ECLI:NL:RBZWB:2025:3658

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
BRE 24/2459
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 2 januari 2024 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan de belanghebbende, die hiertegen bezwaar had gemaakt. Het bezwaar werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de belanghebbende, mr. N.G.A. Voorbach, geen geldige machtiging had overgelegd, wat noodzakelijk is voor het instellen van beroep namens een ander. De rechtbank heeft de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen, maar er is geen reactie gekomen. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de gemachtigde bevoegd was om het beroep in te stellen.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vereiste machtiging ontbreekt. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk heeft beoordeeld. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/2459

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar,

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 januari 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek 29 april 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
1.5.
De rechtbank heeft op 21 mei 2025 het onderzoek heropend, omdat het vooronderzoek niet volledig was. In het dossier ontbreekt een geldige machtiging. De rechtbank heeft gemachtigde per brief van 21 mei 2025 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 29 mei 2025 een geldige machtiging over te leggen. Ook heeft de rechtbank partijen opnieuw laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek op 3 juni 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Voor de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep beoordeelt zij of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Ontvankelijkheid beroep
2.1.
Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
2.2.
Namens belanghebbende is op 13 februari 2024 beroep ingesteld door N.G.A. Voorbach (verbonden aan Fortitudo Legal Concepts B.V.). De rechtbank constateert dat geen geldige machtiging in het dossier zit. De naam van de volmachtgever komt niet overeen met de naam op de naheffingsaanslag. De wet schrijft voor dat de indiener de gelegenheid krijgt om dat verzuim te herstellen. De rechtbank heeft het verzuim op 21 mei 2025 aan gemachtigde voorgelegd. Hierop is geen reactie gekomen. De rechtbank kan hierdoor niet vaststellen dat de gemachtigde bevoegd is om beroep in te stellen. Dit betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.

Conclusie

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is, krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten en krijgt hij ook het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. J.T. Jonker, griffier, op 12 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8:24, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht.