Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
(gemachtigde: [gemachtigde])
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juni 2025, wordt het verzoek van de verzoeker om veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten beoordeeld. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 16 mei 2024, waarin zijn bezwaar niet-ontvankelijk was verklaard. Na de intrekking van het beroep, omdat de heffingsambtenaar het bezwaar alsnog in behandeling had genomen, verzocht de verzoeker om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar er is geen reactie ontvangen. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en oordeelt dat de heffingsambtenaar geheel tegemoet is gekomen aan de verzoeker door het bezwaar alsnog in behandeling te nemen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toe en kent een vergoeding van € 907,- toe aan de verzoeker, omdat de gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast moet de heffingsambtenaar het door verzoeker betaalde griffierecht van € 51,- vergoeden, wat reeds is toegezegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.