In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 januari 2025 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2016. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd op verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, die betrokken is bij de zorg voor de minderjarige. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij haar moeder. De kinderrechter heeft de procedure met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de vader als de moeder en een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de positieve ontwikkelingen in de communicatie tussen de ouders en de samenwerking met de GI. De vader heeft aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzoekt om een andere GI en de benoeming van een bijzondere curator. De moeder steunt de verlenging en is van mening dat de ondertoezichtstelling op termijn kan worden afgesloten. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling nog steeds noodzakelijk is, gezien de lopende procedure tussen de vader en de school van de minderjarige, en heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 4 juli 2025. De verzoeken van de vader om een andere GI en de benoeming van een bijzondere curator zijn afgewezen, omdat er geen relevante feiten zijn aangevoerd die deze verzoeken rechtvaardigen.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de ouders geprezen voor de stappen die zij hebben gezet in hun communicatie en samenwerking, en benadrukt het belang van een warme overdracht naar het vrijwillige kader.