ECLI:NL:RBZWB:2025:3639

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
02-278967-24 en 02-259551-24 (gevoegd ttz.) en 02-177988-24 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en andere strafbare feiten met tbs en gevangenisstraf

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Goedegebure. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 28 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte onder andere de poging tot doodslag op [benadeelde 1] door hem in een wurggreep te houden, alsook bedreigingen aan het adres van politieagenten en vernielingen van goederen van anderen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 30 augustus 2024 opzettelijk en wederrechtelijk [benadeelde 1] heeft geprobeerd te doden of zwaar te mishandelen, en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vernielingen en bedreigingen. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging die stelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank nam de conclusies van deskundigen over die aangaven dat de verdachte leed aan psychische stoornissen, maar oordeelde dat hij op het moment van de feiten enig inzicht had in zijn gedragingen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 10 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en besloot tot terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden, gezien de ernst van de feiten en het hoge recidiverisico. Daarnaast werd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aansprakelijk was voor de schade aan de benadeelde partijen en kende schadevergoedingen toe. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen, omdat de rechtbank de tbs-maatregel prioritair achtte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-278967-24 en 02-259551-24 (gevoegd ttz.) en 02-177988-24 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 11 juni 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,
raadsman: mr. H. Goedegebure, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 mei 2025, waarbij de officier van justitie, mr. J. Verschuren, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met voormeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-278967-24: op 30 augustus 2024 [benadeelde 1] heeft geprobeerd te doden of zwaar te mishandelen door hem in een krachtige wurggreep te nemen en te houden, dan wel dat hij hem heeft mishandeld. Daarnaast wordt hij verdacht van het plegen van meerdere vernielingen en het bedreigen van twee politieagenten;
02-259551-24: op 13 augustus 2024 [benadeelde 2] en andere personen aanwezig in de [winkel] te [plaats] heeft bedreigd, voornoemde winkel is binnengedrongen terwijl hem de toegang tot die winkel was ontzegd en zich tegen zijn aanhouding heeft verzet.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de bewijsmiddelen in het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 02-278967-24 acht de officier van justitie het primair tenlastegelegde, te weten de poging tot doodslag, bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de poging tot doodslag, wegens het ontbreken van opzet. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij aangever wilde vermoorden, moet rekening gehouden worden met het toestandsbeeld van verdachte op dat moment. Verdachte was ten tijde van het begaan van het feit namelijk verminderd toerekeningsvatbaar. De subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de verdediging geen verweer gevoerdHet oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-278967-24, feit 1
In deze zaak staat niet ter discussie dat verdachte op 30 augustus 2024 in [plaats] [benadeelde 1] naar de grond heeft getrokken en in een krachtige wurggreep heeft genomen en gehouden. De wurggreep heeft één tot twee minuten geduurd. [getuige], een vriend van [benadeelde 1], heeft hem kunnen ontzetten. Verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde 1] wilde vermoorden.
Nu een wurggreep van dergelijke aard en duur in potentie dodelijk is, verdachte verklaard heeft dat hij aangever wilde doden en hij alleen door toedoen van een derde [benadeelde 1] heeft losgelaten, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op dat moment vol opzet had op de dood van [benadeelde 1].
