatieve terugmelding en de eindrapportage vanuit het Uniform Hulpaanbod;
- de op 24 februari 2025 ontvangen Raadsrapportage van 21 februari 2025;
- het F9-formulier van mr. Wouters van 7 mei 2025, met bijlagen.
1.2 Het verzoek is nader mondeling behandeld op 13 mei 2025. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens waren aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad en twee vertegenwoordigsters van de GI.
1.3 De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. [minderjarige 2] heeft daar geen gebruik van gemaakt, [minderjarige 1] wel. Hij heeft een brief geschreven aan de rechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter kort samengevat de inhoud van deze brief voorgehouden. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De verdere beoordeling

Laatste beschikking
2.1
De rechtbank verwijst naar de tussenbeschikking van 6 december 2022. Bij die beschikking heeft de rechtbank het op respectievelijk 16 en 31 augustus 2017 door partijen ondertekende ouderschapsplan gewijzigd en bepaald dat tussen de man en de minderjarigen een
voorlopigezorgregeling geldt waarbij de minderjarigen eenmaal per twee weken in de even weekenden van vrijdagavond 17:00 uur tot zondagavond 18:00 uur en één keer per twee weken op donderdag van ’s ochtends 9:00 uur tot vrijdagochtend 9:00 uur bij de man verblijven. Daarnaast heeft de rechtbank, onder wijziging van het voormelde ouderschapsplan, bepaald dat de daarin overeengekomen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met ingang van 1 november 2022 nader wordt vastgesteld op € 82,= per maand per kind, voor de toekomst bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen, onder de bepaling dat de door de man te bepalen bijdrage zal worden verhoogd met de wettelijke indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor het eerst per 1 januari 2023. Verder heeft de rechtbank partijen bij deze beschikking verwezen naar het Uniform Hulpaanbod (UHA) voor een jeugdhulptraject ten behoeve van de in de beschikking genoemde resultaten en is de Raad, indien de eindrapportage van de zorgaanbieder hiertoe aanleiding geeft, verzocht om een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in de beschikking vermelde vraag en daarover te rapporteren en te adviseren. In afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject in het kader van het UHA is de beslissing op de verzoeken met betrekking tot de definitieve zorgregeling aangehouden.
2.2
Op 28 mei 2024 heeft de [zorgaanbieder] vanuit het UHA een negatieve terugmelding gedaan en op 20 juni 2024 is de eindrapportage ontvangen. Daaruit blijkt dat partijen in september 2023 zijn gestart met een [hulpverleningstraject]. Dit betrof zowel ouderschapsbemiddeling als individuele begeleiding. Gedurende het traject werd duidelijk dat het conflict tussen partijen zodanig op de voorgrond staat en de situatie tussen hen dusdanig complex is dat dit het traject bemoeilijkt. Als gevolg daarvan werd het noodzakelijk geacht om extra hulpverlening voor de minderjarigen in te zetten in de vorm van therapie. Uit de rapportage blijkt dat de man daar geen toestemming voor heeft gegeven. [hulpverleningstraject] was van mening dat zij als gevolg daarvan onvoldoende zorgvuldig te werk kon gaan en daarom is het traject uiteindelijk gestagneerd. Het vrijwillig kader is onvoldoende toereikend gebleken. Daarbij komt dat beide ouders gedurende het traject meldingen bij Veilig Thuis hebben gedaan vanwege zorgen over emotionele en fysieke veiligheid bij de andere ouder.
Raadsrapport en uitspraak kinderrechter
2.3
Op 24 februari 2025 is het rapport met bijbehorend advies van de Raad ontvangen. Daaruit blijkt, kort samengevat, dat het veilig opgroeien van de minderjarigen in sterke mate wordt beïnvloed door de problematische verstandhouding en dynamiek tussen de ouders. De ouders slagen er niet in om op een constructieve wijze met elkaar samen te werken en te communiceren en er zijn voortdurend conflicten tussen hen. Daardoor worden de minderjarigen structureel blootgesteld aan spanningen, negatieve uitlatingen en instabiliteit. Als gevolg daarvan verkeren de minderjarigen in een loyaliteitsconflict en ervaren zij voortdurend stress, hetgeen zichtbare gevolgen heeft voor hun gedrag en emotionele gesteldheid. Dit alles heeft verstrekkende gevolgen voor de emotionele veiligheid en de ontwikkeling van de minderjarigen. Nu de eerdere vrijwillige hulpverlening onvoldoende van de grond is gekomen dan wel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, acht de Raad een ondertoezichtstelling van de minderjarigen noodzakelijk om hen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van de aanhoudende strijd tussen de ouders. Een jeugdbeschermer zou de ouders kunnen helpen om duidelijke afspraken te maken, zicht te krijgen op de meest wenselijke invulling van de zorg- en opvoedtaken en ondersteuning te bieden bij de communicatie tussen de ouders. Om de ouders de gelegenheid te geven om de komende tijd met de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling aan de slag te gaan, adviseert de Raad om het onderhavige verzoek met betrekking tot de definitieve zorgregeling voor de duur van zes maanden aan te houden.
