ECLI:NL:RBZWB:2025:374

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430461 / JE RK 25-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • S. Tempel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in de zaak van het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Roosendaal

Op 13 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, mr. S. Tempel, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2010. De zaak betreft een verzoek van het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Roosendaal om een machtiging te verlenen voor de gesloten plaatsing van de minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 6 januari 2025 een spoedmachtiging verleend voor een periode van twee weken, die inmiddels was verstreken. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2025 zijn de moeder, de vader en vertegenwoordigers van het college gehoord. De moeder heeft ingestemd met de verzoeken van het college, terwijl de vader zijn zorgen over de situatie van [minderjarige] heeft geuit.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] op dat moment in een gesloten groep verbleef en dat er zorgen waren over haar veiligheid en gedrag. De kinderrechter heeft de noodzaak van gesloten jeugdhulp beoordeeld aan de hand van de criteria uit de Jeugdwet. Gezien de ernst van de opgroei- en opvoedingsproblemen en het gebrek aan inzicht van [minderjarige] in haar eigen problematiek, heeft de kinderrechter besloten om de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een periode van drie maanden toe te wijzen. De kinderrechter heeft daarbij benadrukt dat deze beslissing proportioneel is en dat het in het belang van [minderjarige] is om haar de tijd en ruimte te geven om zich te ontwikkelen in een veilige omgeving.

De kinderrechter heeft het resterende deel van het verzoek van het college voor een langere termijn aanhouden, in afwachting van een schriftelijk verslag van het college over het verloop van de maatregel. De beslissing is openbaar uitgesproken en de mogelijkheid tot hoger beroep is aangegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummers: C/02/430459 / JE RK 25-23 (spoedmachtiging gesloten jeugdhulp)
C/02/430461 / JE RK 25-24 (machtiging gesloten jeugdhulp)
Datum uitspraak: 13 januari 2025
(Nadere) beschikking van de kinderrechter over een (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE ROOSENDAAL,
hierna te noemen het college,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2010 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat mr. J. van Rooijen te Tilburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 6 januari 2025 en alle daarin genoemde stukken;
- de instemmende verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper.
1.2.
Op 13 januari 2025 heeft de kinderrechter het resterende verzoek behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig en zijn gehoord:
  • [minderjarige] , die ook apart is gehoord voorafgaand aan de mondelinge behandeling, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader;
- twee vertegenwoordigers van het college.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft op een gesloten groep bij [jeugdzorginstelling] te [plaats] .
2.3.
Bij beschikking van 6 januari 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 6 januari 2025 tot 20 januari 2025. Het overige deel van het verzoek is daarbij aangehouden.

