Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die was opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat de auto van de belanghebbende op 20 juni 2023 zonder betaling van parkeerbelasting was geparkeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van de naheffingsaanslag te hoog waren en dat de heffingsambtenaar ten onrechte een bedrag van € 57,75 in rekening had gebracht, terwijl volgens de Verordening parkeerbelastingen Breda 2023 de kosten € 52,75 zouden moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag verlaagd tot € 55,05. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.230,50, die verdeeld worden over drie samenhangende zaken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.