ECLI:NL:RBZWB:2025:3737

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
407693 / HA ZA 23-157 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontbinding koopovereenkomst boot wegens non-conformiteit

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de koop van een boot. [eiser] heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden, omdat de boot niet voldeed aan de verwachtingen die [gedaagde] had gewekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de deskundige heeft gerapporteerd dat de boot niet veilig kon worden gebruikt vanwege meerdere gebreken, die niet eenvoudig door een particulier konden worden ontdekt. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst, waardoor [eiser] recht heeft op terugbetaling van de koopprijs en schadevergoeding. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld tot terugbetaling van € 37.500,- en andere kosten, waaronder buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het niet nakomen van de terugname van de boot. De rechtbank heeft de kosten van de deskundige vastgesteld en bepaald dat deze door [gedaagde] moeten worden vergoed, met uitzondering van een deel dat ten laste van [eiser] komt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verkopers bij de verkoop van goederen en de rechten van kopers bij non-conformiteit.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/407693 / HA ZA 23-157
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B. Legierse,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.S. Ariëns.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 april 2024
- het deskundigenbericht
- de conclusie na deskundigenbericht met productie van [eiser]
- de akte na deskundigenbericht met productie van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij tussenvonnis van 10 april 2024 heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen en aan de deskundige vragen voorgelegd. De deskundige heeft deze vragen beantwoord in zijn deskundigenbericht.
2.2.
De deskundige heeft op 20 januari 2025 een einddeclaratie naar de rechtbank gestuurd voor een bedrag van € 2.287,93. [gedaagde] heeft tegen de twee posten reiskosten op deze einddeclaratie bezwaar gemaakt. Volgens [gedaagde] lijkt het erop dat de deskundige zijn uurtarief heeft gehanteerd voor de reiskosten in plaats van een kilometervergoeding.
De reactie van de deskundige is als volgt. De deskundige is tweemaal van Schoorl naar Heijningen gereden. Dit is een retourrit van 302 km. Voor beide ritten gaat het om 604 km. In de kostenopgave voor reiskosten staat een bedrag van € 1,10 per km. Inclusief btw zou dit neerkomen op een bedrag van € 728,42. De uiteindelijke factuur is echter aanzienlijk lager dan de theoretische kosten, omdat inspecties zoveel mogelijk worden gecombineerd met andere inspecties en reiskosten dan lager kunnen uitvallen. Er is dus niet gerekend met een uurtarief.
De rechtbank heeft de reactie van de deskundige op 10 februari 2025 naar partijen gestuurd. Partijen hebben hierop geen op- of aanmerkingen gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat de deskundige deze kosten goed heeft toegelicht en het bezwaar niet gegrond is. De rechtbank zal de kosten van de deskundige overeenkomstig zijn einddeclaratie bepalen op een bedrag van € 2.287,93. De griffier van de rechtbank zal conform de beslissing hieronder zorgdragen voor betaling van de deskundige uit de in depot gestorte voorschotbedragen. Het teveel gestorte zal aan [eiser] worden terugbetaald.
2.3.
De deskundige constateert dat met de boot niet veilig kan worden deelgenomen aan het (water)verkeer. De voortstuwingsinstallaties aan bakboord en stuurboord vertonen gebreken en zijn in een matig tot slechte staat van onderhoud. De deskundige somt 11 gebreken op die maken dat met de boot niet veilig kan worden gevaren. De al eerder door Boot-Check geconstateerde gebreken zijn juist en brengen eveneens met zich dat niet veilig met de boot kan worden gevaren. Voor herstel van de gebreken zal een bedrag van € 15.000,- tot € 18.000,- moeten worden gereserveerd. De gebreken hadden gedetecteerd kunnen worden bij een aankoopinspectie door een gekwalificeerd aankoopinspecteur. Voor een particulier zijn de gebreken niet eenvoudig waar te nemen. Voor het onderzoek en de uitkomst daarvan is niet van belang is dat de boot sinds september 2022 niet meer is gebruikt en op de wal heeft gestaan. De deskundige is verder van oordeel dat de facturen die als bijlage bij het rapport van Boot-Check zijn gevoegd duidelijk aangeven dat werkzaamheden door een autoherstelbedrijf zijn uitgevoerd en niet door een gekwalificeerd jachtservicebedrijf met ervaring in de hier toegepaste aandrijving. Voorts duiden de door Inboardshop BV geleverde materialen op reparatie van storing/defecten en niet op normaal onderhoud.
