ECLI:NL:RBZWB:2025:3633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
02-285188-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiden van de bewerking van cocaïne met procaïne

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de voorbereiding van de bewerking van cocaïne. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 28 mei 2025, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het voorbereiden van de bewerking van cocaïne op 5 en/of 6 september 2024, samen met anderen. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de voorbereidingshandelingen in een loods waar aanzienlijke hoeveelheden procaïne en andere chemicaliën werden aangetroffen, die typisch zijn voor de bewerking van cocaïne. De verdachte had een ongeloofwaardige verklaring afgelegd over zijn aanwezigheid in de loods, wat de rechtbank tot de conclusie leidde dat hij zich schuldig had gemaakt aan het voorbereiden van de bewerking van cocaïne. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de risico's voor de volksgezondheid en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder gezondheidsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-285188-24
vonnis van de meervoudige kamer van 11 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 mei 2025, waarbij de officier van justitie mr. Y.E.Y. Vermeulen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 en/of 6 september 2024 samen met anderen de bewerking van cocaïne heeft voorbereid.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medepleger is geweest van het voorbereiden van het bewerken van cocaïne met behulp van het versnijdingsmiddel procaïne en aceton. In de loods waar verdachte samen met [medeverdachte] aanwezig was, werd een laboratorium aangetroffen dat daarvoor geschikt was. Gelet op de omstandigheden die in het dossier naar voren komen, had verdachte ten minste ernstige reden om te vermoeden dat de voorwerpen en stoffen die in de loods aanwezig waren, bestemd waren ter voorbereiding van het bewerken van cocaïne en ook daadwerkelijk daarvoor gebruikt zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft consistent verklaard dat hij alleen eten heeft gebracht en die verklaring is betrouwbaar. In het dossier worden enkel feiten en omstandigheden vermeld die de verklaring van verdachte ondersteunen. Daarnaast is het feit dat verdachte in de loods aanwezig was op zichzelf onvoldoende om bewezen te kunnen verklaren dat hij betrokken was bij het hem ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 5 en 6 september 2024 een onderzoek door de politie heeft plaatsgevonden in een loods aan [adres] in [plaats] . In de loods werden jerrycans, zakken met procaïne, zakken met witte poederresten, zakken met brokken, emmers vervuild met poederresten en restanten vloeistof, inductiekookplaten, pannen met restanten wit poeder, een pan met een laag harde bruinachtige substantie, vervuilde centrifuges, emmers met daarin houten stokken die aan de onderzijde een witte aanslag hadden, gripzakken, maatbekers, koolstoffilters, ventilatieboxen met afzuigslangen en ventilatoren aangetroffen. Bij het inventariseren van de stoffen en na onderzoek aan die stoffen bleek het te gaan om circa 60 kilogram procaïne, 3.500 liter vervuilde aceton, 3.180 liter schone aceton, 520 liter ammonia, 480 liter zoutzuur en 300 liter basisch afval.
Volgens de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) zijn de aangetroffen goederen en chemicaliën typische goederen en chemicaliën die aangetroffen worden op locaties waar (synthetische) drugs vervaardigd of bewerkt worden. De verschillende ruimtes van dit bedrijfspand waren ingericht en gebruikt voor het op grote schaal bewerken van een versnijdingsmiddel van cocaïne, namelijk procaïne, met behulp van aceton. Door het bewerken van procaïne met aceton verkrijgt de procaïne een parelmoerglans zodat deze er uit ziet als cocaïne. Ambtshalve is het bij de LFO bekend dat procaïne een vaak gebruikt versnijdingsmiddels is van cocaïne.
Volgens het Nederlands Forensisch Instituut is procaïne in relatie tot drugs een versnijdingsmiddel voor cocaïne en is procaïne een kortwerkend plaatselijk verdovings-middel dat nauwelijks meer wordt toegepast. In relatie tot drugs kunnen aceton, ammonia en zoutzuur worden gebruikt bij de vervaardiging en/of bewerking van diverse drugs, drugsgerelateerde stoffen en drugsprecursoren.
