ECLI:NL:RBZWB:2025:373

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
C/02/429631 / JE RK 24-2207
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 januari 2025 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, die betrokken is bij de zorg voor de minderjarige. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij haar moeder. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de vader als de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de positieve ontwikkelingen in de communicatie tussen de ouders en de samenwerking met de GI. De vader heeft aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzoekt om een andere GI en de benoeming van een bijzondere curator. De moeder steunt de verlenging en is van mening dat de ondertoezichtstelling op termijn kan worden afgesloten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is, gezien de lopende procedure tussen de vader en de school van de minderjarige, en heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 4 juli 2025. De verzoeken van de vader om een andere GI en de benoeming van een bijzondere curator zijn afgewezen, omdat er geen relevante feiten zijn aangevoerd die deze verzoeken rechtvaardigen.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ouders geprezen voor de stappen die zij hebben gezet in hun communicatie en samenwerking, en benadrukt het belang van een warme overdracht naar het vrijwillige kader.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/429631 / JE RK 24-2207
Datum uitspraak: 13 januari 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
locatie Etten-Leur,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2016 in [geboorteplaats],
hierna te noemen [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze zaak van 27 december 2024 en alle daarin vermelde stukken;
  • het verweerschrift van de vader van 10 januari 2025 met bijlagen.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 27 december 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] ambtshalve verlengd tot 4 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
Aan de orde is het restverzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 4 juli 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. De ouders komen van ver en zijn op de goede weg. Zaken rondom [minderjarige] worden gezamenlijk opgepakt en zij zijn in staat om samen beslissingen te nemen. Beide ouders vullen elkaar aan in de opvoeding. Ze houden zich aan het ouderschapsplan en stemmen eventuele afwijkingen onderling af. [minderjarige] vindt het bij beide ouders leuk, daar is geen reden tot zorgen meer over. Er kan nu worden toegewerkt naar een overdracht naar het vrijwillig kader. Momenteel loopt een zaak vanuit school tegen de vader. De uitkomst van de procedure zou gevolgen kunnen hebben voor [minderjarige]. Er zal mogelijk een andere school voor haar moeten worden gezocht. Om dit proces bij de ouders te volgen is een korte verlenging noodzakelijk. Daarnaast is er tijd nodig om een goede overdracht te maken naar het gemeenteloket. Er kan dan worden gekeken of er een vaste persoon komt die de diverse procedures die vader voert kan monitoren en het belang van [minderjarige] hierin kan waarborgen. De GI ervaart nu een goede samenwerking met de vader. Een warme overdracht is essentieel, mede gezien de ervaringen van de ouders met eerdere instanties. De GI geeft, naar aanleiding van wat de vader naar voren brengt tijdens de zitting, aan dat zij de frustraties van de vader over de communicatie met school snapt, en dat zij hierin meer assertief wil optreden. Een andere gecertificeerde instelling en een bijzondere curator vindt de GI in deze fase van het verloop van de maatregel niet nodig en ook niet gewenst.
4.2.
De vader vertelt dat het contact met de GI op dit moment goed is. Hij geeft aan dat hij in tweestrijd zit, gelet op wat er in het verleden is gebeurd onder leiding van andere jeugdzorgwerkers bij deze GI. De vader geeft aan dat hij met de huidige jeugdzorgwerker een goed contact heeft, maar dat hij hem niet assertief genoeg vindt, al helemaal wat betreft de communicatie richting school. Hierover licht hij toe dat de communicatie van de school met betrekking tot de ontwikkelingen van [minderjarige] via de GI zou lopen, maar dat de school zich hier niet aan heeft gehouden. Daarin heeft de GI ook tekortgeschoten. De vader geeft aan dat hij geen bezwaar heeft tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzoekt dat een andere gecertificeerde instelling de ondertoezichtstelling gaat uitvoeren. Daarnaast verzoekt de vader dat er een bijzondere curator wordt benoemd.
4.3.
De moeder geeft aan dat ze zich kan vinden in de verlenging van de ondertoezichtstelling. Tussen haar en de vader gaat het goed, de afspraken worden goed nagekomen. Zolang de vader bezig is met de zaak met school, is de moeder van mening dat het beter is om de ondertoezichtstelling te laten voortduren. Ze vertelt dat het contact met de GI beperkt is, omdat alles goed loopt. Het contact dat er wél is, ervaart zij als positief. De ondertoezichtstelling kan volgens de moeder op termijn worden afgesloten. Een wijziging van GI en een aanstelling van een bijzondere curator vindt de moeder niet nodig.

5.De nadere beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
5.1.
Op grond van artikel 1:255 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2.
Op grond van artikel 1:260 lid 1 BW kan de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de zitting blijkt de kinderrechter het volgende. In de communicatie tussen de ouders hebben zich in de afgelopen periode positieve veranderingen plaatsgevonden. De kinderrechter complimenteert de beide ouders met de stappen die zij hierin hebben gezet. Op dit moment loopt een zaak tussen de vader en de school van [minderjarige]. De kinderrechter is van mening dat betrokkenheid van de GI voor nu nog nodig is, zodat de GI blijft meekijken bij de procedure tussen de vader en school. Daarnaast is het van belang dat er een warme overdracht naar het vrijwillige kader komt.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat een ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de restperiode van vijf maanden.
Wijziging GI
5.5.
Ingevolge artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling, op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de Raad voor de Kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder.
5.6.
Een vervanging van een gecertificeerde instelling kan onder meer aan de orde zijn als de verhoudingen tussen de gecertificeerde instelling die de ondertoezichtstelling uitvoert en de betrokkenen dermate slecht zijn dat het belang van het kind vereist dat een andere gecertificeerde instelling met het toezicht wordt belast. Hierover heeft de vader geen relevante feiten en omstandigheden aangevoerd. Naar de kinderrechter begrijpt stelt de vader dat hij met voormalige jeugdzorgwerkers van de GI geen goed contact heeft gehad. Het contact met de huidige jeugdzorgwerker vindt hij goed. Dat deze jeugdzorgwerker naar de mening van de vader richting de school van [minderjarige] kennelijk niet assertief genoeg is, is geen omstandigheid die de verzochte vervanging rechtvaardigt. Daarnaast is niet bekend of er een andere gecertificeerde instelling beschikbaar is om de voormelde uitvoering van de ondertoezichtstelling over te nemen. Het verzoek dient reeds op grond van het voorgaande te worden afgewezen. Wellicht ten overvloede oordeelt de kinderrechter dat een andere gecertificeerde instelling niet gewenst is in deze afrondende fase van de ondertoezichtstelling.
Benoeming bijzondere curator
5.7.
Ingevolge artikel 1:250 BW kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De kinderrechter kan dit doen als, in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding of het vermogen van een minderjarige, de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouders of voogd(en) in strijd zijn met die van de minderjarige. De kinderrechter moet derhalve beoordelen of hij die benoeming noodzakelijk acht. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
5.8.
De kinderrechter overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 BW. Op dit moment is er dan ook geen aanleiding om dit verzoek te honoreren. Het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator voor [minderjarige] zal dan ook worden afgewezen.
5.9.
De kinderrechter zal de toewijzende beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
5.10.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 4 februari 2025 tot 4 juli 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst de verzoeken van de vader af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2025 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Krieken als griffier, en schriftelijk vastgesteld op 23 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.