Uit de deskundigenrapporten, die hierna door de rechtbank worden besproken, blijkt dat verdachte ten tijde van het feit leed aan meerdere (psychische) stoornissen. De rechtbank ziet zich daarom voor de vraag gesteld of dat een bewezenverklaring van opzet in de weg staat. De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad het hebben van een ernstige geestelijke stoornis slechts dan aan een bewezenverklaring van opzet in de weg staat, indien het verdachte ten tijde van zijn handelen aan ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen ervan heeft ontbroken. Hiervan zal slechts bij hoge uitzondering sprake kunnen zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank doet zich een dergelijke uitzonderingssituatie in deze zaak niet voor, nu uit het dossier en de rapportages van de deskundigen volgt dat verdachte nog enig realiteitsbesef had. Nu verdachte enig inzicht heeft gehad in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen ervan, acht de rechtbank het opzet van verdachte op de dood van [benadeelde 1] en daarmee de doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Overige feiten
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier acht de rechtbank feiten 2, 3 en 4 onder parketnummer 02-278967-24 en feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 02-259551-24 wettig en overtuigend bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
02-278967-24
feit 1, primair:
op 30 augustus 2024 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven, die [benadeelde 1] in een krachtige wurggreep heeft genomen en gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 30 augustus 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een bril en een fiets en een koffiekopje, die geheel aan [benadeelde 1] toebehoorden, heeft vernield en beschadigd en weggemaakt;
feit 3
op 30 augustus 2024 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een (fiets)lampje, dat geheel aan [getuige] toebehoorde, heeft weggemaakt;
feit 4
op 30 augustus 2024 te [plaats] [benadeelde 3], hoofdagent bij de politie Zeeland-West-Brabant, en [benadeelde 4], hoofdagent bij de politie Zeeland-West-Brabant, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting, door die [benadeelde 3] en [benadeelde 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga jullie/je verkrachten", en "Ik ga jullie/je vermoorden”;
02-259551-24
feit 1
op 13 augustus 2024 te [plaats] [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met zijn handen een pistool te maken en een schiethouding aan te nemen en schietgeluiden te maken in de richting van die [benadeelde 2] en andere personen aanwezig in het winkelpand en aan die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen: "jij gaat dood", althans woorden van gelijke aard of strekking;
feit 2
op 13 augustus 2024 te [plaats] in het besloten lokaal, een winkelpand bij [winkel] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 16 juli 2024 schriftelijk de toegang tot dat winkelpand ontzegd voor de duur van 1 jaar;
feit 3
op 13 augustus 2024 te [plaats] zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 5], brigadier, en [benadeelde 6], brigadier, (beide
nwerkzaam bij de politie Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van
hunbediening, te weten ter aanhouding vanwege verstoren openbare orde, door zich met kracht in tegenovergestelde richting te bewegen dan verbalisanten hem wilde
nvervoeren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op. Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
De verdediging en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte ten aanzien van feit 3 in de zaak met parketnummer 02-278967-24 volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden verklaard en daarom ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging.
Ter beantwoording van de vraag in hoeverre de verdachte als toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd, heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia rapportages van psychiater, [naam 1], en van GZ-psycholoog, [naam 2], van 12 januari 2025. Uit deze rapporten blijkt dat er bij verdachte sprake is van een psychotische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis met narcistische, borderline en antisociale trekken en een stoornis in het gebruik van verschillende middelen. Door de psycholoog wordt vooralsnog een schizofrenie vastgesteld, maar nadere diagnostiek zal moeten uitwijzen of hier sprake van is. De deskundigen rapporteren over de doorwerking van de stoornissen ten aanzien van feit 3 in de zaak met parketnummer 02-278967-2 dat verdachte tijdens het ten laste gelegde volledig gestuurd leek te worden vanuit zijn psychotische waan. Het advies van de deskundigen is dan ook om hem dit feit niet toe te rekenen. Ten aanzien van de overige feiten wordt geadviseerd om deze als gevolg van de psychotische problematiek van verdachte in verminderde mate aan hem toe te rekenen.
De rechtbank kan zich, gelet op de inhoud van de rapportage en de vaststelling dat de conclusies logisch voortvloeien uit de onderzoeksbevindingen, met de adviezen van de deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen uit de rapportage over en is daarmee van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van feit 3 onder parketnummer 02-278967-24 volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Verdachte zal voor dit feit dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de overige bewezenverklaarde feiten zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is dan ook strafbaar. Wel is de rechtbank, gelet op de adviezen van de deskundigen, van oordeel dat die feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank zal daar rekening mee houden bij de strafoplegging.