ECLI:NL:RBZWB:2025:3655

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
RK 24-029040
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering

Op 4 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1973, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding ten laste van de Staat, na een sepot van zijn strafzaak. De officier van justitie, mr. E. Kranendonk, heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat het verzoek kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.122,28, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die een hogere vergoeding rechtvaardigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een relatief gering verschil bestaat tussen het standpunt van de verzoeker en dat van de officier van justitie. Beide partijen hebben ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waardoor zij niet in raadkamer hoefden te verschijnen. Tijdens de openbare raadkamer op 29 april 2025 was de officier van justitie aanwezig, maar de verzoeker en zijn advocaat waren afwezig.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding, omdat de zaak zonder straf of maatregel is geëindigd. De rechtbank heeft de kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 1.154,34 en een forfaitaire vergoeding van € 340,00 voor de indiening van het verzoekschrift toegewezen. De totale schadevergoeding bedraagt € 1.494,34, welke zal worden overgemaakt op naam van de Stichting beheer derdengelden DKW advocaten te Zierikzee. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 juni 2025. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-360292-24
raadkamernummer : 24-029040
datum : 4 juni 2025
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ([land]),
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.C. van der Want, Houtkaai 7, 4331 JR Middelburg,
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 25 november 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 van het Wetboek van strafvordering(Sv) ten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.154,34, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 12 september 2024;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Namens verzoeker is verzocht een vergoeding van bovengenoemde schade toe te wijzen.
De officier van justitie heeft zich in de schriftelijke reactie op het standpunt gesteld dat het verzoek kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.122,28, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd waardoor het billijk zou zijn om meer dan 0,5 uur aan werkzaamheden na het sepot toe te wijzen.
De rechtbank heeft voorafgaand aan de behandeling vastgesteld dat er een relatief gering verschil bestaat tussen het standpunt van verzoeker in het verzoekschrift en de reactie van de officier van justitie. Hierover is contact opgenomen met de advocaat en de officier van justitie. Zij hebben op voorhand schriftelijk hun standpunten kenbaar gemaakt. Verzoeker en officier van justitie hebben ingestemd met een pro-formabehandeling van het verzoekschrift, waarbij verzoeker en de advocaat niet in raadkamer hoeven te verschijnen.
Op 29 april 2025 heeft het onderzoek door de openbare raadkamer plaatsgevonden. Hierbij was de officier van justitie, mr. E. Kranendonk, aanwezig. Verzoeker en de advocaat zijn hierbij niet verschenen.

2.De beoordelingDe zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 1.154,34is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.494,34, bestaande uit:
- € 1.154,34 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.494,34zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting beheer derdengelden DKW advocaten te Zierikzee, onder vermelding van “[verzoeker]/24-029040”.
Deze beslissing is op 4 juni 2025 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 4 juni 2025.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.