2.4
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 18 maart 2025 is het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toegewezen voor de duur van een jaar, met ingang van 18 maart 2025 en tot 18 maart 2026.
Nadere standpunten in deze procedure
2.5
In deze procedure liggen op dit moment nog ter beoordeling voor het verzoek van de man om de zorgregeling te wijzigen en te bepalen dat er voortaan een co-ouderschapsregeling geldt en het verzoek van de vrouw om te bepalen dat de zorgregeling zoals neergelegd in het ouderschapsplan dat door partijen is ondertekend op respectievelijk 16 en 31 augustus 2017, geldt, inhoudende dat de minderjarigen gedurende eenmaal per twee weken bij de man verblijven in de even weekenden van vrijdagavond 17:00 uur tot zondagavond 18:00 uur en één keer per twee weken op donderdag van ’s morgens 9:00 uur tot 18:00 uur.
2.6
Door en namens de man wordt ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de procedure conform het advies van de Raad moet worden aangehouden. De ondertoezichtstelling is nog maar kortgeleden uitgesproken waardoor er de afgelopen tijd, buiten de gemaakte veiligheidsafspraken, nog vrijwel geen stappen zijn gezet. Binnen de ondertoezichtstelling moeten partijen met hulpverlening gaan werken aan hun communicatie en verstandhouding en kunnen vervolgens de mogelijkheden voor een co-ouderschap in kaart worden gebracht. Een afwijzing van het verzoek is op dit moment dan ook niet aan de orde. Daarbij acht de man een co-ouderschap nog steeds in het belang van de minderjarigen, waarbij de daarvoor benodigde afstemming tussen partijen ook via de GI kan verlopen. De man zou liever nog willen dat de minderjarigen volledig bij hem gaan wonen. Volgens de man betrekt de vrouw de minderjarigen in de strijd tussen partijen. Daardoor gaat het niet goed met hen; zij halen geen goede cijfers op school, lijken een bepaalde angst richting de man te voelen en zijn emotioneel erg gesloten naar hem, terwijl zij fysiek nog steeds veel toenadering bij hem zoeken. Daaruit maakt de man op dat de minderjarigen graag bij hem zijn. Ook is er volgens de man onvoldoende structuur bij de vrouw thuis en stimuleert en begeleidt de vrouw de minderjarigen onvoldoende met betrekking tot schoolwerk. Vanwege het gebrek aan tijd samen met de minderjarigen, focust hij zich nu vooral op het hebben van een leuke tijd met hen en houdt hij zich niet meer zoveel bezig met school. Het stoort de man erg dat de vrouw dit toch weer aanhaalt in de stukken die zij vlak voor de zitting indiende en hem zo in een kwaad daglicht probeert te zetten. Verder merkt de man op dat de vrouw hem onvoldoende op de hoogte brengt over de minderjarigen. Op dit moment hoeft hij geen informatiemails meer te ontvangen, omdat daar toch onvoldoende in staat. Hij zou graag willen dat de zorgen over de minderjarigen gedeeld worden en door partijen samen worden aangepakt.
2.7
Door en namens de vrouw is tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat er nog te weinig tijd is verstreken sinds de ondertoezichtstelling om al iets te kunnen bereiken. Desalniettemin geeft een eindbeslissing in deze procedure over de zorgregeling wel rust en duidelijkheid voor de minderjarigen en daar hebben zij behoefte aan. Daarom verzoekt de vrouw een zorgregeling te bepalen conform de regeling die partijen in het oorspronkelijke ouderschapsplan zijn overeengekomen. Ter onderbouwing stelt de vrouw dat deze procedure al sinds 2022 loopt en er de afgelopen jaren diverse hulpverlening is ingezet. Daardoor valt niet te verwachten dat de communicatie en verstandhouding van partijen de komende tijd zodanig zal verbeteren dat een co-ouderschap mogelijk wordt. Partijen communiceren op dit moment vrijwel niet en om nog meer discussie tussen partijen te voorkomen stuurt de vrouw nu enkel beperkte, objectieve informatie over de minderjarigen naar de man. Verder is er in de thuissituatie bij de man nog steeds veel onrust doordat de man steeds heen en weer reist met de minderjarigen tussen zijn eigen woning en die van zijn partner. In de thuissituatie bij de vrouw zijn er volgens de vrouw weinig zorgen over de minderjarigen. Zij zijn blij en vrolijk en de vrouw besteedt wel degelijk voldoende aandacht aan school. Mocht de rechtbank toch nog geen beslissing nemen en de procedure aanhouden, dan dient de huidige regeling voorlopig te worden voortgezet. Die houdt in dat de minderjarigen bij de man verblijven eenmaal per twee weken in de even weekenden van vrijdag 17:30 uur tot zondag 18:30 uur en eenmaal per twee weken van woensdag 17:00 uur tot donderdag 18:30 uur. Deze regeling wordt op dit moment uitgevoerd, maar is niet goed opgenomen in de vorige beschikking.