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 14 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert hij de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden van verdachte met daaraan verbonden alle voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Tevens vordert hij oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat tbs met voorwaarden, gelet op de problematiek van verdachte en de adviezen van de deskundigen, passend en geboden is. Verdachte kan zich hierin vinden. Wel is verzocht om de gevangenisstraf te beperken tot de duur van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, al dan niet in combinatie met toewijzing van de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde maand voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 13 augustus 2024 welbewust een eerder aan hem uitgereikt winkelverbod genegeerd door de winkel in kwestie toch te betreden. Op het moment dat hij door een medewerkster daarop werd aangesproken, heeft hij die medewerkster en de aanwezige klanten met de dood bedreigd. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte bij de in de winkel aanwezige personen gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht. De medewerkster heeft ook verklaard dat zij bang was door het onvoorspelbare gedrag van verdachte. Verdachte heeft zich bij de aanhouding die hierop volgde verzet. Dergelijk gedrag is ernstig, niet alleen omdat hiermee het werk van de politie wordt bemoeilijkt, maar ook omdat dit getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Enkele weken later, op 30 augustus 2024, heeft verdachte zich ernstig misdragen in een park in [plaats]. Een groep vrienden die daar was samengekomen, is ongewild geconfronteerd met het onvoorspelbare en agressieve gedrag van verdachte. Nadat hij zich richting het nietsvermoedende gezelschap had begeven en een aantal spullen van [benadeelde 1] en [getuige] had vernield en weggemaakt, heeft verdachte [benadeelde 1] vanachter aangevallen, naar de grond getrokken en één à twee minuten in een stevige wurggreep gehouden. Het lukte [benadeelde 1] niet om zich van verdachte los te maken. Hij is uiteindelijk door [getuige] ontzet. Als dit niet het geval was geweest, dan waren de gevolgen voor [benadeelde 1] mogelijk fataal geweest. Daarnaast is [benadeelde 1] door verdachte gebeten. Met zijn handelen heeft verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde 1] en hem pijn en letsel toegebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hiervan nog lang hinder kunnen ondervinden in hun dagelijkse leven. Het is voorstelbaar dat de gang van zaken een grote impact heeft gehad op de vriendengroep, maar ook op andere bezoekers van het park die getuige zijn geweest van het geweld. Daarnaast heeft verdachte met het vernielen en wegmaken van de spullen schade en ongemak veroorzaakt en een gebrek aan respect getoond voor hun eigendom. Verdachte heeft bij de aanhouding die hierop volgde, twee politieagenten bedreigd. Hiermee heeft verdachte wederom een gebrek aan respect voor het openbaar gezag laten blijken. Politieagenten moeten hun werk kunnen uitvoeren zonder met bedreigingen te worden geconfronteerd.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. De feiten vonden telkens plaats in het openbaar en verdachte verkeerde bij alle feiten onder invloed van alcohol en/of verdovende middelen. Zijn gedrag was onvoorspelbaar en dit heeft herhaaldelijk bedreigende en overlastgevende situaties voor anderen opgeleverd. Verdachte heeft zich daarbij meermalen verbaal en fysiek agressief opgesteld ten aanzien van zowel personen als goederen. Het zwaartepunt van deze zaak ligt bij de poging tot doodslag. De poging om een ander van het leven te beroven is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf in aanmerking komt. De rechtbank houdt echter rekening met het feit dat verdachte op beide dagen in een toestand verkeerde waarbij hij de grip op de realiteit grotendeels kwijt was en, zoals onder ‘de strafbaarheid’ reeds is overwogen, het wegmaken van het fietslampje niet aan hem kan worden toegerekend en de overige feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten zoals bedreiging en vernieling, maar dat hij niet eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict.
Het advies van de deskundigen
Zoals onder ‘de strafbaarheid’ al is overwogen, slaat de rechtbank acht op de rapportages van de psychiater en de psycholoog. Zij hebben hebben beiden geconcludeerd dat verdachte heeft gehandeld vanuit zijn (psychische) stoornissen. Zij schatten beiden het risico op recidive en de kans op toekomstig gewelddadig gedrag in als hoog.
Uit het rapport van de psychiater volgt dat voor een succesvolle behandeling van de problematiek van verdachte en het verminderen van het risico op geweldsrecidive een langdurige klinische opname noodzakelijk is. Tijdens die behandeling kan de diagnostiek aangevuld worden en zijn ernstige verslavingsproblematiek en de persoonlijkheidspathologie behandeld worden. Daarnaast kan op termijn gekeken worden naar zinvolle dagbesteding en/of werk. Door de psychiater wordt gedacht aan een kliniek met een hoog beveiligings- en zorgniveau in de vorm van een forensisch psychiatrische kliniek (verder: FPK) met kennis en kunde op het gebied van behandeling van verslaving, persoonlijkheid en psychotische ziektebeelden. De behandeling kan volgens de psychiater niet in een ambulant kader worden gerealiseerd, vanwege het gebrek aan woonruimte en daginvulling, de ernstige verslavingsproblematiek en de geringe motivatie van verdachte voor behandeling. De kans op recidive kan hiermee onvoldoende worden teruggebracht. Door de psychiater wordt daarom tbs met voorwaarden geadviseerd. Aangezien verdachte bereidheid toont tot het aangaan van verdere behandeling, lijkt een tbs met voorwaarden de meest passende mogelijkheid te zijn om de hoge kans op geweldsrecidive te verminderen en verdachte de kans te geven op termijn een maatschappelijk aanvaardbaar leven op te bouwen.