Op het moment dat de politie de loods op 5 september 2024 betrad, was verdachte hier aanwezig. Nadat het onderzoek de volgende ochtend werd voortgezet werd ook [medeverdachte] aangetroffen. [medeverdachte] had zich verstopt op het dak van het in de loods gevestigde kantoor en had daar gedurende de nacht van 5 op 6 september 2024 gelegen.
Voorbereidingshandelingen
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat op 5 en 6 september 2024 in voornoemde loods onder meer de bewerking en verwerking van cocaïne werden voorbereid.
De rol van verdachte
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte betrokken was bij de voorbereidingshandelingen die plaatsvonden in de loods in die zin dat hij als (mede)pleger van die handelingen kan worden aangemerkt.
Verdachte heeft het volgende verklaard. Hij was op straat in [woonplaats] toevallig een kennis tegengekomen die hem vroeg of hij gedurende ongeveer een week, één keer per twee dagen eten wilde brengen naar een door die kennis opgegeven adres in [plaats] . Dat is het adres van de loods waar hij aangetroffen is. De naam van die kennis durft hij uit angst niet te noemen. Hij heeft honderd euro gekregen om het eten te kopen en daarnaast zou hij ook nog geld krijgen voor het bezorgen van het eten. Hij had de opdracht om warm eten te brengen, vis of kip. Hij heeft in de week voor de inval voor het eerst eten bezorgd en is daar sindsdien drie of vier keer geweest. Op de dag van de inval, 5 september 2024, had hij eten gehaald bij Kentucky Fried Chicken (hierna: KFC) in Breda. Hij was vanuit huis in [woonplaats] naar de KFC in Breda gereden en vervolgens naar de loods in [plaats] . Hij heeft ook een keer vis in Dordrecht gehaald die hij naar de loods in [plaats] heeft gebracht.
De verklaring die verdachte heeft afgelegd, is in de eerste plaats niet te verifiëren en naar naar het oordeel van de rechtbank op een aantal punten ronduit ongeloofwaardig. Het traject dat hij moest afleggen om eten te bezorgen vanuit [woonplaats] via Dordrecht of Breda naar [plaats] , nam minimaal 45 minuten in beslag, enkele reis. Dat is niet alleen omslachtig, maar zou ook betekenen dat het eten dat verdachte meenam koud was op het moment dat hij aankwam bij de loods in [plaats] , terwijl verdachte uitdrukkelijk de opdracht had gekregen om warm eten te brengen. Daarbij komt dat er ook eten gekocht of besteld had kunnen worden in [plaats] zelf. Verdachte zou naar eigen zeggen geld krijgen voor het bezorgen van het eten, maar hij heeft niet duidelijk kunnen maken of en zo ja welke afspraken daarover gemaakt zijn. Ook heeft verdachte verklaard dat tegen hem gezegd was dat de sleutel van de loods onder een baksteen lag. Verdachte kon daardoor op elk moment de loods binnenlopen. In het door verdachte geschetste scenario moet de opdrachtgever van verdachte op de hoogte zijn geweest van de illegale activiteiten in de loods. Dat hij een onwetende derde ongelimiteerd in de gelegenheid zou stellen de loods binnen te gaan, met het risico dat deze alarm zou slaan, is volstrekt ondenkbaar. De door verdachte gebruikte toegangsdeur gaf direct toegang tot de loods zelf, waarbij onmiddellijk duidelijk te zien was dat het geen normale bedrijfslocatie was.
