ECLI:NL:RBZWB:2025:3742

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
23/9161
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juni 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 7 juli 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende, die op 16 juni 2023 een auto had geparkeerd aan het Burgerijpad te Tilburg. Tijdens een controle werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan, wat leidde tot een naheffingsaanslag van € 56,77, bestaande uit € 3,00 aan belasting en € 53,77 aan kosten.

De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende had in de parkeerapp een verkeerde zone geselecteerd, wat resulteerde in te weinig betaalde parkeerbelasting. De rechtbank stelt vast dat het voor belanghebbende voldoende kenbaar was dat zij niet in de zone 51306 stond, maar in zone 51330, waar een hoger tarief geldt. De rechtbank benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de parkeerder is om zich goed te informeren over de geldende tarieven en zones. Aangezien belanghebbende niet aan deze onderzoeksplicht heeft voldaan, wordt het beroep ongegrond verklaard.

De uitspraak houdt in dat de naheffingsaanslag gehandhaafd blijft en dat belanghebbende geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en partijen geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/9161

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 juli 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] opgelegd (de naheffingsaanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 12 mei 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Feiten

2. Belanghebbende heeft op 16 juni 2023 een auto met [kenteken] geparkeerd aan het Burgerijpad te Tilburg. Tijdens een controle omstreeks 20:20 uur is door middel van een scanauto geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 56,77, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 3,00 en € 53,77 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
3.2.
Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2023 van de gemeente Tilburg (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?
3.3.
Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op 16 juni 2023 geparkeerd stond aan het Burgerijpad te Tilburg en dat deze locatie door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1]
3.4.
Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd omdat zij kon en mocht menen dat zij in de zone met code 51306 geparkeerd stond. Ter onderbouwing voert belanghebbende aan dat de auto geparkeerd stond nabij wegwerkzaamheden en een verwijderde parkeerautomaat. Belanghebbende is vervolgens naar het dichtstbijzijnde bord met zonenummer gelopen en heeft vervolgens het zonenummer dat hierop vermeldt stond, oftewel de zone met code 51306, handmatig in de parkeerapp ingevoerd. Volgens belanghebbende heeft zij daarmee juist voldaan aan haar onderzoeksplicht. Belanghebbende geeft aan dat zij bij een latere controle op de achterzijde van het bord een ander zonenummer heeft zien staan, namelijk zonenummer 51330. Vanuit de door belanghebbende gebruikte parkeerplaats is dit zonenummer niet zichtbaar. Het is onduidelijk welk zonenummer geselecteerd had moeten worden voor de door belanghebbende gebruikte parkeerplaats, aldus belanghebbende.
3.5.
De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet ter discussie staat dat de parkeerbelasting voor de zone waar belanghebbende geparkeerd stond, hoger is dan van de zone welke belanghebbende in de parkeerapp had geselecteerd. In de zone met code 51330 geldt immers enkel een dagtarief van € 16,50, terwijl in zone 51306 tegen een uurtarief van € 3,00 kan worden geparkeerd. Belanghebbende heeft in beginsel dus te weinig parkeerbelasting betaald.
3.6.
Naar het oordeel van de rechtbank was voldoende kenbaar dat belanghebbende niet in de zone 51306 stond geparkeerd, maar in de zone 51330. Uit de door partijen overgelegde foto’s blijkt namelijk dat bij het inrijden van de parkeerzone een bord betaald parkeren staat met daarbij de zone waarbinnen wordt geparkeerd. Aangezien het deel van het Burgerijpad waar belanghebbende geparkeerd stond slechts via één kant ingereden kan worden (vanuit de Noordhoekring (parkeerterrein Tehatex)), is belanghebbende het zonebord met nummer 51330 gepasseerd. De zone waarbinnen geparkeerd wordt begint na het zonebord. Dit betekent dat belanghebbende geparkeerd stond in zone 51330. Vanuit het parkeervak, kijkend in de richting van de Noordhoekring (parkeerterrein Tehatex), is het zonebord 51306 te zien. Dit houdt echter in dat de zone 51306 na dat zonebord begint en dat belanghebbende dus niet in zone 51306 geparkeerd stond.
Volgens vaste jurisprudentie rust op een parkeerder de onderzoeksplicht om zich voorafgaand aan het parkeren zo goed mogelijk te informeren of de ter plaatse gelden belastingplicht. Naar het oordeel van de rechtbank valt onder deze onderzoeksplicht ook de verantwoordelijkheid van de parkeerder om uit te zoeken in welke zone is geparkeerd en om de juiste zone in een parkeerapp te selecteren. De omstandigheid dat belanghebbende door de verkeerde zone te selecteren te weinig parkeerbelasting heeft voldaan, komt voor zijn rekening en risico. Hoewel de rechtbank niet twijfelt aan de goede intenties van belanghebbende, kan zijn standpunt niet leiden tot vernietiging van de naheffingsaanslag. Voorgaande betekent dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd blijft. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van F. de Jong, griffier, op 18 juni 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8 van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2023, Gemeenteblad 2022 nr. 526809 en artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit Betaald parkeren 2023-1, Gemeenteblad 2023 nr. 35523.