Op 16 juni 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 24/813, waarin belanghebbende beroep aantekende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Hulst. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 193.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing. Belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 177.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van belanghebbende als de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet aan zijn bewijslast had voldaan en dat de waarde van de woning te hoog was vastgesteld. De rechtbank heeft de WOZ-waarde verlaagd tot € 177.000 en de aanslagen dienovereenkomstig verminderd. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan belanghebbende.