3.De (resterende) verzoeken

C/02/430459 / JE RK 25-23 (spoed)
3.1.
Nu ligt nog ter beoordeling voor het resterende verzoek van het college om een spoedmachtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de resterende duur van twee weken.
C/02/430461 / JE RK 25-24 (regulier)
3.2.
Daarnaast heeft het college verzocht om een aansluitende machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden.
3.3.
Het college heeft bij het verzoek een schriftelijke en door de onafhankelijke gedragswetenschapper ondertekende verklaring overgelegd waaruit blijkt dat de gedragswetenschapper instemt met het verzoek voor de duur van drie maanden.
3.4.
De moeder stemt schriftelijk in met de verzoeken van het college.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van en in aanvulling op het verzoek heeft het college naar voren gebracht dat het zijn beide verzoeken handhaaft. Het reguliere verzoek is voor een periode van zes maanden ingediend, omdat het college heeft gemerkt dat elke drie maanden opnieuw een machtiging aanvragen leidt tot onrust binnen het gezin en spanningen in de samenwerking tussen de ouders, [minderjarige] en het college. Daarnaast is deze periode nodig om [minderjarige] de tijd en ruimte te geven om in te zetten op emotionele veiligheid en verbinding, zodat het haar beter lukt om instructies, regels en afspraken na te komen. Wanneer [minderjarige] , zonder kaders van geslotenheid naar huis zou gaan, is het risico te groot dat zij met haar zelfbepalende gedrag toch weer haar eigen gang gaat. Dit maakt de kans groot dat zij de straat opgaat, er nauwelijks toezicht op haar is en niet bekend is met wie zij optrekt. De zorgen die er waren over haar veiligheid blijven van toepassing. [jeugdzorginstelling] heeft in de vestiging te [woonplaats] per 31 januari 2025 een hybride bed beschikbaar. Een hybride bed houdt in dat [minderjarige] op een open groep verblijft, maar dat bij overtreding van de regels de gedragswetenschapper hieraan consequenties kan verbinden binnen de kaders van een gesloten machtiging. Voor de toeppassing van een hybride bed is daarom een gesloten machtiging vereist, zodat de gedragswetenschapper bevoegd is om bepaalde beslissingen te nemen in het belang van [minderjarige] . Het college benadrukt dat een gesloten plaatsing is verzocht vanuit de zorgen die er zijn over [minderjarige] . Een gesloten setting biedt [minderjarige] rust, structuur en veiligheid en geeft haar de ruimte om zich op een positieve manier te ontwikkelen.
4.2.
[minderjarige] heeft in een apart gesprek met de kinderrechter verteld dat zij op dit moment bij [jeugdzorginstelling] in [plaats] verblijft. Zij geeft aan dat het daar wel goed gaat. [minderjarige] gaat in het weekend naar haar moeder. Haar vader ziet zij dan ook. Het contact met beide ouders is goed. Het heeft haar voorkeur om weer bij haar moeder te gaan wonen. Zij geeft aan dat zij thuis nooit wegliep. [minderjarige] vindt het onnodig om langer gesloten geplaatst te blijven. Ze vertelt dat ze een keer toestemming had gevraagd om buiten de instelling eten te gaan halen, omdat ze het eten op de groep niet lekker vond. Toen is haar die toestemming geweigerd. Ondanks deze weigering is zij toch weggegaan om elders eten te kopen dat zij lekker vond. Vervolgens is zij bij terugkeer gesloten geplaatst. Dat zij gesloten is geplaatst omdat zij elders eten ging halen, is in haar ogen onzin. Zij ziet dat als een straf die niet-proportioneel is.
4.3.
De advocaat van [minderjarige] heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat zes maanden een lange tijd is voor [minderjarige] . Hij wijst erop dat de gedragswetenschapper slechts heeft ingestemd met een gesloten plaatsing voor de duur van drie maanden. Gelet daarop kan op dit moment geen machtiging gesloten jeugdhulp worden verleend voor de verzochte termijn. Er wordt gezien dat er positieve ontwikkelingen zijn. [minderjarige] stelt zich meer open en er is meer ruimte om in gesprek te gaan met haar. Wellicht is er over drie maanden geen verzoek meer nodig. Er wordt ingestemd met de toewijzing van het verzoek voor de duur van drie maanden, het resterende deel van het verzoek ligt voor afwijzing gereed. De advocaat merkt op geen reden te zien om de spoedmachtiging te herroepen.
4.4.
Door de vader is tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij hoopt dat [minderjarige] in [woonplaats] op een goede plek terecht komt en dat zij rust krijgt. Hij geeft aan in te stemmen met de gesloten machtiging, maar hij begrijpt dat de situatie moeilijk is voor [minderjarige] .

