ECLI:NL:RBZWB:2025:3630

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
25/1879
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake geweldsmiddelen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juni 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar van 8 oktober 2024. Dit bezwaar betrof de weigering om geweldsmiddelen, namelijk een uitschuifbare wapenstok en een vuurwapen, ter beschikking te stellen aan een werknemer van eiseres. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De staatssecretaris had uiterlijk op 17 januari 2025 moeten beslissen, maar heeft dit niet gedaan. Eiseres heeft de staatssecretaris op 3 maart 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 250,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. De rechtbank stelt ook de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1442,-, die is opgebouwd van 18 maart 2025 tot 29 april 2025. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die door de staatssecretaris moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1879

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde]),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat de staatssecretaris volgens haar niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 8 oktober 2024 tegen de beslissing van 30 augustus 2024 waarin geweigerd werd om aan een werknemer van eiseres de geweldsmiddelen “uitschuifbare wapenstok ”en “vuurwapen” ter beschikking te stellen.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiseres heeft het bezwaarschrift ingediend op 8 oktober 2024. De staatssecretaris heeft de beslistermijn verdaagd en had uiterlijk op 17 januari 2025 moeten beslissen. De termijn waarbinnen de staatssecretaris moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft de staatssecretaris op 3 maart 2025 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan de staatssecretaris worden opgelegd?
4. Omdat de staatssecretaris nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
4.1.
De rechtbank ziet aanleiding om van deze termijn af te wijken. De staatssecretaris heeft per e-mail van 23 april 2025 eerst aangegeven uiterlijk 21 mei 2025 alsnog te beslissen op bezwaar. Na een e-mail van de rechtbank op 27 mei 2025 gaf de staatssecretaris per e-mail van 4 juni 2025 aan dat het niet gelukt was de eerder gegeven termijn te halen en dat de staatssecretaris nog twee weken nodig had. De rechtbank acht het in dit geval redelijk dat de staatssecretaris twee weken, te rekenen vanaf 4 juni 2025, krijgt om alsnog te beslissen op bezwaar.
Welke dwangsom wordt aan de staatssecretaris opgelegd?
5. De rechtbank ziet in het tijdsverloop en de weigerachtigheid van de staatssecretaris om alsnog te beslissen op het bezwaar aanleiding tot een sterkere prikkel. De rechtbank bepaalt daarom dat de staatssecretaris een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 37.500,-.
Stelt de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vast?
6. Eiseres heeft verzocht om de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Als een bestuursorgaan een besluit niet op tijd neemt, moet het bestuursorgaan een dwangsom betalen voor elke dag dat het te laat is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden. [2]
6.1.
De staatssecretaris heeft de hoogte van de dwangsom niet vastgesteld. De rechtbank doet dit op grond van artikel 8:55c van de Awb nu alsnog. De dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 18 maart 2025 tot 29 april 2025 en bedraagt € 1442,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, de staatssecretaris de onder 4.1 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de staatssecretaris de onder 5 genoemde dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door de staatssecretaris al verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast zoals onder 6.1. berekend.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de staatssecretaris het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de staatssecretaris op binnen twee weken na 4 juni 2025 alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat de staatssecretaris aan eiseres een dwangsom van € 250,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-;
  • stelt de door de staatssecretaris te betalen dwangsom vast op € 1442,-;
  • bepaalt dat de staatssecretaris het griffierecht van € 194,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van J. Stevens, griffier, uitgesproken op 10 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4:17 en 4:18, eerste lid, van de Awb.