Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De zaak betreft een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan de belanghebbende was opgelegd. De heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag opgelegd omdat de auto van de belanghebbende op 7 februari 2023 geparkeerd stond zonder dat parkeerbelasting was voldaan. De belanghebbende stelde dat hij aan zijn betalingsverplichting had voldaan en overhandigde een betalingsbewijs, maar de rechtbank oordeelde dat dit bewijs niet overtuigend was. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, maar dat de kosten van de naheffingsaanslag te hoog waren vastgesteld. De rechtbank verlaagde de naheffingsaanslag tot € 55,05 en oordeelde dat de heffingsambtenaar het griffierecht en proceskosten aan de belanghebbende moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 11 juni 2025.