Uit het rapport van de psycholoog volgt dat de psychische problematiek van verdachte en zijn middelenmisbruik een grote rol spelen bij het recidivevaar. Gelet op de problematiek van verdachte en het daarmee samenhangende recidiverisico, wordt een klinische
behandeling geadviseerd. Tijdens de klinische opname is het essentieel om verdachte langdurig te observeren en abstinent van middelen te houden, zodat er heldere diagnostiek kan worden verricht. Het beveiligingsniveau van een FPK lijkt hier volgens de psycholoog bij te passen. De psycholoog acht het niet haalbaar om deze interventies binnen het kader van bijzondere voorwaarden te realiseren, omdat de motivatie van verdachte voor hulpverlening te beperkt is om zijn medewerking langdurig vol te houden. Gelet op de ernst van de feiten, het hoge recidiverisico en de aanwezige psychopathologie, wordt door de psycholoog geadviseerd om tbs met voorwaarden op te leggen. Dit kader wordt haalbaar geacht, mits er wordt gestart met een klinische opname, medicamenteuze behandeling en abstinentie van middelengebruik.Hiermee wordt naar verwachting het grootste gevaar op de korte termijn afgewend. De inschatting is dat verdachte meer gemotiveerd zal zijn om zich aan de voorwaarden te houden, gezien het risico van omzetting naar tbs met dwangverpleging als stok achter de deur. Hiermee is een langdurig behandelkader gegarandeerd.
Het reclasseringsadvies
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 13 mei 2025. Uit het reclasseringsadvies volgt dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering ziet risico-verhogende factoren in het feit dat verdachte al langdurig verslaafd is aan verschillende middelen, hij psychotisch kwetsbaar is en er sprake is van persoonlijkheidsproblematiek. De reclassering onderschrijft het interventieadvies zoals dat door de psycholoog en psychiater is gegeven. Hoewel de reclassering ziet dat verdachte in beperkte mate ziekte-inzicht toont, ziet zij wel voldoende aanknopingspunten om verdachte te begeleiden in het kader van tbs met voorwaarden. De reclassering adviseert dan ook positief over tbs met voorwaarden en zij adviseert de in het rapport genoemde voorwaarden aan de maatregel te verbinden. Daarnaast adviseert zij ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden en om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zodat verdachte blijvend kan worden ondersteund na afloop van de tbs met voorwaarden in de vorm van een langdurig reclasseringstoezicht. Dit is gelet op de ernst van zijn problematiek noodzakelijk, omdat ook na het traject van tbs met voorwaarden de risico’s op delictgedrag nog kunnen toenemen.
Tbs met voorwaarden?
Gelet op de conclusies en adviezen van de deskundigen, die de rechtbank overneemt, in combinatie met de ernst van de feiten en de problematiek van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een tbs-maatregel met voorwaarden noodzakelijk is. De rechtbank weegt mee dat verdachte zich ter zitting bereid heeft verklaard de voorwaarden na te leven. Daarmee is er een stevig kader waarin langdurige behandeling van verdachte kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van tbs. Bij verdachte bestonden ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornissen van zijn geestvermogens. Op de poging tot doodslag (feit 1 onder parketnummer 02-278967-24) is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en bedreiging (feit 4 onder parketnummer 02-278967-24 en feit 1 onder parketnummer 02-259551-24) is een in de wet genoemd misdrijf waarvoor tbs kan worden opgelegd. Verder eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de maatregel, omdat sprake is van ernstige stoornissen en een hoog recidiverisico. Tevens is, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. Aan de maatregel zal de rechtbank de door de reclassering in het rapport geadviseerde voorwaarden verbinden. Gelet op de noodzaak van een behandeling en omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat de tbs met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
De rechtbank overweegt voorts dat de tbs zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf (de poging tot doodslag) dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan, in het geval alsnog een bevel tot verpleging van overheidswege wordt gegeven.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelDe rechtbank is van oordeel dat het voorkomen van recidive van groot belang is. Hieraan kan oplegging van een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr bijgedragen. Deze maatregel houdt in dat er de mogelijkheid bestaat om aan verdachte na de tbs-maatregel gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregelen op te leggen, zodat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd.
Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De tbs-maatregel wordt gelast en de oplegging van de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen. Ook na afloop van de tbs-maatregel kan de noodzaak voor die maatregel nog bestaan, zeker nu de deskundigen stellen dat een langdurige behandeling noodzakelijk is de reclassering aangeeft dat ook na het traject van tbs met voorwaarden de risico’s op delictgedrag nog kunnen toenemen. De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen.