Daarnaast heeft verdachte op een aantal punten wisselend verklaard, onder meer over de wijze waarop en de frequentie waarmee hij contact had met zijn opdrachtgever. Zo heeft verdachte aanvankelijk verklaard dat hij de opdrachtgever/kennis maar één keer had gesproken over het bezorgen van voedsel bij de loods, maar verklaarde hij later dat hij daarover meerdere keren contact heeft gehad. De rechtbank acht het bovendien opmerkelijk dat hij desgevraagd op zitting niet meer weet wist hoe die contacten hebben plaatsgevonden, fysiek, telefonisch of digitaal. Verder heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij, nadat hij op 5 september 2024 het eten midden in de loods had gezet en daarna zakken die waren gevuld met iets wat leek op witte stenen moest weggooien in een doos, terwijl hij op zitting heeft gezegd dat hij de zakken moest wegschuiven van een tafel om ruimte te maken voor het eten.
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte] op 5 september 2024 omstreeks 17.23 uur - ten tijde van de inval van de politie - in de loods in [plaats] aanwezig waren. In die loods werd een grote hoeveelheid goederen aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met het be- en verwerken van verdovende middelen, in het bijzonder cocaïne. In plaats van een aannemelijke verklaring af te leggen waarom zij in de loods aanwezig waren, hebben beide verdachten wisselend en ongeloofwaardig verklaard. Deze omstandigheden brengen de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich samen met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 10a van de Opiumwet.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 5 september 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte, en zijn mededader, ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten een of meer
- jerrycans,
- vaten,
- verpakkingen met daarin aceton, ammonia, zoutzuur en procaïne,
- gasmaskers,
- kookplaten,
- ventilatoren,
- ketels,
- gripzakken en
- maatbekers.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden (met aftrek van voorarrest) waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals die door de Reclassering Nederland in het rapport van 19 mei 2025 zijn opgenomen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het geval van een bewezenverklaring gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die gelijk is aan het ondergane voorarrest en daarnaast een voorwaardelijk deel met de voorwaarden zoals de reclassering die heeft vermeld in het rapport van 19 mei 2025. Voor het geval dat een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd dan het inmiddels ondergane voorarrest, verzoekt de raadsman de schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voortduren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft samen met een ander voorbereidingshandelingen verricht voor het bewerken van cocaïne door een versnijdingsmiddel van cocaïne, namelijk procaïne met behulp van aceton te bewerken.
Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Door de verspreiding van drugs en het gebruik ervan wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd, maar de ervaring leert ook dat dit in veel gevallen gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Bovendien gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend effect uit. Het voorgaande is ook de reden dat er op het plegen van drugsfeiten strenge straffen staan.
Het opslaan en bewerken van chemicaliën die worden gebruikt bij het voorbereiden van het bewerken van drugs leveren bovendien veelal brand- en ontploffingsgevaar op en kunnen het vrijkomen van giftige dampen veroorzaken.
De LFO vermeldt dat in de loods 6680 liter aceton en/of aan aceton gerelateerd afval werd aangetroffen. Aceton is een brandbaar oplosmiddel. Wanneer er zulke hoeveelheden aceton aanwezig zijn, brengt dit een aanzienlijk risico met zich mee. Als er brand uitbreekt brengt dit de hulpdiensten in gevaar en is de brand lastig onder controle te krijgen. De chemicaliën stonden niet in een chemicaliën-/brandbestendige kast opgeslagen. Er waren geen veiligheidsbladen aanwezig en de elektrische bedrading van de afzuiging in de containers lag deels bloot van de stekker. Ook de afzuiging voldeed niet aan de eisen.
Dit was niet alleen levensgevaarlijk voor verdachte en zijn medeverdachte, maar ook voor de bewoners van de in de nabijheid van de loods gelegen woningen.
De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor de bewezen verklaarde feiten. Hij is tegen beter weten in blijven verklaren dat hij van niets weet en alleen in de loods was om eten te brengen. Een andere strafverzwarende omstandigheid is dat verdachte recent (op 22 maart 2024) al een keer veroordeeld is voor een drugsfeit tot een deels onvoorwaardelijke straf, maar daar blijkbaar niet van heeft geleerd.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met het rapport van de reclassering van 19 mei 2025. De reclassering vermeldt dat zij ziet dat verdachte ten tijde van onderhavige verdenking geen zinvolle daginvulling had. Hij heeft daarnaast een gering inkomen en er is sprake van schuldenproblematiek. Daarnaast zien zij instabiliteit op het gebied van zijn psychosociaal functioneren. Daarbij is sprake van traumagerelateerde klachten, en mogelijk gebrekkige vaardigheden als het gaat om het oplossen van problemen en stellen van grenzen.
