Op 12 juni 2025 heeft de enkelvoudige geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een geheimhoudingsverzoek van de inspecteur van de Belastingdienst. Het verzoek om geheimhouding was ingediend in het kader van een belastingzaak waarbij belanghebbende, een Belgische partij, betrokken was. De inspecteur had in zijn verweerschrift stukken ingediend die hij als geheimachtigde beschouwde, en vroeg om geheimhouding op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Belanghebbende was het niet eens met dit verzoek en stelde dat zij recht had op toegang tot alle relevante informatie, inclusief die welke haar standpunt ondersteunt.
De geheimhoudingskamer heeft besloten geen zitting te houden, omdat de aard van de procedure dit niet vereiste. De rechtbank heeft de argumenten van de inspecteur en belanghebbende afgewogen. De inspecteur beroept zich op privacybelangen van derden en de vertrouwelijkheid van intern beraad. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geheimhouding van bepaalde stukken gerechtvaardigd is, omdat de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van belanghebbende bij kennisneming van deze stukken. De rechtbank heeft echter het verzoek om geheimhouding van de documentnamen in de Excel-sheet afgewezen, omdat deze niet substantieel bijdroegen aan de geheimhouding.
De geheimhoudingskamer heeft de inspecteur de gelegenheid gegeven om binnen vier weken na de beslissing te reageren op de gevolgen van deze beslissing. De beslissing is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.