2.4.
Op grond van de bevindingen van de deskundige is de rechtbank van oordeel dat [eiser] de koopovereenkomst terecht buitengerechtelijk heeft ontbonden en dat [gedaagde] de koopprijs moet terugbetalen. Ook moet [gedaagde] de gevorderde schadevergoeding betalen. De rechtbank komt tot dat oordeel op grond van de volgende overwegingen.
2.5.
[gedaagde] heeft in zijn verkoopadvertentie op Marktplaats vermeld dat de boot goed onderhouden was. Echter, volgens de deskundige zijn belangrijke werkzaamheden met betrekking tot een storing of defecten uitgevoerd door een autoherstelbedrijf en niet door een gekwalificeerd jachtservicebedrijf. Dat betekent dat een belangrijk deel van het onderhoud niet deskundig en dus niet goed is uitgevoerd. In de koopovereenkomst staat dat [gedaagde] alles heeft gedaan zo, dat de motoren perfect in orde zijn. Ook heeft hij aan [eiser] medegedeeld dat de boot in goede technische staat verkeert. Uit het rapport van de deskundige volgt dat dit niet zo is. Met de boot kan immers niet veilig worden gevaren en er zijn meerdere gebreken geconstateerd.
[gedaagde] acht het niet begrijpelijk dat alle gebreken de conclusie rechtvaardigen dat er niet veilig met de boot kan worden gevaren. Echter, uit het rapport van de deskundige volgt in elk geval dat de optelsom van de gebreken met zich brengt dat met de boot niet veilig kan worden gevaren. [gedaagde] wijst er op dat de boot ten tijde van de aankoop 32 jaar oud was. Dit is echter niet van belang, gelet op de mededelingen die [gedaagde] over de boot heeft gedaan. Anders dan [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat [eiser] zijn onderzoeksplicht niet heeft geschonden. Vast staat dat [eiser] de boot meerdere keren heeft geïnspecteerd en ermee heeft proefgevaren. De deskundige heeft vastgesteld dat de gebreken niet eenvoudig door een particulier kunnen worden ontdekt. [eiser] had dan ook geen aanleiding nader onderzoek te verrichten vanwege de door [gedaagde] gedane mededelingen over de technische staat van de boot. Op grond van de mededelingen van [gedaagde] en de inhoud van het deskundigenrapport moet worden vastgesteld dat [gedaagde] aan [eiser] een boot heeft geleverd die niet beantwoordt aan de tussen partijen gesloten koopovereenkomst.
2.6.
Dit heeft tot gevolg dat sprake is van een (toerekenbare) tekortkoming van [gedaagde] in de tussen partijen gesloten koopovereenkomst. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een verbintenis geeft de andere partij de bevoegdheid de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming, vanwege haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 BW). Zoals hiervoor al is vastgesteld, kan met de boot niet veilig worden gevaren en heeft de deskundige meerdere gebreken geconstateerd. Volgens de deskundige is met herstel van de gebreken een bedrag van € 15.000 tot € 18.000 gemoeid. Volgens [gedaagde] heeft de deskundige de kosten van het herstel van de gebreken onvoldoende inzichtelijk gemaakt. De deskundige verwijst naar drie offertes van twee bedrijven. Die offertes gaan ten onrechte uit van plaatsing van twee nieuwe heckdrives en twee nieuwe transoms. Volgens een bericht van Top Expertise kunnen de kosten van herstel worden begroot op een bedrag van € 9.410 en is dit redelijk vanwege de ouderdom van de boot.
