ECLI:NL:RBZWB:2025:3658
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 2 januari 2024 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan de belanghebbende, die hiertegen bezwaar had gemaakt. Het bezwaar werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de belanghebbende, mr. N.G.A. Voorbach, geen geldige machtiging had overgelegd, wat noodzakelijk is voor het instellen van beroep namens een ander. De rechtbank heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar er is geen reactie gekomen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de gemachtigde bevoegd was om het beroep in te stellen.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vereiste machtiging ontbreekt. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.