2.8
De Raad handhaaft het advies om deze procedure aan te houden in afwachting van de resultaten van de in het kader van de ondertoezichtstelling in te zetten hulpverlening. Het is fijn dat er via het instroomteam inmiddels al wat veiligheidsafspraken zijn gemaakt, maar verder zijn er nog geen stappen gezet. Verder merkt de Raad op dat school belangrijk is voor de minderjarigen, maar dat nog belangrijker is dat de minderjarigen rust kunnen gaan ervaren, zeker nu is gebleken dat de sprankeling in hun ogen soms verdwenen is. Daar zou de focus op moeten liggen.
2.9
De GI sluit zich aan bij het advies van de Raad om het verzoek met betrekking tot de definitieve zorgregeling aan te houden in afwachting van de resultaten van de in het kader van de ondertoezichtstelling in te zetten hulpverlening. Desgevraagd benoemt de GI tijdens de mondelinge behandeling dat partijen nog steeds op de wachtlijst staan voor een vaste jeugdbeschermer. Daarom is het instroomteam op dit moment bij partijen betrokken, om hen ondersteuning te bieden bij urgente zaken. Partijen verschillen erg in opvoedstijl en dit leidt tot zodanig veel spanningen dat de minderjarigen geen onbelast contact met hun beide ouders kunnen hebben. Daarom zijn er al een aantal veiligheidsafspraken gemaakt. Het lijkt de GI ook goed om de komende tijd te bezien of er al kan worden gestart met een traject Parallel Solo Ouderschap of de inzet van psycho-educatie voor partijen. Daarnaast dient er te worden onderzocht hoe er voor de minderjarigen meer rust kan ontstaan in de thuissituatie van de man.
Overwegingen rechtbank over een definitieve zorgregeling
2.1
Uit de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is het de rechtbank gebleken dat er nog vrijwel geen stappen zijn gezet binnen de ondertoezichtstelling. Dat is ook logisch, nu deze pas relatief recent is uitgesproken. Er is op dit moment nog geen vaste jeugdbeschermer bij partijen en de minderjarigen betrokken. Het instroomteam is met name bedoeld om ondersteuning te bieden bij urgente zaken. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is de noodzaak van een ondertoezichtstelling voor de rechtbank opnieuw gebleken nu er zichtbaar veel spanningen tussen partijen zijn en er sprake is van een zeer gebrekkige onderlinge communicatie. De minderjarigen lijken daar veel last van te hebben. De rechtbank vindt het dan ook belangrijk dat er op korte termijn uitvoering zal kunnen worden gegeven aan de ondertoezichtstelling. De GI zal dan strakke regie moeten gaan voeren bij beide partijen, zodat de benodigde hulpverlening voor onder meer het verbeteren van de onderlinge verstandhouding en communicatie kan worden ingezet. Vervolgens zal ook duidelijk kunnen worden welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het meest in het belang van de minderjarigen is. Op dit moment heeft de rechtbank onvoldoende informatie om dit te kunnen bepalen. Met de Raad is de rechtbank daarom van oordeel dat de resultaten van de nog in te zetten hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling nu eerst moeten worden afgewacht voordat een beslissing kan worden genomen op de voorliggende verzoeken. Daarbij overweegt de rechtbank ook dat, naar de inschatting van de rechtbank, een eindbeslissing in deze procedure niet zodanig veel rust zal geven dat de zorgen over de minderjarigen en hun opvoedsituaties daarmee verdwijnen.
2.11
De rechtbank zal daarom de definitieve beslissing op de verzoeken van partijen aanhouden. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de vrouw toegelicht dat partijen op dit moment een andere zorgregeling uitvoeren dan de zorgregeling die in de vorige beschikking is vastgelegd. Dit is door de man niet weersproken. Gelet daarop zal de rechtbank de zorgregeling die op dit moment geldt vastleggen en daarom bepalen dat er de komende tijd een
voorlopigezorgregeling geldt, waarbij de minderjarigen bij de man verblijven eenmaal per twee weken in de even weekenden van vrijdag 17:30 uur tot zondag 18:30 uur en eenmaal per twee weken van woensdag 17:00 uur tot donderdag 18:30 uur.
2.12
In afwachting van het verloop van de komende periode zal de rechtbank de verzoeken van de man en de vrouw aanhouden tot 10 februari 2026 pro forma. Als de GI besluit een verzoek in te dienen om de ondertoezichtstelling te verlengen, dan zal dit verzoek bij voorkeur tegelijkertijd worden behandeld. De rechtbank verzoekt de GI om uiterlijk op de genoemde pro forma datum via een briefrapport de rechtbank, advocaten van partijen en de Raad te voorzien van informatie over het verloop van de ondertoezichtstelling, de resultaten van ingezette hulpverlening en de actuele stand van zaken.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1
bepaalt dat er tussen de man en de minderjarigen een
voorlopigezorgregeling geldt waarbij de minderjarigen eenmaal per twee weken in de even weekenden van vrijdag 17:30 uur tot zondag 18:30 uur en eenmaal per twee weken van woensdag 17:00 uur tot donderdag 18:30 uur bij de man verblijven;
3.2
houdt de beslissing op de verzoeken met betrekking tot de definitie zorgregeling aan tot
10 februari 2026 PRO FORMA;
3.3
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Roose, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025, in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.