Echter, ook als dit juist zou zijn – Top Expertise heeft de boot immers niet zelf onderzocht en maakt daarom een voorbehoud – dan geldt nog steeds dat sprake is van meerdere gebreken die slechts tegen een aanzienlijk bedrag kunnen worden hersteld. Er kan dan ook niet worden geoordeeld dat het hier gaat om een tekortkoming van geringe betekenis. De tekortkoming is zodanig, dat deze een algehele ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt.
2.7.
Uit het voorgaande volgt dat [eiser] de koopovereenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft ontbonden. Dit betekent dat de verrichte prestaties ongedaan moeten worden gemaakt. [gedaagde] zal daarom de koopprijs aan [eiser] moeten terugbetalen en [eiser] zal de boot aan [gedaagde] moet terugleveren. De primair gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar. De rechtbank zal [gedaagde] veroordelen tot terugbetaling van de koopprijs en het terugnemen van de boot, waarbij de gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 5.000.
2.8.
[eiser] heeft kosten voor pechhulp, verslepen, winterklaar maken en bergen van de boot gevorderd ter hoogte van € 1.242,72 vermeerderd met € 2.550,- vanaf 1 april 2023. [gedaagde] heeft de grondslag voor deze schade niet betwist en evenmin de hoogte van de gevorderde bedragen. Omdat hierboven is vastgesteld dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] op grond waarvan [gedaagde] (aanvullend) de door [eiser] geleden schade moet vergoeden, zal de rechtbank de gevorderde bedragen toewijzen, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente. Hetzelfde geldt voor de kosten van de keuring door Boot-Check ter hoogte van € 525,-, die zijn aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW
2.9.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoofdvordering valt niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-Integraal 2013, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. [eiser] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [eiser] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. De gevorderde vergoeding is in overeenstemming met het tarief in het Besluit en is om die reden redelijk. Daarom zal een bedrag van € 1.167,68 worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
2.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Wat betreft de kosten van de deskundige stelt [gedaagde] dat voorzienbaar was dat zonder nadere actie van [eiser] de accu van de boot leeg zou zijn omdat de boot twee jaar niet was gebruikt. Hierdoor zijn partijen voor niets naar de haven gegaan met onnodig gemaakte kosten die de deskundige wel in rekening heeft gebracht. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] hierop bedacht had moeten zijn en dat de deskundige hierdoor onnodig een tweede keer reiskosten heeft moeten maken. De reiskosten voor het tweede bezoek van € 277,82 (€ 229,60 vermeerderd met € 48,22 btw) blijven ten laste van [eiser] . De kosten van de deskundige worden daarom voor een bedrag van (€ 2.287,93 – € 277,82) = € 2.010,11 op [gedaagde] afgewenteld.
De proceskosten van [eiser] worden daarom begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,14
- griffierecht
1.301,00
- (deel) kosten deskundige
2.010,11
- salaris advocaat
3.035,00
(2,5 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.653,25
2.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de griffier van de rechtbank zal zorgdragen voor betaling aan de deskundige van zijn einddeclaratie van € 2.287,93 uit de in depot gestorte voorschotbedragen en voor terugbetaling van het restant aan [eiser] ,
3.2.
verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen [eiser] en [gedaagde] rechtsgeldig is ontbonden,
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot het terugnemen van de boot binnen een week na betekening van dit vonnis onder verbeurte van een dwangsom van € 100,- per dag of een gedeelte hiervan dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met dien verstande dat maximaal € 5.000,- aan dwangsommen kan worden verbeurd,
3.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 37.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 15 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.242,72 alsmede een bedrag van € 2.550,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, gerekend vanaf de data van verzuim als uiteengezet in randnummer 53 van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
3.6.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 525,- aan buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 20 december 2022 tot de dag van volledige betaling,
3.7.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.167,68 aan buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder c BW, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
3.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 6.653,25 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,- plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.9.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.10.
verklaart bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.