Gevangenisstraf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, met name de poging tot doodslag, kan niet worden volstaan met enkel de oplegging van de tbs met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank zal daarom aan verdachte ook een gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met het ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van het wegmaken van het fietslampje, de verminderde mate waarin de overige feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend en het belang dat zo spoedig mogelijk met de behandeling van verdachte gestart wordt. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Nu de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden heeft bevolen, is het van belang dat zo snel mogelijk na de gevangenisstraf met die maatregel wordt aangevangen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

Vordering [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 2.006,12 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, voor feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer
02-278967-24.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat de gevorderde materiële schade een rechtstreeks gevolg is van de feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en door de verdediging niet betwist. De gevorderde schade is daarmee voldoende komen vast te staan, zodat die schade zal worden toegewezen. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Vordering [getuige]
De benadeelde partij [getuige] vordert een schadevergoeding van € 228,86, bestaande uit € 80,86 aan materiële schade en € 148,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel, voor feit 3 in de zaak met parketnummer 02-278967-24.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van de feiten en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en door de verdediging niet betwist. De gevorderde schade is daarmee voldoende komen vast te staan, zodat die schade zal worden toegewezen. De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zeeland-West-Brabant van 13 augustus 2024 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij, zoals hiervoor overwogen, van belang acht dat de bij vonnis van vandaag opgelegde tbs-maatregel zo snel mogelijk aanvangt.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z, 45, 57, 138, 180, 285, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-278967-24
feit 1 primair: poging tot doodslag;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen en wegmaken;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken;
feit 4: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting;
02-259551-24
feit 1: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2: in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
feit 3: wederspannigheid, meermalen gepleegd;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde onder feit 3 in de zaak met parketnummer 02-278967-24 en ontslaat verdachte ten aanzien van dat feit van alle rechtsvervolging;
- verklaart
verdachte ten aanzien van de overige feiten strafbaaren legt ten aanzien van die feiten de hierna genoemde straf en maatregelen op;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. De medewerking houdt onder andere in:
• dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
• dat verdachte een of meer vingerafdrukken af laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
• dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
• dat verdachte de reclassering helpt aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
• dat verdachte meewerkt aan huisbezoeken;
• dat verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
• dat verdachte zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
• dat verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* dat als de reclassering dat nodig vindt en verdachte daarmee instemt, verdachte voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of verdachte deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
* dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
* dat verdachte zicht laat opnemen in FPK De Woenselse Poort of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend op de detentie. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door een instelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start aansluitend op de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte meewerkt aan bewindvoering, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht
- draagt de reclassering op om verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaar is;
- legt aan verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van € 2.006,12 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 02-278967-24), € 2.006,12 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [getuige]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [getuige] van € 228,86, waarvan € 80,86 aan materiële schade en € 148,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [getuige] (feit 3 in de zaak met parketnummer 02-278967-24), € 228,86 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 augustus 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Boogert, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 juni 2025.
Mr. Skalonjic is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
02-278967-24
1
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[benadeelde 1] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe
te brengen, die [benadeelde 1] in een krachtige wurggreep heeft genomen en/of gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te [plaats]
[benadeelde 1] heeft mishandeld door die [benadeelde 1] in een krachtige wurggreep te nemen
en/of te houden en/of die [benadeelde 1] in een arm te bijten;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te [plaats]
opzettelijk en wederrechtelijk een bril en/of een fiets en/of een koffiekopje, in elk
geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1], in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te [plaats]
opzettelijk en wederrechtelijk een (fiets)lampje, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [getuige], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 30 augustus 2024 te [plaats]
[benadeelde 3], hoofdagent bij de politie Zeeland-West-Brabant en/of [benadeelde 4],
hoofdagent bij de politie Zeeland-West-Brabant heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of
verkrachting, door die [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik
ga jullie/je verkrachten", en/of "Ik ga jullie/je vermoorden", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
02-259551-24
1
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te [plaats]
[benadeelde 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door met zijn handen een pistool te maken en/of een schiethouding aan te nemen
en/of schietgeluiden te maken in de richting van die [benadeelde 2] en/of andere
personen aanwezig in het winkelpand en/of aan die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe
te voegen: "jij gaat dood" althans woorden van gelijke aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te [plaats]
in het besloten lokaal een winkelpand bij [winkel],
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen
immers was hem, verdachte, met ingang van 16 juli 2024 schriftelijk de
toegang tot dat winkelpand ontzegd voor de duur van 1 jaar;
(art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 13 augustus 2024 te [plaats],
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een ambtenaar, [benadeelde 5], brigadier en/of [benadeelde 6], brigadier (beide
werkzaam bij de politie Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening, te weten ter aanhouding vanwege verstoren
openbare orde
door zich (met kracht) in tegenovergestelde richting te bewegen dan verbalisanten
hem wilde vervoeren;
(art 180 Wetboek van Strafrecht)