Verdachte komt de bij zijn schorsing van de voorlopige hechtenis gestelde voorwaarden trouw na. Hij staat inmiddels onder behandeling bij de (forensische) polikliniek [kliniek] . Onlangs heeft een behandeladviesgesprek plaats gevonden waarbij traumabehandeling (EMDR-therapie) de eerste prioriteit heeft. Daarnaast zal er op termijn aandacht zijn voor het aanleren van grenzen en hoe betrokkene om kan gaan met zijn angst voor afwijzing. Betrokkene is gemotiveerd voor de huidige begeleiding en behandeling, waarbij er sprake lijkt te zijn van enig inzicht in de problemen die betrokkene in zijn leven ervaart. Het risico op recidive wordt ingeschat op gemiddeld.
Bij een bewezenverklaring wordt voortzetting van het toezicht met bijzondere voorwaarden en behandeling nodig geacht. Binnen het toezicht kan tevens aandacht worden besteed aan problemen op andere leefgebieden.
De reclassering meldt verder nog dat onlangs bij verdachte endeldarmkanker is gediagnosticeerd en dat bij het uitbrengen van het rapport verdachte nog in onderzoek was bij het ziekenhuis. Op zitting heeft verdachte verklaard dat hij een week geleden heeft gehoord dat de kanker hoogstwaarschijnlijk is uitgezaaid naar zijn longen en dat hij kort na de zitting een afspraak heeft met het ziekenhuis over de behandelmogelijkheden. Stukken ter onderbouwing van de diagnose, behandeling en prognose zijn niet overgelegd, zodat het voor de rechtbank onduidelijk blijft wat de vooruitzichten voor verdachte zijn op het gebied van zijn gezondheid. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat - voor zover dat nodig mocht zijn - bij de executie van de straf rekening kan worden gehouden met de gezondheidssituatie van verdachte.
De straf
Alles afwegende kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet hierop zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf enigszins matigen en aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van dertig maanden met aftrek van voorarrest, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Als bijzondere voorwaarden zullen de door de reclassering in het rapport van 19 mei 2025 opgenomen geadviseerde voorwaarden worden opgenomen.
De rechtbank zal geen beslissing nemen op de voorlopige hechtenis van verdachte, zodat de schorsing van de voorlopige hechtenis vooralsnog van kracht blijft.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Er kan niet vastgesteld worden aan wie deze voorwerpen toebehoren.
Gebleken is dat het feit is begaan of voorbereid met behulp van die voorwerpen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voorbereiden en/of bevorderen door voorwerpen en stoffen
voorhanden te hebben, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij
bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van dertig (30) maanden, waarvan tien (10) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
• Meldplicht bij reclasseringVerdachte meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland te Breda (Langendijk 34 Breda), na het maken van een afspraak via telefoonnummer: 088-8041505. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
• Ambulante behandelingVerdachte laat zich behandelen door [kliniek] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
• DagbestedingVerdachte spant zich (op termijn) in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of onbetaald werk, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
• Meewerken aan schuldhulpverleningVerdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
• Overige
* Verdachte verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt.
* Verdachte verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 9.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. P.L. Cheung, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 juni 2025.
Mr. Cheung is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 5 september 2024 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
voorwerpen, vervoermiddelen en/of stoffen voorhanden heeft gehad,
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, te weten een of meer
- jerrycans,
- vaten,
- verpakkingen met daarin aceton, ammonia, zoutzuur en/of procaïne,
- gasmaskers,
- kookplaten,
- ventilatoren,
- ketels,
- gripzakken en/of
- maatbekers.
(Art. 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.)