5.De (nadere) beoordeling

Spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
5.1.
Bij voornoemde beschikking van 6 januari 2025 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken en iedere verdere beslissing aangehouden. Het resterende deel van het spoedverzoek zal worden afgewezen aangezien de kinderrechter thans tevens zal beslissen op het reguliere verzoek gesloten plaatsing ten aanzien van [minderjarige] .
Reguliere machtiging gesloten jeugdhulp
5.2.
De kinderrechter dient de vraag te beantwoorden of een machtiging gesloten jeugdhulp noodzakelijk is. Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet, kan de kinderrechter slechts een machtiging verlenen om een jeugdige in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven indien naar het oordeel van de kinderrechter:
a. jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren; en
b. de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken;
c. er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
5.3.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt het volgende. Nadat [minderjarige] was weggelopen uit de open setting waar zij verbleef onder een voorwaardelijke machtiging, is besloten deze machtiging ten uitvoer te leggen. Sindsdien verblijft [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. Zij vertoont zelfbepalend gedrag en heeft onvoldoende inzicht in haar eigen problematiek. Daarnaast ervaart zij geen noodzaak voor hulpverlening. De eerdere pogingen om met vrijwillige hulpverlening te werken, zoals dagbesteding en schoolondersteuning, werden afgehouden door [minderjarige] , of konden door haar gedrag niet effectief worden ingezet. De zorgen rondom [minderjarige] zijn nog steeds aanwezig. Op dit moment is terugkeer naar een minder ingrijpende vorm van hulpverlening te vroeg.
5.4.
Sinds [minderjarige] op de gesloten groep verblijft, heeft zij een positieve ontwikkeling laten zien, waarbij zij onder andere meer van haar emoties toont. Het is van belang dat [minderjarige] de komende periode de tijd en de ruimte krijgt om in gesloten setting in te zetten op emotionele veiligheid en verbinding, zodat zij leert om instructies, regels en afspraken na te komen. Per 31 januari 2025 komt een plek bij de voorziening van [jeugdzorginstelling] in [woonplaats] voor een hybride bed voor haar beschikbaar. Op deze groep wordt verlof naar huis opgebouwd, om een positief contact te onderhouden met het gezin. Om ervoor te zorgen dat [minderjarige] weer terug naar huis kan gaan, dient er ook hulpverlening in de thuissituatie te worden ingezet. Ook de ouders dienen handvatten te krijgen om met het gedrag van [minderjarige] om te gaan. De moeder met gezag stemt in met het verzoek. De gedragswetenschapper stemt ook in met het verzoek, zij het beperkt voor een periode van drie maanden.
5.5.
De kinderrechter is van oordeel dat gesloten jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Aan de onder overweging 5.2. genoemde voorwaarden wordt ook voldaan. Het verzoek dient daarom te worden toegewezen als na te melden. Deze toewijzing is proportioneel en passend.
5.6.
Gelet op de in de tijd beperkte instemmende verklaring van de gedragswetenschapper zal de kinderrechter het verzoek voor drie maanden toewijzen en iedere beslissing ten aanzien van het resterende deel aanhouden.
5.7.
De kinderrechter verwacht van het college
uiterlijk een weekdat het voor de hierna te noemen mondelinge behandeling aan hem schriftelijk verslag zal uitbrengen over het verloop van de maatregel. Tevens dient het college zijn standpunt te geven ten aanzien van het resterende deel van het verzoek. Indien dit restverzoek wordt gehandhaafd, dient het college een aanvullende instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper aan de kinderrechter (en aan de belanghebbende moeder) over te leggen.
5.8.
De kinderrechter heeft bij de mondelinge behandeling aan de aanwezigen de datum en tijdstip van de hierna te melden mondelinge behandeling aangezegd. Een schriftelijke oproeping is daarvoor niet meer nodig.
5.9.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
C/02/430459 / JE RK 25-23
6.1.
wijst het resterende deel van het verzoek strekkende tot een spoedmachtiging om [minderjarige] te doen opnemen en verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp af;
C/02/430461 / JE RK 25-24
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 13 januari 2025 tot 13 april 2025;
6.3.
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek van het college aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur]bij de kinderrechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant (kinderrechter mr. S. Tempel) in het gerechtsgebouw aan de Stationslaan 10, 4815 GW Breda, in afwachting van het verslag van het college zoals weergegeven in de beoordeling en het standpunt van het college over het resterend verzoek;
6.4.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2025 door mr. Toekoen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Krieken en mr. Busselaar als griffiers, en op schrift gesteld op 23 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.